NL1031214C2

NL1031214C2 - Wandelwagen.

Info

Publication number: NL1031214C2
Application number: NL1031214A
Authority: NL
Inventors: John Gert Til Van Dijk
Original assignee: Maxi Miliaan Bv
Priority date: 2006-02-22
Filing date: 2006-02-22
Publication date: 2007-08-24
Also published as: CN101460351B; EP1986908B1; CN101460351A; US20090115151A1; EP1986908A2; ES2458496T3; WO2007097613A3; WO2007097613A2

Description

Wandelwagen

De uitvinding heeft betrekking op een wandelwagen omvattende een opvouwbaar frame dat ten minste is voorzien van: 5 - een eerste framedeel dat is voorzien van ten minste een voorwiel, - een tweede framedeel dat is voorzien van ten minste een achterwiel, waarbij het tweede framedeel aan een van het achterwiel afgekeerde zijde via een eerste zwenkas zwenkbaar is gekoppeld met een van het voorwiel afgekeerde zijde van het eerste framedeel, 10 - een derde framedeel dat een handvat omvat, welk frame verder is voorzien van: - ten minste een eerste zwenkarm die met een eerste zijde via een tweede zwenkas zwenkbaar is verbonden met een van het handvat afgekeerde zijde van het derde framedeel en met een van de eerste zijde afgekeerde tweede zijde 15 tussen het achterwiel en de eerste zwenkas zwenkbaar via een derde zwenkas is verbonden met het tweede framedeel, - ten minste een tweede zwenkarm die met een eerste zijde tussen de tweede zwenkas en het handvat zwenkbaar is verbonden met het derde framedeel en met een van de eerste zijde afgekeerde tweede zijde nabij de eerste 20 zwenkas scharnierbaar is verbonden met het eerste en het tweede framedeel, waarbij in een ingeklapte positie van de wandelwagen het derde framedeel aan een van het eerste framedeel afgekeerde zijde van het tweede framedeel is gelegen.

Bij een dergelijke uit de Amerikaanse US-A-5.622.377 bekende wandelwagen is de eerste zwenkarm aan een van de tweede zwenkas afgekeerde 25 zijde van de derde zwenkas zwenkbaar gekoppeld met een stang die aan een van de eerste zwenkarm afgekeerde zijde zwenkbaar is gekoppeld met het eerste framedeel. Door deze koppeling worden gedurende een eerste fase van het inklappen de voorwielen en achterwielen niet naar elkaar toe verplaatst, terwijl in een tweede fase van het inklappen de achterwielen en voorwielen wel naar elkaar 30 toe worden verplaatst. Een nadeel van deze wandelwagen is dat alle bewegingen van het opvouwbare frame afhankelijk zijn van de verplaatsing van de eerste zwenkarm. De uitvinding beoogt een wandelwagen te verschaffen waarbij het relatief dicht naar elkaar toe verplaatsen van de voor- en achterwielen onafhankelijk is van de eerste zwenkarm, welke wandelwagen bovendien relatief compact op te 1031214 2 vouwen is.

Dit doel wordt bij de wandelwagen volgens de uitvinding bereikt doordat het frame verder is voorzien van een opvouwbaar vierde framedeel, dat met een eerste zijde tussen het voorwiel en de eerste zwenkas via een zwenkas 5 zwenkbaar is gekoppeld met het eerste framedeel, welk vierde framedeel met een van de eerste zijde afgekeerde tweede zijde tussen de tweede en de derde zwenkas zwenkbaar via een zwenkas is gekoppeld met de eerste zwenkarm, waarbij bij een ingeklapt vierde framedeel het voorwiel dichter nabij het achterwiel is gelegen dan bij een uitgeklapt vierde framedeel.

10 Het vierde uitgeklapte framedeel zorgt een stabiele verbinding tussen het eerste en het tweede framedeel. Doordat bovendien het vierde framedeel via de eerste zwenkarm met het derde framedeel is verbonden, wordt een stevige onderlinge verbinding tussen alle framedelen verkregen. Een gebruiker bepaalt zelf het tijdstip waarop hij het vierde framedeel wenst samen te klappen. Tot het tijdstip 15 waarop het vierde framedeel wordt samengeklapt bevinden de voorwielen en achterwielen zich bijvoorbeeld op een zodanige afstand dat de wandelwagen in de gedeeltelijk opgevouwen toestand op de voor- en achterwielen kan staan.

Het eerste framedeel ondervindt geen hinder van het derde framedeel aangezien dit derde framedeel bij een ingeklapte wandelwagen aan een van het eerste framedeel 20 afgekeerde zijde van het tweede framedeel is gelegen.

Bij een uitgeklapte wandelwagen strekt het derde framedeel zich bij voorkeur in het verlengde van het eerste framedeel uit.

Opgemerkt wordt dat bij een dergelijke uit het Duitse gebruiksmodel DE-U1-202.20.024 bekende wandelwagen het eerste framedeel twee zich vanaf een 25 voorwiel uitstrekkende stangen omvat die aan van het voorwiel afgekeerde zijde scharnierbaar zijn verbonden met het tweede framedeel. Het tweede framedeel omvat eveneens twee stangen die aan een van het eerste framedeel afgekeerde zijde door een dwarsstang zijn verbonden. Het tweede framedeel is voorzien van twee achter-wielen. Het tweede framedeel is via twee eerste zwenkassen gekoppeld 30 met het eerste framedeel. Het derde framedeel omvat twee zich evenwijdig uitstrekkende stangen die via een handvat vormende duwbeugel met elkaar zijn verbonden. Elke stang van het derde framedeel is via een parallellogrammechanisme verbonden met een stang van het eerste framedeel. Met behulp van de parallellogrammechanismen is het derde framedeel verplaatsbaar 3 vanuit een in het verlengde van het eerste framedeel gelegen positie naar een nagenoeg op de stangen van het eerste framedeel gelegen positie.

Aan of tussen het eerste framedeel is gebruikelijk een zit- of liggedeelte voor een met de wandelwagen te vervoeren kind bevestigbaar. Bij de op 5 zich bekende wandelwagen is het risico aanwezig dat bij het positioneren van het derde framedeel op het eerste framedeel, het derde framedeel en het zit-/liggedeelte van de wandelwagen elkaar hinderen. Indien bij een botsing met bijvoorbeeld een stoeprand het derde framedeel ongewenst losraakt, wordt het derde framedeel in de richting van het in de wandelwagen zittend kind verplaatst en 10 bestaat het risico dat het kind gewond raakt.

Een uitvoeringvorm van de wandelwagen volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat bij een uitgeklapte positie van de wandelwagen de tweede zwenkarm ten minste gedeeltelijk in het verlengde van het eerste en derde framedeel is gelegen.

15 Op deze wijze vormt de tweede zwenkarm nagenoeg een geheel met het eerste en het derde framedeel, waardoor de wandelwagen geen ongewenst uitstekende delen omvat.

Een andere uitvoeringsvorm van de wandelwagen volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het frame vergrendelbaar is in een uitgeklapte 20 positie.

Op deze wijze wordt voorkomen dat het frame onverwachts en ongewenst van de uitgeklapte positie naar de ingeklapte positie kan verplaatsen.

Weer een andere uitvoeringsvorm van de wandelwagen volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de wandelwagen is voorzien van twee zich 25 evenwijdig aan elkaar uitstrekkende eerste en/of tweede zwenkarmen, die aan weerszijden van het frame zijn gelegen.

Door aan weerszijden van het frame zwenkarmen op te stellen, wordt een stabiel frame verkregen.

Een nog verdere uitvoeringsvorm van de wandelwagen volgens de 30 uitvinding wordt gekenmerkt doordat het vierde framedeel vergrendelbaar is in de uitgeklapte positie.

Op deze wijze wordt een ongewenste inklapping van het vierde deel op eenvoudige wijze voorkomen. Bij het inklappen van de wandelwagen dient zowel het vierde framedeel alsmede de vergrendeling tussen het eerste, tweede en derde 4 framedeel te worden ontgrendeld. Bij voorkeur wordt hierbij eerst de vergrendeling tussen het eerste, tweede en derde framedeel ontgrendeld, waardoor het vierde framedeel in staat wordt gesteld om in te klappen.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de 5 tekeningen waarin: fig. 1A en 1B een perspectivisch en vooraanzicht van een wandelwagen volgens de uitvinding tonen, fig. 2A-2D diverse zijaanzichten tonen van het inklappen van de in fig. 1A-1B weergegeven wandelwagen volgens de uitvinding, 10 fig. 3A-3C zijaanzichten tonen van de wandelwagen volgens de uitvinding tijdens het inklappen van het vierde framedeel, fig. 4A een perspectivisch aanzicht toont van de in fig. 2C weergegeven wandelwagen, fig. 4B een detail toont van de in fig. 4A weergegeven 15 wandelwagen, fig. 5A een perspectivisch aanzicht toont van de in fig. 2B weergegeven wandelwagen, fig. 5B een detail van de in fig. 5A weergegeven wandelwagen toont,

20 fig. 6A een perspectivisch aanzicht toont van de in fig. 2A

weergegeven wandelwagen, fig. 6B een detail van de in fig. 6A weergegeven wandelwagen toont, fig. 7A een zijaanzicht van de wandelwagen volgens de uitvinding 25 toont in een gedeeltelijk uitgeklapte positie, fig. 7B een detail van de in fig. 7A weergegeven wandelwagen toont, fig. 7C een zijaanzicht van de uitgeklapte wandelwagen volgens de uitvinding toont, 30 fig. 7D een detail van de in fig. 7C weergegeven wandelwagen toont.

In de figuren zijn overeenkomende onderdelen voorzien van eenzelfde verwijzingscijfer.

Fig. 1A-1B tonen een wandelwagen 1 volgens de uitvinding die is 5 voorzien van een V-vormig eerste framedeel 2 dat twee zich vanaf een koppelstuk 3 uitstrekkende stangen 4 omvat alsmede een door het koppeldeel 3 ondersteund voorwiel 5.

De wandelwagen 1 omvat verder een tweede framedeel 6 dat twee 5 zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende stangen 7 omvat die onderling zijn verbonden door middel van een dwarsstang 8. Nabij uiteinden van de dwarsstang 8 zijn achterwielen 9 voorzien. De stangen 7 van het tweede framedeel 6 zijn elk zwenkbaar om een eerste zwenkas 10 verbonden met een koppelstuk 11 dat is bevestigd op van het voorwiel 5 afgekeerde uiteinden van de stangen 4 van het 10 eerste framedeel 2.

De wandelwagen 1 omvat verder een derde framedeel 12 dat twee zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende stangen 13 omvat die onderling door een U-vormige beugel 14 met elkaar zijn verbonden. De U-vormige beugel 14 vormt een handvat waarmee de wandelwagen 1 vooruit kan worden geduwd. Van het 15 handvat 14 afgekeerde uiteinden van de stangen 13 zijn via tweede zwenkassen 15 zwenkbaar gekoppeld met eerste zwenkarmen 16. De eerste zwenkarmen 16 strekken zich evenwijdig aan elkaar uit. De eerste zwenkarmen 16 zijn aan van de tweede zwenkassen 15 afgekeerde uiteinden via derde zwenkassen 17 zwenkbaar verbonden met stangen 7 van het tweede framedeel 6.

20 De stangen 13 van het derde framedeel 12 zijn verder via zwenkassen 18 zwenkbaar verbonden met tweede zwenkarmen 19. De tweede zwenkarmen 19 zijn aan van de zwenkassen 18 afgekeerde zijde zwenkbaar via zwenkassen 20 verbonden met de koppelstukken 11.

De wandelwagen 1 is verder voorzien van een vierde framedeel 21 25 dat met een eerste zijde via zwenkassen 22 zwenkbaar is verbonden met stangen 4 van het eerste framedeel 2 en met een van de eerste zijde afgekeerde tweede zijde zwenkbaar via zwenkassen 23 is verbonden met de eerste zwenkarmen 16. De zwenkassen 23 zijn tussen de tweede en derde zwenkassen 15, 17 op zijarmen 16' van de zwenkarmen 16 gelegen. Tussen de zwenkassen 22 en 23 is het vierde 30 framedeel opvouwbaar via zwenkassen 24.

Bij de in fig. 1A-1B weergegeven uitgevouwen positie van de wandelwagen 1 strekken de tweede zwenkarmen 16 zich nagenoeg evenwijdig aan de stangen 7 van het tweede framedeel 6 uit.

Aan de koppelstukken 11 en/of de stangen 4 kan op een op zich 6 bekende wijze een kinderzitje of reiswieg worden bevestigd.

Indien men de wandelwagen 1 wenst in te klappen om deze compacter te kunnen vervoeren, worden de vergrendelingen ontgrendeld waarna een gebruiker het derde framedeel 12 vanuit de in fig. 2A weergegeven positie in de 5 door pijl P1 aangegeven richting duwt ten gevolge waarvan de zwenkarmen 16, 19 om de betreffende zwenkassen 17, 20 gezwenkt naar de in fig. 2B weergegeven positie. Vervolgens kan de gebruiker het derde framedeel 12 in de door pijl P3 aangegeven richting naar de in fig. 2C weergegeven positie verplaatsen. Hierbij is het derde framedeel 12 aan een van het eerste framedeel 2 afgekeerde zijde van 10 het tweede framedeel 6 gelegen.

Om de wandelwagen 1 nog verder te kunnen inklappen, wordt vervolgens het vierde framedeel 21 om de zwenkassen 24 gevouwen, waardoor het eerste framedeel 2 in de richting van het tweede framedeel 6 kan worden verplaatst (zie fig. 2D).

15 Indien men de wandelwagen 1 weer wenst uit te klappen, pakt de gebruiker het derde framedeel 12 bij het handvat 14 beet en verplaatst dit in een van de wielen 19, 5 afgekeerde richting. Het vierde framedeel 21 zal hierbij de in fig. 2A-2C weergegeven gestrekte positie innemen. Het derde framedeel 12 wordt net zo lang verplaatst totdat het derde framedeel 12 zich nagenoeg evenwijdig aan het 20 eerste framedeel 2 uitstrekt. Zodra het derde framedeel 12 de in fig. 2A weergegeven positie heeft ingenomen, wordt het derde framedeel 12 automatisch in deze positie vergrendeld.

Fig. 3A-3C tonen het inklappen van het vierde framedeel 21 waarbij duidelijk zichtbaar is dat door het “opvouwen” van het vierde framedeel 21, het 25 eerste framedeel 2 dichter naar het tweede framedeel toe wordt verplaatst.

Fig. 4A-6B tonen het uitklappen van de wandelwagen volgens de uitvinding alsmede enkele details daarvan.

Zoals duidelijk zichtbaar in fig. 4A en 4B is de zijarm 16' van de zwenkarm 16 voorzien van een zich dwars daarop uitstrekkend plaatdeel 25 dat zich 30 uitstrekt boven een eerste deel 26 van het vierde framedeel 21. Het eerste deel 26 is via zwenkassen 24 scharnierbaar verbonden met een tweede deel 27 dat met van het eerste deel 26 afgekeerde uiteinden scharnierbaar om zwenkassen 22 met het eerste framedeel 2 is verbonden.

Voor het uitklappen van de wandelwagen 1 wordt het eerste 7 framedeel 2 in de door pijl P4 aangegeven richting gezwenkt. Hierbij worden ook de zwenkarmen 16 in de door pijl P4 aangegeven richting gezwenkt, waarbij het daarmee verbonden plaatdeel 25 onder het eerste deel 26 van het vierde framedeel 21 komt te liggen (zie fig. 5B). Door het vanuit de in fig. 5A en 5B weergegeven 5 stand nog verder zwenken van het eerste framedeel 2 in de door pijl P4 aangegeven richting, komt het plaatdeel 25 in aanraking met het eerste deel 26 van het vierde framedeel 21 waarbij door het plaatdeel 25 het eerste deel 26 in een aan pijl P4 tegengestelde, door pijl P5 aangegeven richting wordt gezwenkt, totdat het in het verlengde ligt van het tweede deel 27 van het vierde framedeel 21. Het plaatdeel 25 10 dient er derhalve voor om het eerste deel 25 van het vierde framedeel 21 in de gewenste stand te brengen maar dient er verder voor om het inklappen van het vierde framedeel, waarbij het eerste deel 25 in een aan pijl P5 tegengestelde richting zou moeten zwenken, tegen te houden.

Het fixeren van de wandelwagen in de in fig. 6A weergegeven 15 positie kan op diverse wijzen geschieden. Een wijze is weergegeven in de figuren 7A-7D waarbij het derde framedeel 12 aan elk van de van het handvat 14 afgekeerde zijden is voorzien van een tegen veerkracht van een veer 28 in verplaatsbaar blok 29 dat is voorzien van een afgeschuind gedeelte 30. De gedeeltes 30 passen onder veerkracht in open uiteinden 31 van de stangen 4 van 20 het eerste framedeel 2.

Bij het uitvouwen van het frame geraakt het afgeschuinde gedeelte 30 tegen de buis 4 aan waarbij het blok 29 tegen veerkracht van de veer 28 in in de buis 13 wordt gedrukt. Zodra de buis 13 in het verlengde van de buis 4 is gelegen, wordt het blok 29 onder invloed van de veer 28 in de buis 4 gedrukt (zie 25 fig. 7D) waardoor het eerste framedeel 2 en het derde framedeel 12 stevig met elkaar zijn gekoppeld. In deze positie is tevens het plaatdeel 25 in de in fig. 6B weergegeven positie gelegen zodat ook het inklappen van het vierde framedeel op eenvoudige wijze wordt verhinderd.

Indien een gebruiker de wandelwagen 1 wenst in te klappen, 30 worden de via de buitenzijde van de buizen 13 toegankelijke blokken 29 tegen veerkracht van de veren 28 in in de door pijl P6 aangegeven richting geschoven waardoor de afgeschuinde gedeeltes 30 uit de buizen 4 geraken. Vervolgens kan het derde framedeel 12 op de in fig. 2A-2D aangegeven wijze worden verplaatst. Voor het inklappen van het vierde framedeel 21 pakt de gebruiker een met het 8 tweede deel 27 verbonden knop 32 beet, zodat het eerste deel 26 en het tweede deel 27 naar elkaar toe worden verplaatst (zie fig. 2D, 3C).

Het is ook mogelijk om het vierde deel telescopisch uit te voeren waarbij de het vierde framedeel vormende elementen in en uit elkaar kunnen worden 5 geschoven. Het is ook mogelijk dat bij het invouwen van het vierde framedeel het scharnierpunt 24 in een neerwaartse in plaats van opwaartse richting wordt verplaatst.

1031214

Claims

1. Wandelwagen (1) omvattende een opvouwbaar frame dat ten minste is voorzien van: 5. een eerste framedeel (2) dat is voorzien van ten minste een voorwiel (5), - een tweede framedeel (6) dat is voorzien van ten minste een achterwiel (9), waarbij het tweede framedeel (6) aan een van het achterwiel (9) afgekeerde zijde via een eerste zwenkas (10) zwenkbaar is gekoppeld met een van 10 het voorwiel (5) afgekeerde zijde van het eerste framedeel (2), - een derde framedeel (12) dat een handvat (14) omvat, welk frame verder is voorzien van: - ten minste een eerste zwenkarm (16) die met een eerste zijde via een tweede zwenkas (15) zwenkbaar is verbonden met een van het handvat (14) 15 afgekeerde zijde van het derde framedeel (12) en met een van de eerste zijde afgekeerde tweede zijde tussen het achterwiel (9) en de eerste zwenkas (10) zwenkbaar via een derde zwenkas (17) is verbonden met het tweede framedeel (6), - ten minste een tweede zwenkarm (19) die met een eerste zijde tussen de tweede zwenkas (15) en het handvat (14) zwenkbaar is verbonden met 20 het derde framedeel (12) en met een van de eerste zijde afgekeerde tweede zijde nabij de eerste zwenkas (10) schamierbaar is verbonden met het eerste en het tweede framedeel (2, 6), waarbij in een ingeklapte positie van de wandelwagen (1) het derde framedeel (12) aan een van het eerste framedeel (2) afgekeerde zijde van het tweede framedeel (6) is gelegen, met het kenmerk, dat het frame verder is 25 voorzien van een opvouwbaar vierde framedeel (21), dat met een eerste zijde (22) tussen het voorwiel (5) en de eerste zwenkas (10) via een zwenkas (22) zwenkbaar is gekoppeld met het eerste framedeel (2), welk vierde framedeel (21) met een van de eerste zijde afgekeerde tweede zijde tussen de tweede en de derde zwenkas (15, 17. zwenkbaar via een zwenkas (23) is gekoppeld met de eerste zwenkarm (16), 30 waarbij bij een ingeklapt vierde framedeel (21) het voorwiel dichter nabij het achterwiel (9) is gelegen dan bij een uitgeklapt vierde framedeel (21).

2. Wandelwagen volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat bij een uitgeklapte positie van de wandelwagen de tweede zwenkarm ten minste gedeeltelijk in het verlengde van het eerste en derde framedeel is gelegen. 1031214

3. Wandelwagen volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het frame vergrendelbaar is in een uitgeklapte positie.

4. Wandelwagen volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de wandelwagen is voorzien van twee, zich evenwijdig aan elkaar 5 uitstrekkende eerste zwenkarmen, die aan weerszijden van het frame zijn gelegen.

5. Wandelwagen volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de wandelwagen is voorzien van twee, zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende tweede zwenkarmen, die aan weerszijden van het frame zijn gelegen.

6. Wandelwagen volgens een der voorgaande conclusies, met het 10 kenmerk, dat het vierde framedeei vergrendelbaar is in de uitgeklapte positie. 1031214