NL1012703C2 - Werkwijze en inrichting voor het bewerken van een gevogeltepoot. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het bewerken van een gevogeltepoot. Download PDF

Info

Publication number
NL1012703C2
NL1012703C2 NL1012703A NL1012703A NL1012703C2 NL 1012703 C2 NL1012703 C2 NL 1012703C2 NL 1012703 A NL1012703 A NL 1012703A NL 1012703 A NL1012703 A NL 1012703A NL 1012703 C2 NL1012703 C2 NL 1012703C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
leg
drumstick
incision
bone
joint
Prior art date
Application number
NL1012703A
Other languages
English (en)
Inventor
Petrus Christianus Hen Janssen
Adrianus Josephes V Nieuwelaar
Hein Annema
Franciscus Albertus Gerar Hurk
Original Assignee
Stork Pmt
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from NL1011736A external-priority patent/NL1011736C1/nl
Application filed by Stork Pmt filed Critical Stork Pmt
Priority to NL1012703A priority Critical patent/NL1012703C2/nl
Priority to ES00915593T priority patent/ES2223488T3/es
Priority to PCT/NL2000/000224 priority patent/WO2000059311A2/en
Priority to JP2000608888A priority patent/JP4543405B2/ja
Priority to DK00915593T priority patent/DK1164857T3/da
Priority to AT00915593T priority patent/ATE274307T1/de
Priority to BRPI0009579-6A priority patent/BR0009579B1/pt
Priority to EP00915593A priority patent/EP1164857B1/en
Priority to DE2000613263 priority patent/DE60013263T2/de
Publication of NL1012703C2 publication Critical patent/NL1012703C2/nl
Application granted granted Critical
Priority to US09/971,501 priority patent/US20020090903A1/en
Priority to US10/393,705 priority patent/US7059954B2/en

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A22BUTCHERING; MEAT TREATMENT; PROCESSING POULTRY OR FISH
    • A22CPROCESSING MEAT, POULTRY, OR FISH
    • A22C21/00Processing poultry
    • A22C21/0092Skinning poultry or parts of poultry
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A22BUTCHERING; MEAT TREATMENT; PROCESSING POULTRY OR FISH
    • A22CPROCESSING MEAT, POULTRY, OR FISH
    • A22C21/00Processing poultry
    • A22C21/0069Deboning poultry or parts of poultry
    • A22C21/0076Deboning poultry legs and drumsticks

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Wood Science & Technology (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Food Science & Technology (AREA)
  • Processing Of Meat And Fish (AREA)
  • Peptides Or Proteins (AREA)
  • Housing For Livestock And Birds (AREA)
  • Catching Or Destruction (AREA)

Description

Korte aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het bewerken van een gevogeltepoot.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting voor het bewerken van een aan een drager hangende gevogeltepoot, welke tenminste een drumstick omvat, waarbij de bewerkingen worden uitgevoerd: door middel van ten minste een dwars -5 insnijding insnijden van de drumstick in hoofdzaak rondom de drumstick nabij het tarsaalgewricht; en althans gedeeltelijk separeren van een deel van de poot dat de ten minste ene insnijding omvat.
In het navolgende wordt onder het insnijden van de drum-10 stick rondom de drumstick nabij het tarsaalgewricht verstaan het door ten minste een insnijding verbreken van weefselver-bindingen (vel-, pees- en/of vleesverbindingen) in het voornoemde gebied. Indien sprake is van een enkele insnijding, dan kunnen het begin en het einde van de insnijding al dan niet 15 samenvallen, op afstand van elkaar liggen of elkaar overlappen. Indien sprake is van een aantal insnijdingen, dan kan het begin of einde van een eerste insnijding samenvallen met het begin of einde van een tweede insnijding, op afstand daarvan liggen of dit overlappen.
20 Zoals gebruikelijk in het vakgebied, wordt onder de drum stick het gedeelte van de poot verstaan dat zich uitstrekt van het kniegewricht naar het tarsaalgewricht.
Een werkwijze en inrichting als voornoemd zijn bekend uit NL-A-9301238, waarin het verwijderen van bot uit vlees van een 25 gehele gevogeltepoot is beschreven. Daarbij wordt de omgeving van het tarsaalgewricht vastgeklemd, en wordt nabij het tarsaalgewricht rondom de drumstick een zodanige insnijding aangebracht, dat het bot wordt bereikt. In een volgende bewerking wordt het zich op de drumstick bevindende vlees uiteenge-30 trokken of met behulp van een af stri jkmechanisme van het drumstickbot afgestreken. Na het doorsnijden van een drumstick-pees nabij het kniegewricht wordt het vlees verder in de omgeving van het kniegewricht afgestreken, waarna een dijpees nabij het kniegewricht wordt doorgesneden. Vervolgens wordt het 35 dijvlees van het dijbot afgestreken, en van de poot gesepareerd .
1012703 - 2 -
De bekende bewerking van het verwijderen van bot uit vlees van een gehele gevogeltepoot vindt plaats in een botverwijde-ringsinrichting met een aantal bewerkingsstations, in elk waarvan ten minste een van de onderscheiden bewerkingen aan de 5 poot wordt uitgevoerd. De poten worden los liggend op een transporteur toegevoerd aan een tafel en door een bedienings-persoon in een spankopmechanisme opgehangen. De spankop kan over de tafel bewegen, waarbij deze achtereenvolgens tussen de verschillende zich boven de tafel bevindende bewerkingsstations 10 wordt verplaatst. Tijdens de bewerking in elk bewerkingsstation is de spankop stationair, en worden snij- en vleesafstrijkwerk- tuigen naar en van de poot bewogen. Het aldus verkregen, van het bot gesepareerde vlees wordt met een tweede transporteur afgevoerd.
15 Een bezwaar van de bekende botverwi jdering is dat de daartoe voorziene bewerkingen plaatsvinden in een op zichzelf staande botverwijderingsinrichting, waaraan losse poten in willekeurige oriëntatie moeten worden toegevoerd. Aangezien de poten zich in het algemeen voorafgaand aan de botverwijdering 20 in een transporteur van een slachtlijn bevinden die ook in eerdere bewerkingen, zoals het halveren van de romp van de vogel en het scheiden van de poten van de romp van de vogel, wordt gebruikt, vergt het overbrengen van de poten van deze transporteur naar de transporteur van de botverwijderingsin-25 richting bepaalde logistieke voorzieningen, en vergt het ophangen van de poten in de spankopmechanismen van de botverwi jderingsinrichting de inzet van minimaal één bedieningsper-soon, welke omstandigheden kostenverhogend zijn en de betrouwbaarheid van het botverwijderingsproces verminderen.
30 De uitvinding beoogt de voornoemde bezwaren weg te nemen, en verschaft daartoe een werkwijze voor het bewerken van een gevogeltepoot volgens de aanhef van deze beschrijving, welke daardoor is gekenmerkt, dat de drager van de gevogeltepoot wordt voortbewogen tijdens het insnijden van de drumstick 35 rondom de drumstick nabij het tarsaalgewricht. Deze maatregel verschaft de mogelijkheid, een ontvelbewerking of een botver-wijdering in dezelfde slachtlijn uit te voeren als andere aan de vogel uitgevoerde deelbewerkingen, waarbij de noodzaak tot het toevoeren van losse poten aan een op zichzelf staande 40 inrichting vervalt. De voor het aanbrengen van de insnijding 1012703 - 3 - vereiste relatieve beweging tussen de poot en een insnijdings-middel wordt verkregen door de poot te bewegen ten opzichte van een of meer in hoofdzaak stationair opgestelde insnijdingsmid-delen, zoals messen, waterstralen of dergelijke, in plaats van 5 de insnijdingsmiddelen te bewegen ten opzichte van een in hoofdzaak stationaire poot volgens de stand van de techniek.
Een inrichting volgens de uitvinding voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding omvat: een transporteur met een drager voor het dragen van de poot aan het tarsaalge-10 wricht daarvan; dwarsinsnijdingsmiddelen voor het door middel van ten minste een dwarsinsnijding insnijden van de drumstick in hoofdzaak rondom de drumstick nabij het tarsaalgewricht; en separatiemiddelen voor het althans gedeeltelijk separeren van een deel van de poot dat de ten minste ene insnijding omvat, en 15 is daardoor gekenmerkt, dat de transporteur en de dwarsinsnij-dingsmiddelen zijn ingericht voor het insnijden tijdens transport van de poot langs een transportbaan in een transportrich-ting.
Met de werkwijze en de inrichting volgens de uitvinding 20 kunnen bij toepassing van technisch weinig complexe middelen hoge verwerkingssnelheden worden verkregen.
In het algemeen zal een bewerking aan een gevogeltepoot zowel een ontvelbewerking als een ontbeenbewerking omvatten. De volgorde waarin deze bewerkingen plaatsvinden, is in principe 25 willekeurig te kiezen. De voorkeur wordt overigens gegeven aan ontvellen voorafgaand aan ontbenen, aangezien dan - in tegenstelling tot de omgekeerde volgorde - tijdens het ontvellen het onderliggende vlees nog met de botdelen in de poot verbonden is, en derhalve het risico op vervorming van het vlees en 30 verlies van vlees als gevolg van het ontvellen minimaal is. Daarnaast kunnen voor verschillende delen van de poot verschillende bewerkingsvolgorden worden aangehouden: het is bijvoorbeeld mogelijk eerst een dijbot en/of knieschijf te verwijderen, en vervolgens pas de drumstick te ontvellen en te ontbe-35 nen.
In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt een dwarsinsnijding uitgevoerd vanaf een zijde van de poot in tegengestelde om-treksrichtingen naar een tegenoverliggende zijde van de poot. Hierbij is het risico dat het in te snijden weefsel, zoals het 40 vel, vlees en/of pezen, door het aanbrengen van de insnijdingen 1012703 - 4 - op ongewenste wijze wordt verplaatst, minimaal.
Volgens de uitvinding omvat een inrichting voor het afhankelijk van de gekozen insnijdiepte insnijden van het vel, vlees en/of pezen rondom de drumstick dwarsinsnijdingsmiddelen 5 met twee aan weerskanten van de transportbaan opgestelde, bij voorkeur van convexe snijranden voorziene messen welke in en uit de transportbaan kunnen bewegen. Bij voorkeur zijn de messen elk rond een in hoofdzaak verticaal georiënteerde as scharnierbaar, meer in het bijzonder vanuit een positie waarin 10 de messen zich in de transportbaan van de poot bevinden naar een meer buitenwaarts gelegen positie waarnaar zij tegen een terugstelkracht in bewogen kunnen worden. In een dergelijke inrichting loopt een door de transporteur getransporteerde poot met de voorliggende zijde daarvan tegen de snijdende zijde van 15 de messen, welke vervolgens door de poot buitenwaarts weggedrukt worden onder het vormen van een insnijding rondom de drumstick. De messen kunnen in de transportrichting van de poot gezien na elkaar zijn opgesteld, maar bij voorkeur zijn zij voor een zo compact mogelijke inrichting naast elkaar opge-20 steld. In het geval waarin de messen zich niet op gelijke hoogte bevinden, bijvoorbeeld omdat zij naast elkaar zijn opgesteld en elkaar deels kruisend overlappen, zullen de door de messen in de poot aangebrachte respectieve insnijdingen niet in elkaar overlopen; een tussen de insnijdingen resterende 25 weefselverbinding kan echter zeer klein worden gehouden, zodat deze tijdens een volgende bewerking gemakkelijk en op voorafbe-paalde wijze wordt verbroken.
De efficiëntie en de betrouwbaarheid van een velverwijde-ring wordt verhoogd door voorafgaand aan het lostrekken van het 30 vel van de poot het vel met behulp van langsinsnijdingsmiddelen in hoofdzaak in de langsrichting van de poot in te snijden tussen het tarsaalgewricht en het kniegewricht of heupgewricht, in het bijzonder in de richting vanaf het tarsaalgewricht naar het kniegewricht of heupgewricht toe. Daarnaast kan in een 35 voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding, voorafgaand aan de bewerking van het insnijden van de drumstick nabij het tarsaalgewricht in hoofdzaak rondom de drumstick, gelijktijdig daarmee, daarna of onafhankelijk daarvan, het vlees van de drumstick, of van de drumstick en de 40 dij, of uitsluitend van de dij, met behulp van langsinsnij- mi ?7no - 5 - dingsmiddelen in de lengterichting daarvan tussen het tarsaal-gewricht en het kniegewricht resp. tussen het tarsaalgewricht en het heupgewricht resp. tussen het kniegewricht en het heupgewricht, in het bijzonder vanaf het tarsaalgewricht naar 5 het kniegewricht resp. vanaf het tarsaalgewricht naar het heupgewricht resp. van het kniegewricht naar het heupgewricht, worden ingesneden, bij voorkeur tot op het bot. Aldus is inspectie van het vlees en/of het bot mogelijk, en wordt tevens de verwijdering van het vlees van het drumstickbot en/of het 10 dijbot vergemakkelijkt. Indien zowel sprake is van een dwarsin-snijding als een langsinsnijding, dan wordt de dwarsinsnijding bij voorkeur aangebracht vanaf de van de langsinsnijding afgekeerde zijde van de poot in tegengestelde omtreksrichtingen naar de zijde van de poot met de langsinsni jding, in het 15 bijzonder zodanig dat de dwarsinsnijding en de langsinsnijding elkaar kruisen.
Bij voorkeur omvatten de langsinsnijdingsmiddelen ten minste een arm met een vrij uiteinde dat van een mes is voorzien, waarbij het mes voor het maken van de insnijding in een 20 verticaal vlak en van het tarsaalgewricht af wordt bewogen. Het gebruik van een van een mes voorziene arm biedt verschillende mogelijkheden om een gewenste langsinsnijding van de poot teweeg te brengen, terwijl de poot in een transporteur wordt voortbewogen. In een voordelige uitvoeringsvorm wordt het mes 25 in hoofdzaak in de transportbaan aan de achterliggende zijde van de te bewerken poot bewogen, waarbij in een eenvoudige en goedkope constructie de arm in het bijzonder rond een zich op afstand van het mes bevindende horizontale as synchroon met de drager roteerbaar of scharnierbaar is. In het bijzonder in de 30 roterende uitvoering worden bij voorkeur twee zich in tegengestelde richtingen uitstrekkende armen op eenzelfde as gemonteerd, waardoor een zeer effectieve, gebalanceerde constructie wordt verkregen.
Een optimale langsinsnijding wordt verkregen indien de arm 35 tussen het mes en de as gedeeld is, waarbij de delen onderling scharnierbaar zijn verbonden, en waarbij een aan de zijde van het mes gelegen deel tegen een terugstelkracht in kan scharnieren ten opzichte van een aan de zijde van de as gelegen ander deel. Het zich aan het uiteinde van een roterende of scharnie-40 rende arm bevindende mes kan aldus nabij het tarsaalgewricht in 1012703 - 6 - het vel of het vlees worden gebracht, waarna de kracht die is benodigd voor de insnijding niet primair door een aandrijving van de arm wordt bepaald, maar door de terugstelkracht, welke geschikt gekozen kan worden.
5 Voor een goede beheersing van de insnijdingsdiepte omvat ten de langsinsnijdingsmiddelen bij voorkeur een op de arm aangebrachte, met het mes samenwerkende aanslag die is ingericht om de poot ten opzichte van het mes te positioneren.
De ophanging van een poot aan het tarsaalgewricht daarvan 10 aan een drager biedt gewoonlijk vrijheid om de poot in bepaalde dwarsrichtingen (bijvoorbeeld in de transportrichting of in tegengestelde richting, of ook wel in andere richtingen) te zwenken ten opzichte van het punt van ophanging door onder of boven het punt van ophanging een dwarskracht op de poot uit te 15 oefenen.
In de eerste plaats wekt het insnijden van de poot rondom de drumstick nabij het tarsaalgewricht een dergelijke dwarskracht op, welke zonder bijzondere maatregelen een voor het insnijden ongewenste zwenking van de poot tegen de transport-20 richting in zou veroorzaken. Teneinde dit te voorkomen voorziet de uitvinding in onder de transporteur, evenwijdig en synchroon daarmee in de transportrichting beweegbare pootsteunmiddelen voor het steunen van de poot aan de achterliggende zijde daarvan. De pootsteunmiddelen kunnen bijvoorbeeld zijn uitge-25 voerd als op een eindloze transportband of -ketting aangebrachte platen of stangen, waarbij de steekafstand van de platen of stangen gelijk is aan die van de dragers.
In de tweede plaats wekt het aanbrengen van een langsin-snijding in de poot aan de achterliggende zijde daarvan een 30 dwarskracht op de poot op, welke zonder bijzondere maatregelen een voor de langsinsnijding ongewenste zwenking van de poot in de transportrichting zou veroorzaken. Teneinde dit te voorkomen voorziet de uitvinding in twee aan weerskanten van de transportbaan van de poot en in hoofdzaak evenwijdig daaraan opge-35 stelde, met de langsinsnijdingsmiddelen samenwerkende geleidingen welke tegen een terugstelkracht in uit elkaar bewogen kunnen worden, en waarvan de kleinste onderlinge afstand zodanig is gekozen dat deze kleiner is dan de dwarsafmetingen van de poot ter hoogte van de geleidingen. De geleidingen 40 drukken dankzij de terugstelkrachten op de getransporteerde 1012703 - 7 - poot onder het veroorzaken van een wrijvingskracht, welke een door de langsinsnijdingsmiddelen veroorzaakte snijkracht weerstand biedt.
Bij het volgens de uitvinding uitvoeren van een ontvelbe-5 werking aan een aan een drager hangende gevogeltepoot tijdens de voortbeweging daarvan wordt het vel door middel van ten minste een insnijding in hoofdzaak tot een diepte welke gelijk is aan de dikte van het vel (in voorkomende gevallen enigszins minder diep of enigszins dieper) in hoofdzaak rondom de drum-10 stick nabij het tarsaalgewricht ingesneden, en vervolgens losgetrokken van de poot.
Voor het verkrijgen van een effectieve snede met een fraai uiterlijk wordt het vel bij voorkeur voorafgaand aan de ten minste ene insnijding rondom de drumstick opgespannen door op 15 het vel aan te grijpen op een of meer plaatsen tussen het tarsaalgewricht en het kniegewricht, in het bijzonder op twee plaatsen aan weerskanten van de drumstick, en het aangegrepen velgedeelte van het tarsaalgewricht af te bewegen. Het vel wordt hierdoor in het gebied van het tarsaalgewricht enigszins 20 opgespannen, althans min of meer strakgetrokken, wat het insnijden vergemakkelijkt.
Ten behoeve van een velverwijdering met grote zekerheid worden een insnijding van het vel rondom de drumstick nabij het tarsaalgewricht en een langsinsnijding van het vel tussen het 25 tarsaalgewricht en het kniegewricht of heupgewricht zodanig aangebracht, dat zij elkaar kruisen.
Ten behoeve van een eenvoudige, zekere velverwijdering wordt bij voorkeur aangegrepen op het vel aan de zijde van de poot die van de insnijding tussen het tarsaalgewricht en het 30 kniegewricht of heupgewricht is afgekeerd.
In een voorkeursuitvoeringsvorm van een ontvelbewerking van een drumstick of een hele poot wordt na het insnijden van het vel rondom de drumstick nabij het tarsaalgewricht en voorafgaand aan het lostrekken van het vel van de poot, op het 35 vel aangegrepen op een of meer plaatsen tussen het tarsaalgewricht en het kniegewricht of heupgewricht, en wordt het aangegrepen velgedeelte van het tarsaalgewricht afbewogen. Dit wordt ook wel een "velcorrectie" genoemd. Hierbij wordt bij voorkeur aangegrepen op het vel aan de zijde van de poot die 4 0 van een langsinsnijding van het vel van de poot is af gekeerd, 1 Π 1 P? 0 *5 - 8 - als een dergelijke langsinsnijding aanwezig is.
Eventueel tijdens voorafgaande bewerkingen op ongewenste wijze, bijvoorbeeld in de richting van het tarsaalgewricht, verplaatst vel kan met voornoemde velcorrectie zoveel mogelijk 5 worden teruggebracht naar de natuurlijke positie daarvan. In het kader van een ontvelbewerking wordt aldus zekerheid verkregen dat aan te grijpen vel zich op een bepaalde plaats op de poot bevindt, en dus daadwerkelijk aangegrepen kan worden, bijvoorbeeld met op zichzelf bekende ontvelrollen. Een velcor-10 rectie (het op een of meer plaatsen tussen het tarsaalgewricht en het knie- of heupgewricht aangrijpen op het vel, en het van het tarsaalgewricht afbewegen van het aangegrepen velgedeelte) kan, zonder dat het vel voordien rondom de drumstick nabij het tarsaalgewricht is ingesneden, ook op zichzelf worden toegepast 15 in een willekeurig verwerkingsproces voor drumsticks of hele poten, bijvoorbeeld voor de verbetering van de presentatie daarvan.
De uitvinding verschaft verder een stel langwerpige ontvelrollen die elk zijn voorzien van een schroeflijnvormige 20 vertanding, waarbij de diameter van de vertanding over een gedeelte van de lengte van de ontvelrollen kleiner is dan de diameter van de vertanding over het resterende deel van de lengte. In plaats van, of in aanvulling op het gedeelte van de vertanding met een verkleinde diameter, kunnen een stel lang-25 werpige ontvelrollen zijn verschaft die elk zijn voorzien van een schroeflijnvormige vertanding, waarbij de vertanding over een gedeelte van de lengte van de ontvelrollen is voorzien van een schroeflijnvormige groef met een spoed die tegengesteld is aan die van de vertanding. Het gedeelte van de ontvelrollen met 30 een verkleinde diameter of met de schroeflijnvormige groef verschaft een verbeterde aangrijping van de ontvelrollen op het te ontvellen product. De ontvelrollen volgens de uitvinding kunnen overigens ook in een ontvelinrichting volgens de stand van de techniek worden toegepast, zowel voor het ontvellen van 35 een drumstick als voor het ontvellen van een hele poot, die een dij en een drumstick omvat.
Het is overigens ook mogelijk de velcorrectie op zichzelf toe te passen in een bekend ontvelproces. Ook is het mogelijk de velcorrectie op zichzelf toe te passen in het kader van bij-40 voorbeeld een verpakkings- of presentatiebewerking van een vel 1012703 - 9 - omvattende poot, zodat een fraai productuiterlijk wordt verkregen en de houdbaarheid van het zich onder het vel bevindende pootvlees wordt verbeterd.
De velcorrectie wordt bij voorkeur uitgevoerd door een 5 aantal in de transportbaan van de drumstick opgestelde strijk-elementen welke tegen een terugstelkracht in dwars op de transportrichting uit elkaar kunnen worden bewogen. Dergelijke strijkelementen zijn bij voorkeur van metaal, maar kunnen ook van flexibel en veerkrachtig materiaal zijn, bijvoorbeeld 10 uitgevoerd als een rubber flap of dergelijke. De strijkelementen kunnen zijn aangebracht op een uiteinde van een of meer armen welke onder de transportbaan tegen een terugstelkracht scharnierbaar zijn aangebracht op een in hoofdzaak horizontale, zich dwars op de transportbaan uitstrekkende as.
15 Bij voorkeur na het ontvellen, maar mogelijk ook tijdens of voorafgaand daaraan, of geheel onafhankelijk daarvan, worden ten behoeve van het ontbenen van de gevogeltepoot en het winnen van althans een deel van het zich daarop bevindende vlees bij voorkeur de bewerkingen uitgevoerd: insnijden van de drumstick 20 nabij het tarsaalgewricht aan een eerste zijde van de drumstick; en doorsnijden van de pezen van de drumstick nabij het tarsaalgewricht. Aangezien de pezen nabij het tarsaalgewricht zich aan alle zijden van het drumstickbot in hoofdzaak in de langsrichting daarvan uitstrekken, wordt het doorsnijden van de 25 pezen bij voorkeur voorafgegaan door het naar een tegenover de eerste zijde van de drumstick gelegen tweede zijde brengen van de pezen, bijvoorbeeld door deze vanaf de eerste zijde van de drumstick in twee tegengestelde richtingen rond het drumstickbot te duwen. Vervolgens kunnen de bij elkaar gebrachte pezen 30 gemakkelijk worden doorgesneden door een zich langs de transportbaan van de drumstick bevindend snijmiddel, waarmee in feite een snijbewerking van pezen rondom de drumstick nabij het tarsaalgewricht wordt verkregen. Daarbij kan ook worden af gezien van de stap van het insnijden van de drumstick nabij het 35 tarsaalgewricht aan een eerste zijde van de drumstick, ongeacht het feit of de drumstick wel of geen vel omvat. Tevens zal duidelijk zijn, dat de werkwijze van het aan een zijde van een botdeel bij elkaar brengen van zich rondom het bot bevindende, met vleesdelen verbonden pezen, in principe ook toegepast kan 40 worden op willekeurige andere dergelijke botdelen.
1012703 - 10 -
Vervolgens wordt het vlees met behulp van separatiemidde-len bij voorkeur althans gedeeltelijk losgeschraapt van het bot tussen het tarsaalgewricht en het kniegewricht, in het bijzonder over een traject van het tarsaalgewricht naar het kniege-5 wricht. Het is voordelig, althans een deel van het schraaptra-ject tweemaal te doorlopen om te bereiken dat het vlees geheel van het bot wordt losgeschraapt. Het is namelijk gebleken, dat bij de toepassing van gebruikelijke schraapelementen (die meestal bestaan uit een stel van randuitsparingen voorziene 10 plaatvormige elementen, waarbij de randuitsparingen gezamenlijk een schraapopening vormen, waarvan de afmetingen kunnen variëren door de schraapelementen onder een voorspankracht naar elkaar te brengen) bij het voor de eerste maal doorlopen van het schraaptrajeet het zich rond het bot bevindende botvlies 15 tussen de schraapelementen terechtkomt, waardoor met het botvlies verbonden vleesresten aan het bot gehecht blijven. Bij het voor de tweede maal doorlopen van het schraaptraject blijkt het botvlies grotendeels van het bot los te komen, waardoor dit tezamen met het vlees door de schraapbewerking kan worden 20 verwijderd. Indien slechts eenmaal zou worden geschraapt, hetgeen in de stand van de techniek gebruikelijk is, dan dienen grote schraapkrachten te worden toegepast om het botvlies direct los te maken van het bot. Daarbij is het risico groot dat met het botvlies ook de fibula wordt losgeschraapt, welke 25 dan in het af geschraapte vlees terechtkomt, en met de hand verwijderd moet worden. Door nu volgens de uitvinding althans een deel van het schraaptraject tweemaal te doorlopen, kunnen aanmerkelijk kleinere schraapkrachten worden toegepast, waardoor wel het botvlies, maar niet de fibula wordt losgeschraapt. 30 Nadat de schraapelementen het kniegewrichtsdeel van de drumstick zijn gepasseerd, waardoor zij tegen de veervoorspan-ning in uit elkaar worden gedrukt, worden zij geforceerd op een kleine afstand gebracht en in de schraaprichting verder bewogen. Het vlees scheurt door deze maatregel in sterke mate af 35 van het kniegewricht dankzij de "hefboomwerking" die door de schraapelementen via het vlees op het zich rond het kniegewricht sdeel bevindende vlees wordt uitgeoefend.
Bij voorkeur wordt tijdens althans een gedeelte van het schrapen het kniegewricht door middel van een kniesteun onder-40 steund aan de van het tarsaalgewricht afgekeerde zijde, zodat mi p7 ηq - 11 - door de schraapelementen uitgeoefende schraapkrachten als drukkrachten in het bot kunnen worden opgenomen, waardoor de kans op botbreuk tijdens de schraapbewerking minimaal is. De ondersteuning van het kniegewricht is in het bijzonder voorde-5 lig wanneer de schraapelementen het ten opzichte van de tibio-tarsis grotere kniegewricht passeren, aangezien dan de grootste schraapkrachten optreden. De kans op botbreuk wordt nog verder verminderd door tijdens het schrapen de poot door de ondersteuning uit de ophanging aan de drager op te laten lichten, 10 waardoor eenvoudig en effectief wordt voorkomen dat tussen het tarsaalgewricht en de schraapelementen trekkrachten op het bot ontstaan welke botbreuk tot gevolg kunnen hebben.
Na de schraapbewerking kan het vlees worden gescheiden van het bot, bij voorkeur door het vlees aan de van het tarsaalge-15 wricht afgekeerde zijde van het kniegewricht door te snijden.
Volgens de uitvinding is voor het ontbenen van een gevo-geltepoot, welke een dij en een drumstick omvat, voorzien in: dijinsnijdingsmiddelen voor het aanbrengen van tenminste een insnijding langs het dijbot in de langsrichting daarvan, in 20 hoofdzaak aan de achterzijde en de naar de binnenzijde van de dij gekeerde zijde van het dijbot, en bij voorkeur vanaf het kniegewricht; drumstickinsnijdingsmiddelen voor het aanbrengen van ten minste een insnijding, bij voorkeur vanaf het kniegewricht, langs het drumstickbot in de langsrichting daarvan; en 25 knie-insnijdingsmiddelen voor het insnijden van pezen van het kniegewricht, in het bijzonder in het gebied tussen de knieschijf en de knieholte, en tussen het dijbot en het drumstickbot. Het is voor het ontbenen van de gevogeltepoot mogelijk, maar niet noodzakelijk, om een insnijding rondom de drumstick 30 nabij het tarsaalgewricht uit te voeren. In een voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de knie-insnijdingsmiddelen twee althans gedeeltelijk overlappende messen welke zodanig kunnen worden bewogen dat zij vanaf een zijkant van de gevogeltepoot achter de knieschijf althans gedeeltelijk tussen tegenover elkaar 35 liggende uiteinden van het dijbot en het drumstickbot worden gebracht, en vervolgens uit elkaar worden bewogen voor het elk afzonderlijk vormen van de dij-insnijdingsmiddelen resp. de drumstickinsnijdingsmiddelen. De overlappende messen maken bij het aanbrengen van de knie-insnijding een knipbeweging welke 4 0 snij krachten oplevert die in hoofdzaak op de in te snijden 101 p?n^> - 12 - pootdelen werken, maar nauwelijks op de gevogeltepoot als geheel werken.
Bij de snijbewerkingen op de gevogeltepoot wordt deze aan althans een van de zijkanten daarvan door middel van een 5 steunvlak gesteund, in de knieholte daarvan door middel van een dwars op de gevogeltepoot gerichte stang gesteund, en aan de voorzijde daarvan door middel van een tegen de dij te plaatsen steunvlak gesteund, en wordt bij voorkeur tevens de knieschijf door middel van een daartegen aan te brengen knieschijfaanslag 10 gepositioneerd.
Het steunvlak voor de zijkant, in het bijzonder de binnenkant, van de gevogeltepoot is voorzien van een of meer sleuven voor het doorlaten van de dij-insni jdingsmiddelen, de drum-stickinsnijdingsmiddelen en/of de knie-insnijdingsmiddelen.
15 In een andere uitvoeringsvorm wordt de gevogeltepoot gepositioneerd door middel van een pen waarvan een uiteinde is bestemd om vanaf een zijkant in de gevogeltepoot te worden gebracht achter de knieschijf en tussen tegenover elkaar liggende uiteinden van het dijbot en het drumstickbot.
20 In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding voor het bewerken van een gevogeltepoot is voorzien in dijbotverwijderingsmiddelen voor het uit het dijvlees brengen van het dijbot via een met de dij-insnij-dingsmiddelen aangebrachte dij insnijding. De dijbotverwijde-25 ringsmiddelen zijn ingericht voor het uitoefenen van een kracht op het dijbot nabij de condylus aan de zijde van het kniege-wricht, welke kracht in hoofdzaak dwars op het dijbot is gericht.
De drager van de gevogeltepoot omvat bij voorkeur een pen 30 waarvan een uiteinde is bestemd om vanaf een zijkant van de gevogeltepoot achter de knieschijf tussen tegenover elkaar liggende uiteinden van het dijbot en het drumstickbot te worden aangebracht. Een dergelijke drager kan op zichzelf toegepast worden voor het transporteren en/of positioneren van een 35 gevogeltepoot ten behoeve van een willekeurige daarop uit te voeren bewerking. De pen omvat een eerste langwerpig gedeelte, waarvan genoemd einde deel uitmaakt, welke eerste langwerpig gedeelte is verbonden met een dwars daarop gericht tweede langwerpig gedeelte, waarbij het tweede gedeelte is bevestigd 40 op een eerste element, dat roteerbaar rond een evenwijdig aan 1012703 - 13 - het tweede langwerpige gedeelte gerichte as is aangebracht op een tweede element, dat roteerbaar is aangebracht op een derde element, dat roteerbaar is aangebracht op een vierde, langs een vooraf bepaalde baan beweegbaar element.
5
De bewerkingen volgens de uitvinding kunnen zowel in een automatische bewerkingslijn, waarin ook andere bewerkingen plaatsvinden, als in een op zichzelf staande bewerkingseenheid worden uitgevoerd. Daarbij kunnen in de automatische bewer-10 kingslijn een of meer bewerkingseenheden voor het uitvoeren van een bepaalde bewerking zijn opgenomen, zowel in een lineaire of quasilineaire opstelling, als bijvoorbeeld in een carrouselop-stelling.
In het navolgende wordt de uitvinding meer in detail 15 toegelicht aan de hand van de bijgaande tekening, waarin: fig. 1 schematisch een zijaanzicht toont van een eerste gedeelte van een inrichting volgens de uitvinding; fig. 2a en 2b op vergrote schaal in perspectief details van de inrichting volgens fig. 1 in verschillende bewerkings-20 stadia tonen; fig. 3 in perspectief het resultaat van een op de aan de hand van fig. 2a en 2b geïllustreerde wijze aangebrachte insnijding in een drumstick toont; fig. 4 in perspectief details van de inrichting volgens 25 fig. 1 toont; fig. 5 in perspectief het resultaat van een op de aan de hand van fig. 4 geïllustreerde wijze aangebrachte insnijding in een drumstick toont; fig. 6 in perspectief een in de inrichting volgens fig. 1 30 uitgevoerde ontvelbewerking illustreert; fig. 6a in perspectief een alternatieve uitvoering van een ontvelrol toont; fig. 7 in perspectief een detail van de ontvelbewerking volgens fig. 6, gezien vanaf een andere zijde, illustreert; 35 fig- 8 in perspectief een afvoer vanaf het in fig. 6 weergegeven inrichtsgedeelte toont; fig. 9a en 9b in perspectief details van de inrichting volgens fig. 1 in verschillende bewerkingsstadia tonen; fig. 9c in perspectief het resultaat van een op de aan de 40 hand van fig. 9a en 9b geïllustreerde wijze aangebrachte 101 2 7 η ς - 14 - insnijding in een drumstick toont; fig. 10a en 10b in perspectief details van een alternatieve uitvoeringsvorm van de inrichting volgens fig. 1 in verschillende bewerkingsstadia tonen; 5 fig. 10c in perspectief het resultaat van een op de aan de hand van fig. 10a en 10b geïllustreerde wijze aangebrachte insnijding in een gehele poot toont; fig. 11 schematisch een perspectivisch aanzicht toont van een tweede gedeelte van de inrichting volgens de uitvinding; 10 fig. 12 op vergrote schaal in perspectief een detailcon- structie van de inrichting volgens fig. 1 toont; fig. 13 in zijaanzicht een gedeelte van de constructie volgens fig. 12 volgens pijl XIII toont; fig. 14 op vergrote schaal in perspectief een detailcon-15 structie van de inrichting volgens fig. 11 toont; fig. 15 in perspectief de constructie volgens fig. 14 in een volgend bewerkingsstadium toont; fig. 15a en 15b in perspectief resp. onderaanzicht details van de bewerking volgens fig. 15 verduidelijken; 20 fig. 16 in perspectief de constructie volgens fig. 14 en 15 in een volgend bewerkingsstadium toont; fig. 17a in perspectief de constructie volgens fig. 16 in een volgend bewerkingsstadium toont; fig. 17b in perspectief een detail van fig. 17a toont; 25 fig. 18 in zijaanzicht volgens pijl XVIII de constructie volgens fig. 17 toont; fig. 19 in perspectief de constructie volgens fig. 17 en 18 in een volgend bewerkingsstadium toont; fig. 20 schematisch in bovenaanzicht de inrichtingen 30 volgens fig. 1 en fig. 11, opgenomen in een delenlijn, toont; fig. 21 een aanzicht in perspectief toont van een inloop-gedeelte van een ontbeeninrichting voor aan dragers hangende gevogeltepoten; fig. 22 een aanzicht in perspectief toont van een detail 35 van de inrichting volgens fig. 21; fig. 23a een aanzicht in perspectief toont van samenwerkende onderdelen van de inrichting volgens fig. 21; fig. 23b een zijaanzicht van een sleuf in een snijblok volgens fig. 23a toont; 40 fig· 23c een bovenaanzicht van messen in het snijblok 1012703 - 15 - volgens fig. 23a toont; fig. 24 een alternatieve uitvoeringsvorm van de onderdelen volgens fig. 23a toont; fig. 25 een opengewerkt aanzicht in perspectief van het 5 snijblok volgens fig. 23a toont; fig. 26a een zijaanzicht van de inrichting volgens fig. 24 ter bewerking van een gevogeltepoot toont; fig. 26b, 26c en 26d in achteraanzicht verschillende bewerkingsstadia van de gevogeltepoot volgens fig. 26a illus-10 treren; fig. 27a een zijaanzicht van de inrichting volgens fig. 23a ter bewerking van een gevogeltepoot toont; fig. 27b in achteraanzicht het bewerken van een gevogeltepoot volgens fig. 27a illustreert; 15 fig. 28 in perspectief een gedeelte van een ontbeeninrich- ting voor aan dragers hangende gevogeltepoten toont; fig. 29 in perspectief een eerste gedeelte van een inrichting voor het ontbenen van een dij van een aan een drager hangende gevogeltepoot toont; 20 fig. 30 een zijaanzicht van de inrichting volgens fig. 29 toont; fig. 31 een tweede gedeelte van de inrichting volgens fig. 29 in een volgend bewerkingsstadium toont; fig. 32 de inrichting volgens fig. 29 in een volgend 25 bewerkingsstadium toont; fig. 33 in perspectief een alternatieve inrichting voor het ontbenen van een dij van een aan een drager hangende gevogeltepoot toont; fig. 34 in perspectief een alternatief voor de bewerking 3 0 volgens fig. 31 met behulp van de inrichting volgens fig. 21 illustreert; fig. 35 in perspectief een andere inrichting voor het ontbenen van een dij van een gevogeltepoot toont; fig. 36 in perspectief nog een andere inrichting voor het 35 ontbenen van een dij van een gevogeltepoot toont; fig. 37 in perspectief het ontbenen van een gevogeltepoot waaruit het dijbot reeds is verwijderd, illustreert; fig. 38 in perspectief een drager voor een gevogeltepoot toont; 40 fig. 39 in perspectief een andere drager voor een gevogel- 1019703 - 16 - tepoot toont; fig. 40 in perspectief de overdracht van een gevogeltepoot van een hangbaantransporteur aan een drager volgens fig. 38 illustreert; en 5 fig. 41 in perspectief de uitvoering van een bewerking aan een gevogeltepoot op een drager volgens fig. 38 illustreert.
In de verschillende figuren hebben gelijke verwijzingscij-fers betrekking op gelijke onderdelen of onderdelen met een gelijke functie.
10 Fig. 1 toont een inrichting voor het insnijden van poten van gevogelte en het ontvellen daarvan. Daar waar in fig. 1 en navolgende figuren uitsluitend drumsticks zijn weergegeven, kunnen ook hele poten, omvattende zowel een drumstick als een dij, verwerkt worden. De inrichting is ontworpen voor het 15 verwerken van paren naast elkaar hangende poten; in fig. 1 is slechts een poot van elk paar zichtbaar.
De inrichting, waarvan voor de duidelijkheid slechts enkele framedelen zijn weergegeven en andere voor het ondersteunen van onderdelen bestemde framedelen zijn weggelaten, 20 omvat verschillende secties voor het uitvoeren van verschillende bewerkingen, welke secties achter elkaar in een delenlijn zijn opgesteld. De getoonde volgorde van de secties, en derhalve van de daarin uitgevoerde bewerkingen, is niet essentieel. Ook kunnen een of meer van de secties ontbreken, of onafhanke-25 lijk van de andere worden beschouwd. De secties, welke hierna meer in detail besproken zullen worden, zijn opgesteld langs een transportbaan, waarlangs met behulp van een transporteur 2 met onderling verbonden, van dragers 4 voorziene trolleys 6 drumsticks 8 hangend aan het tarsaalgewricht daarvan in de 30 richting van pijl 10 worden getransporteerd.
In een eerste sectie die is aangeduid met verwijzingscij f er 12, wordt een langsinsni jding door het vel van de drumstick 8 aangebracht. In een tweede sectie die is aangeduid met verwijzingscijfer 14, worden achtereenvolgens het drum-35 stickvel opgespannen, twee dwarsinsnijdingen nabij het tarsaalgewricht en een velcorrectie op de drumstick 8 uitgevoerd. In een derde sectie die is aangeduid met verwijzingscijfer 16, wordt het vel van de drumstick 8 verwijderd en afgevoerd. In een vierde sectie die is aangeduid met verwijzingscijfer 18, 40 wordt een langsinsnijding door het vlees van de drumstick 8 1 n 1 ? 7 n 3 - 17 - aangebracht.
Fig. 1, 2a en 2b tonen de eerste sectie 12. De sectie 12 omvat voor elke gevogeltepoot twee armen 20, welke een geheel vormen en zich in onderling tegengestelde richtingen uitstrek-5 ken vanaf een as 22, waaromheen de armen 20 in de richting van pijl 24 draaibaar zijn. Elke arm 20 omvat een gedeelte 20a en een gedeelte 20b, welke gedeelten ten opzichte van elkaar kunnen scharnieren rond een as 26. Met het gedeelte 20a is een aanslag 2 0c vast verbonden. Een op een scharnierbaar en ver-10 schuifbaar met het gedeelte 20a en scharnierbaar met het gedeelte 20b verbonden stang 28 aangebrachte drukveer 30 levert een terugstelkracht welke het gedeelte 20b tegen de aanslag 20c duwt. Het van de as 26 afgekeerde uiteinde van het gedeelte 20b draagt een meshouder 32 met een mes waarvan de scherpe rand met 15 het verwijzingscijfer 34 is aangeduid. De meshouder 32 strekt zich achter de scherpe rand 34 dwars op het vlak van het mes over voldoende afstand uit om de insnijdiepte van het mes te beperken tot ten hoogste de dikte van zich om de drumstick bevindend vel.
20 Zoals fig. 2a en 2b in het bijzonder tonen, zijn onder de drager 4 aan weerskanten van de transportbaan van elke drumstick 8 geleidingen 36 aangebracht, die elk aan een uiteinde scharnierbaar rond een as 38 zijn gelagerd, en op afstand van genoemd uiteinde met behulp van een drukveerconstructie 40, 25 welke een terugstelkracht levert, naar de tegenoverliggende geleiding 36 worden gedreven. De drukveerconstructie 40 omvat een vast met de geleiding 3 6 verbonden pen 42, die door een ruim gat in een steun 44 steekt. Een drukveer 46 bevindt zich op de pen 42 tussen de geleiding 36 en de steun 44. De pen 42 30 is aan de van de geleiding 36 afgekeerde zijde van de steun 44 voorzien van een verdikking 48, die de ruststand van de geleiding 36 bepaalt. Wanneer twee bij elkaar behorende geleidingen 36 beide in de ruststand zijn, is de afstand daartussen kleiner dan de dwarsafmetingen van het gedeelte van de drumstick 8 dat 35 is bestemd om tussen de geleidingen 36 te passeren.
De beweging van de transporteur 2 is gesynchroniseerd met de rotatie van de armen 20. Wanneer een drumstick 8 in het bewerkingsgebied van de sectie 12 wordt gebracht, komt de drumstick 8 tussen de geleidingen 36 terecht, zoals fig. 2a 40 toont, waarbij de geleidingen 36 een klemkracht op de drumstick 1 ni?703 - 18 - 8 uitoefenen. Wanneer een van de armen 20 zich ongeveer verticaal omhoog uitstrekt, komt de aanslag 20c in aanraking met de achterliggende zijde van de drumstick 8, terwijl de scherpe rand 34 van het mes het vel van de drumstick 8 raakt en in-5 snijdt. Zoals fig. 2b illustreert, komt de aanslag 20c bij een verdergaande rotatie van de arm 20 los van de drumstick 8, terwijl de scherpe rand 34 van het mes een langsinsnijding in het vel van de drumstick aanbrengt. De langsinsni jding kan uitgevoerd worden dankzij het feit dat de drumstick 8 tussen de 10 geleidingen 36 is vastgeklemd en daardoor niet kan wegzwenken. Het gedeelte 20b komt daarbij los van de aanslag 20c, waarbij de veerkracht in de drukveer 3 0 de door het mes uitgeoefende snijkracht bepaalt. Het resultaat van de langsinsnijdingsbewer-king, een velinsnijding 50, is getoond in fig. 3 voor een losse 15 drumstick 8.
Fig. 1 en 4 tonen de tweede sectie 14. De sectie 14 omvat voor elke te bewerken drumstick 8 of gevogeltepoot een door platen 60 gevormde sleuf 62, waarvan de breedte in een gebied 62a groter is dan de dwarsafmetingen van de drumstick 8 op 20 dezelfde hoogte, terwijl de (gelijkblijvende) breedte van de sleuf 62 in een gebied 62b kleiner is dan de dwarsaf metingen van de drumstick 8 ter hoogte van de sleuf 62. Het gevolg is dat de randen van de sleuf 62 in een overgangsgebied 62c aangrijpen op het vel van de drumstick 8, en dit vel naar 25 beneden trekken. Het vel staat dan in het gebied 62b onder een langsspanning.
Aan weerskanten van de sleuf 62 staan in het gebied 62b daarvan snijmiddelen 64 opgesteld. De snijmiddelen 64 omvatten twee meshouders 66 die elk zijn voorzien van een mes waarvan de 30 scherpe rand met het verwijzingscijfer 68 is aangeduid. Elke meshouder 66 strekt zich achter de scherpe rand 68 dwars op het vlak van het mes over voldoende afstand uit om de insnijdiepte van het mes te beperken tot ten hoogste de dikte van zich om de drumstick nabij het tarsaalgewricht daarvan bevindend vel.
35 Elke meshouder 66 is bevestigd aan een uiteinde van een rond een in hoofdzaak verticaal gerichte as 70 scharnierbare geknikte arm 72. Nabij een ander uiteinde van de arm 72 is de arm 72 rond een as 74 scharnierbaar verbonden met een pen 76, waarvan het van de as 74 afgekeerde einde door een gat van een 40 aanslag 78 steekt. Op de pen 76 is tussen de arm 72 en de 1012703 - 19 - aanslag 78 een drukveer 80 aangebracht, die ervoor zorgt dat de scherpe rand 68 van het mes onder een terugstelkracht boven de sleuf 62 gedreven wordt. Boven elke sleuf 62 bevinden zich twee messen, die zich in de transportrichting 10 van de drumstick 8 5 gezien op dezelfde hoogte en achter elkaar bevinden.
Onder het gebied 62b van de sleuf 62 is een eindloze ketting 82 opgesteld, welke om wielen 83 loopt en op niet nader getoonde wijze wordt aangedreven in de richting van pijl 84. Op schakels van de ketting 82 zijn platen 86 gemonteerd. De bewe-10 gingssnelheid van de ketting 82 wordt zodanig gekozen, dat de platen 86 synchroon met de dragers 4 van de drumsticks 8 bewegen.
Wanneer de drumsticks 8 met opgespannen vel onder het tarsaalgewricht het gebied 62b van de sleuf 62 doorlopen, 15 worden zij voortbewogen door zowel de dragers 4 als de platen 86. In het gebied 62b stuit de drumstick 8 op de randen 68 van de voornoemde messen, welke elk in tegengestelde richting een insnijding langs ongeveer de halve drumstickomtrek tot stand brengen, wanneer de messen bij het passeren van de drumstick 8 20 door de drumstick 8 opzij gedrukt worden en door de drukveren 80 gedwongen worden de omtrek van de drumstick 8 te volgen. De beide insnijdingen vormen tezamen bij benadering een volledige insnijding rondom de drumstick 8.
Na het einde van de sleuf 62 is in de transportbaan van de 25 drumstick 8 een velcorrectie-inrichting 90 opgesteld, omvattende een stel strijkelementen 92, welke uit elkaar scharnierbaar zijn rond assen 94 tegen een door een drukveer 96 opgewekte terugstelkracht in. De strijkelementen 92 zijn op hun beurt aangebracht op een uiteinde van een dubbele arm 98, welke in de 3 0 richting van pijl 100 scharnierbaar is rond een as 102 tegen een door een drukveer 104 opgewekte terugstelkracht in. De drukveer 104 is aangebracht op een scharnierbaar rond een as 106 met de arm 98 verbonden pen 108.
De drumstick 8 stuit tijdens het transport daarvan tegen 35 de strijkelementen 92, en komt daartussen terecht, zoals fig. 4 illustreert. Dankzij het feit dat de strijkelementen 92 enigszins uit elkaar kunnen bewegen, kunnen drumsticks 8 met verschillende dwarsafmetingen effectief verwerkt worden. Het voortgaande transport van de drumstick 8 doet de arm 98 in de 40 richting van de pijl 100 scharnieren, waarbij het vel van de 1 Π1 9 7 0 3 - 20 - drumstick 8 langs de strijkelementen 92 beweegt. Hierbij wordt het vel gladgetrokken over de drumstick 8, zodat het vel de voorliggende zijde van de drumstick 8 zoveel mogelijk bedekt.
Het resultaat van de in de tweede sectie 14 uitgevoerde 5 bewerkingen, een velinsnijding 110 in aanvulling op de in de eerste sectie 12 tot stand gebrachte velinsnijding 50, en een velcorrectie, is getoond in fig. 5 voor een losse drumstick 8.
Fig. 1, 6, 7 en 8 tonen de derde sectie 16. De derde sectie 16 omvat voor elke drumstick 8 een paar ontvelrollen 10 120a, 120b welke op niet nader getoonde wijze in door pijlen 122a resp. 122b aangegeven richtingen worden aangedreven. Daarbij is op de ontvelrollen 120a, 120b een zodanige vertan- ding aangebracht, dat vel van over de ontvelrollen 120a, 120b getransporteerde drumsticks 8 tussen de ontvelrollen 120a, 120b 15 wordt getrokken en daaronder wordt afgevoerd. De ontvelrollen 120a, 120b zijn op een zodanige hoogte opgesteld, dat de drumsticks 8 tegen de kopse uiteinden van de ontvelrollen 120a, 120b stuiten en vervolgens door de dragers 4 op de ontvelrollen 120a, 120b getrokken worden, waarbij de drumsticks 8 kantelen. 20 Hierbij hebben de einden van de vertandingen aan de kopse uiteinden van de ontvelrollen 120a, 120b de gelegenheid om aan te grijpen op het daarmee in contact zijnde vel en dit ter plaatse enigszins op te frommelen. Het opgefrommelde veldeel biedt, wanneer de drumsticks 8 zich eenmaal op de ontvelrollen 25 120a, 120b bevinden, een uitstekend aangrijpingspunt voor de vertandingen van de ontvelrollen 120a, 120b, waardoor een hoge mate van zekerheid van velverwijdering wordt verkregen. Deze zekerheid wordt nog verder verhoogd doordat de ontvelrollen 120a, 120b over een deel 124 van hun lengte zijn voorzien van 30 een vertanding met een kleinere diameter dan die van de vertan-ding welke over de rest van de lengte is aangebracht. Een langs het deel 124 passerende drumstick 8 gaat derhalve aldaar over een geringe afstand omlaag, waardoor eerder nog niet door de vertandingen aangegrepen vel alsnog vastgegrepen kan worden 35 tussen de ontvelrollen 120a, 120b.
Bij wijze van alternatief voor het deel 124 met verkleinde diameter, kunnen de ontvelrollen 120a, 120b elk in het stroom-opwaartse gedeelte daarvan zijn voorzien van een schroeflijnvormige groef 125, zoals is geïllustreerd in fig. 6a, De groef 4 0 heeft een spoed die tegengesteld is aan die van de vertanding 1 0 1 ? 7 0 3 - 21 - van de ontvelrol 120a, 120b, zodat de vertanding door de groef 125 wordt doorsneden. Op de plaatsen van de doorsnijdingen ontstaan min of meer scherpe randen welke zorgen voor extra aangrijpingspunten van de ontvelrollen 120a, 120b op passerend 5 vel.
Fig. 7 toont een drager 4, die zoals bekend is uit de stand van de techniek, in principe over een kleine hoek kan scharnieren rond een as 130. Zonder bijzondere maatregelen zou een dergelijke drager 4 aanleiding geven tot het "dansen" van 10 de drumstick 8 op de ontvelrollen 120a, 120b, waardoor de ontvelbewerking slechte resultaten zou geven. Fig. 7 toont echter hoe in het geval van de scharnierende drager 4 de drumstick 8 met enige kracht op de ontvelrollen 120a, 120b gedrukt kan worden, zodat het "dansen" niet plaatsvindt. Een 15 omhoog gericht geleidingsvlak van de drager 4 schuift daartoe in het gebied van de ontvelrollen 120a, 120b langs een rond een as 132 scharnierbare stang 134. De stang 134 wordt naar beneden gedrukt door het vrije uiteinde van een rond een as 136 scharnierbare en daarmee aan een einde verbonden hefboom 138. Het 20 andere einde van de as 136 is verbonden met een hefboom 140, waarlangs een gewicht 142 verplaatst kan worden voor het instellen van de door de hefboom op de stang 134 uit te oefenen kracht, en daarmee het instellen van de kracht waarmee de drumsticks 8 op de ontvelrollen 120a, 120b worden gedrukt. Met 25 een instelbare aanslag 144 bereikt men dat bij kleine hoekver-draaiingen van de drager 4 door de hefboom 13 8 geen kracht op de stang 134 wordt uitgeoefend.
Zoals fig. 8 toont, worden door de ontvelrollen 120a, 120b verwijderde vellen, maar ook van de drager 4 losgekomen en 30 tussen de ontvelrollen 120a, 120b door getrokken gebroken poten via een glijbaan 150 afgevoerd naar een bandtransporteur 152. Hierop zal later in deze beschrijving nog worden teruggekomen.
Fig. 1, 9a en 9b tonen de vierde sectie 18. De vierde sectie 18 komt in wezen nagenoeg geheel overeen met de eerste 35 sectie 12, met uitzondering van de vormgeving van de meshouder, waardoor de diepte van de door het bijbehorende mes bewerkstelligde insnijding anders is. In de sectie 12 werd de snijdiepte beperkt door de vormgeving van de meshouder 32. Door de meshouder 160 van de vierde sectie 18 slechts weinig dwars op het 40 vlak van het daarin gemonteerde mes te laten uitsteken, snijdt 101 2703 - 22 - het mes de drumstick 8 diep in, bijvoorbeeld tot op het drum-stickbot. Het resultaat van deze langsinsnijdingsbewerking, een vleesinsni jding 162, is getoond in fig. 9c voor een losse drumstick 8.
5 Fig. 10a en 10b tonen een alternatieve uitvoeringsvorm voor de secties 12 en 18 voor gebruik bij hele poten 8a. De gedeelten 20b van de armen 20 zijn nabij de meshouders 160 elk in dwarsrichting aan weerskanten ondersteund door gebogen geleiders 21. Op de gedeelten 20b zijn vrij roteerbaar gelei-10 derollen 23 aangebracht. In de baan van de geleiderollen 23 zijn stationair rolgeleidingen 25 opgesteld. Zoals fig. 10a toont, snijdt de scherpe rand 34 van het op het gedeelte 20b gemonteerde mes in het vel van de poot 8a (indien fig. 10a een sectie 12 weergeeft) of in de poot tot aan het drumstickbot 15 (indien fig. 10a een sectie 18 weergeeft) . Zoals fig. 10b toont, wordt de scherpe rand 34 van het mes nabij het kniege-wricht/de knieholte van de poot 8a in de richting van pijl 25a weggeduwd van de poot 8a doordat de met het gedeelte 20b verbonden geleiderol 23 tegen de rolgeleiding 25 stuit en langs 20 een gebogen rand daarvan wordt geleid. Zoals fig. 10c toont, wordt aldus bereikt, dat een velinsnijding of een diepere insnijding 162a in de poot 8a zich slechts over de lengte van de drumstick van de poot 8a uitstrekt, terwijl de dij van de poot 8a in hoofdzaak intact blijft.
25 Fig. 11 toont een gedeelte van de transporteur 2, waarvan een deel 2a drumsticks 8, hangend in dragers 4 van trolleys 6, toevoert aan een ontbeeninrichting 170, en een ander deel 2b de nagenoeg geheel ontbeende drumsticks 8 van de ontbeeninrichting 170 afvoert. De dragers 4 zijn op bestuurbare wijze over vooraf 30 bepaalde hoeken rond een in hoofdzaak verticale as draaibaar, in het bijzonder over hoeken van + 90° of een veelvoud daarvan, zodat een vooraf bepaalde zijde van de drumsticks 8 naar een langs de transportbaan van de drumsticks 8 opgestelde bewer-kingsinrichting kan worden toegekeerd.
35 De ontbeeninrichting 170, waarvan niet-essentiële delen zijn weggelaten ter bevordering van de duidelijkheid, omvat snij inrichtingen 172 en 174, en voorts een aantal in carrousel-opstelling geplaatste schraapstations 176a, welke synchroon met de dragers 4 van de transporteur 2 op bestuurbare wijze bewogen 40 kunnen worden.
1012 7 0 3 - 23 -
Het deel 2a van de transporteur 2 sluit aan op sectie 18 van de aan de hand van fig. l-10c besproken inrichting.
Er zij hier overigens opgemerkt, dat het voor de in de ontbeeninrichting uitgevoerde bewerkingen niet essentieel dat 5 voordien ontvel- en insnijdingsbewerkingen van de aan de hand van fig. l-10c geïllustreerde soort hebben plaatsgevonden; de ontbeeninrichting 170 kan ook drumsticks 8 verwerken welke geen ontvel- en insnijdingsbewerking hebben ondergaan, of welke uitsluitend een ontvelbewerking hebben ondergaan.
10 Het deel 2a van de transporteur 2 omvat een niet nader getoond, op zichzelf bekend draaistation voor het ter plaatse van drager 4a over 90° draaien van de drager 4a, waardoor de drumsticks 8, hangend aan de drager 4a, gezien in de transport-richting 10, van een positie naast elkaar naar een positie 15 achter elkaar worden gebracht. Vervolgens worden de drumsticks 8 in de positie achter elkaar aan bewerkingen in de ontbeeninrichting 170 onderworpen, te beginnen met een insnijdingsbewerking van de snij inrichting 172, zoals hierna meer in detail zal worden besproken aan de hand van fig. 12 en 13.
20 Fig. 12 toont twee met aan het tarsaalgewricht aan de drager 4 hangende drumsticks, welke in de eerder besproken secties 12, 14, 16 en 18 ontvel- en insnijdingsbewerkingen hebben ondergaan.
In de transportbaan van de drumsticks 8 is een door een 25 motor 176 (fig. 11) via een as 178 roterend aangedreven mes 180 opgesteld, waarbij een rond een as 182 scharnierbare arm 184 de drumsticks 8 onder een vooraf bepaalde voorspanning in contact brengt met de in de richting van de pijl 10 bewegende snijrand van het roterende mes 180. Aldus maakt het mes 180 aan de van 30 de langsinsnijding 162 afgekeerde zijde van de drumstick 8 een dwarsinsnijding nabij het tarsaalgewricht, zoals fig. 13 verduidelijkt. Als gevolg van de wrijving tussen de drumstick 8 en de arm 184, en de wrijving tussen de drumstick 8 en het mes 180 zal de drumstick 8 rond de langsas daarvan over een hoek 35 roteren.
Zoals fig. 14 toont, worden de drumsticks 8 vervolgens tussen in de transportrichting 10 meebewegende, van een uitsparing voorziene platen 190 geleid. Onder elke plaat 190 bevinden zich twee samenwerkende peessteunelementen 192, welke op niet 40 nader getoonde wijze met behulp van door aanslagen bewogen 1 01 2703 - 24 - rollen 191 en een terugstelveer 193 tegen elkaar en uit elkaar bewogen kunnen worden. Elk peessteunelement bevat een uitsparing 194. Wanneer de peessteunelementen 192 tegen elkaar aan geplaatst zijn, vormen de tegenover elkaar liggende uitsparin-5 gen 194 een opening, terwijl aansluitende randen 196 van de peessteunelementen 192 dan een in hoofdzaak V-vormige uitsparing vormen.
Zoals fig. 15, 15a en 15b illustreren, worden de pees steunelementen 192 in de richting van pijl 206 verplaatst, 10 waarbij zij tegen de terugstelkracht van de veer 193 in uit elkaar bewogen kunnen worden. Bij een dergelijke verplaatsing van de peessteunelementen 192 worden zich rondom het drumstick-bot nabij het tarsaalgewricht bevindende pezen door de achterliggende gedeelten van de randen 196 naar één zijde van de 15 drumstick 8 gebracht, namelijk de zijde waar zich de langsin-snijding 162 bevindt. Daarna sluiten de peessteunelementen 192 zich om de drumsticks 8 nabij het tarsaalgewricht daarvan, waarbij het drumstickbot in de door de uitsparingen 194 bepaalde opening terecht komt. Min of meer gelijktijdig hiermee 20 worden schraapelementen, omvattende van uitsparingen 200 voorziene schraapplaten 202 in geopende, d.w.z. zich op afstand van elkaar bevindende toestand op bestuurde wijze omhoog bewogen, waarbij de drumstick 8 in de uitsparingen 200 terecht komt.
25 Zoals fig. 16 illustreert, worden de schraapplaten 202 vervolgens in de richting van pijlen 204 naar elkaar toe bewogen, waardoor de drumstick 8 wordt gefixeerd, in aanvulling op de ophanging in de drager 4.
Vervolgens wordt, zoals fig. 16, 17a, 17b en 18 illustre-3 0 ren, de zijde van de drumstick 8 waar zich de pezen bevinden, langs de snijrand van een met een motor 210 (fig. 11) via een as 212 aangedreven roterend mes 214 gevoerd, waarbij de pezen worden doorgesneden. In dit stadium van de bewerking wordt tevens een steunelement 216 onder het kniegewricht van de 35 drumstick 8 geplaatst.
Zoals fig. 19 illustreert, worden na het doorsnijden van de pezen van de drumstick 8 nabij het tarsaalgewricht daarvan de schraapplaten 202 onder een voorspanning, bijvoorbeeld opgewekt door een veer, zo ver mogelijk over elkaar gebracht, 40 waarbij de door de uitsparingen 200 bepaalde schraapopening zo Λ .4 ^ - 25 - klein mogelijk is. Vervolgens worden de schraapplaten in de richting van pijl 220 bewogen, waarbij het vlees van het drumstickbot wordt losgeschraapt. Bij voorkeur worden de schraapplaten 2 02 na het doorlopen van een gedeelte van het 5 schraaptraject uit elkaar bewogen, opnieuw omhoog gebracht, opnieuw naar elkaar toe bewogen, en opnieuw in de richting van de pijl 220 bewogen, zodat een gedeelte van het schraapttraject tweemaal wordt doorlopen, wat een hogere vleesopbrengst oplevert .
10 Het steunelement 216 ondersteunt het kniegewricht van het drumstickbot tijdens het afschrapen van het vlees, in het bijzonder wanneer de schraapplaten 202 het kniegewricht van het drumstickbot passeren, aangezien dan de grootste schraapkrach-ten optreden. Het steunelement 216 zorgt ervoor, dat tijdens 15 het schrapen in hoofdzaak langsdrukkrachten in het drumstickbot optreden, welke krachten goed opgenomen kunnen worden. De positie van het steunelement 216 kan ook zodanig worden gekozen, dat het tarsaalgewricht los komt van de ophanging aan de drager 4, waarmee effectief het optreden van langstrekkrachten 20 in het drumstickbot tijdens het afschrapen wordt voorkomen. Na het passeren van het kniegewricht worden de schraapplaten 202 zo ver mogelijk over elkaar gebracht totdat nog slechts een kleine, door de uitsparingen 200 bepaalde schraapopening overblijft. De schraapplaten 202 worden in deze positie geblok-25 keerd, terwijl zij verder naar beneden in de richting van de pijl 220 worden bewogen. De door de kleine schraapopening veroorzaakte krachten op de pezen en het vlees rond het kniegewricht zorgen ervoor dat de vlees- en peesverbindingen effectief, en beter dan in de stand van de techniek gebruikelijk 30 was, afscheuren.
Terugkerend naar fig. 11, wordt het vlees van het drumstickbot gescheiden langs het deel 2b van de transporteur 2 door het drumstickbot tussen een geleiding 230 en een roterend wormwiel 232 te brengen, en vervolgens met behulp van een 35 slechts schematisch aangegeven stationair, bewegend en/of roterend mes het vlees onder het kniegewricht van het drumstickbot los te snijden.
Fig. 20 toont een gedeelte van een delenlijn met een transporteur 2, in welke delenlijn een losstation 240, een 40 ontvel- en insnijdingsstation 242 omvattende de secties 12, 14, 101 2703 - 26 - 16 en 18, de ontbeeninrichting 170, een vleesoogststation 244, en een losstation 246 zijn opgenomen. Vanaf de ontbeeninrichting 170 strekt zich langs het vleesoogststation 244 een bandtransporteur 248 uit, waarop twee, door streep-puntlijnen 5 aangeduide produktstromen 250, 252 in de richting van de gearceerde pijlen worden getransporteerd langs bewerkingsperso-nen 254, 256, 258, 260. Een derde productstroom wordt langs het gedeelte 253 van de delenlijn afgevoerd naar het losstation 246 .
10 In de stand van de techniek is het gebruikelijk om tijdens de verwerking van een uitgangsproduct ontstane afwijkende produkten, zoals produkten met botbreuken, op verschillende plaatsen uit een delenlijn te verwijderen, deze te verzamelen en vervolgens batchgewijs te verwerken. Het doel van deze 15 bewerking is uit de afwijkende produkten nog zoveel mogelijk van de gewenste produkten te winnen door het uitvoeren van handmatige bewerkingen.
In de opstelling volgens fig. 20 wordt uitgegaan van een nieuwe benadering, waarin afwijkende produkten niet uit de 20 stroom normale produkten worden verwijderd en afgevoerd, maar waarin de stromen normale produkten en afwijkende produkten juist zoveel mogelijk bij elkaar worden gehouden. Als een praktische uitwerking van dit idee transporteert de bandtransporteur 248 in fig. 20 een stroom 250 van afwijkende produkten 25 (in dit geval drumstickvlees met botdelen) en een stroom 252 van normale produkten (in dit geval drumstickvlees). Het gedeelte 253 van de delenlijn transporteert drumstickbotten. De bewerkingspersonen 254-260 controleren de stroom 252 van normale produkten, en bewerken de afwijkende produkten in de 30 stroom 250, zodat deze laatste, na de in-lijn bewerking daarvan tot normale producten, in de stroom 252 kunnen worden opgenomen. De stromen 250 en 252 blijven derhalve gescheiden, totdat de bewerking van afwijkende producten tot normale producten heeft plaatsgevonden. De bewerkingspersoon 254 controleert of 35 in het gedeelte 253 van de delenlijn nog drumstickbotten met drumstickvlees aanwezig zijn. Indien dit het geval is, worden de drumstickbotten met drumstickvlees uitgenomen en in de stroom 250 gevoerd.
Er is geen sprake meer van een batchverwerking van afwij-40 kende produkten, maar van een continue en flexibele verwerking 1012703 - 27 - daarvan, hetgeen een belangrijke vereenvoudiging van de logistiek oplevert.
In fig. 20 symboliseert de streep-puntli jn 26 de overdracht van in het losstation 240 geloste drumsticks met een 5 gebroken drumstickbot naar de stroom 250 van afwijkende produk-ten. Een soortgelijke overdracht van soortgelijke produkten wordt gesymboliseerd door de streep-puntlijn 264. De streep-puntlijn 266 symboliseert de afvoer van vel uit de sectie 16. De streep-puntlijn 268 symboliseert de overdracht van ontvelde 10 drumsticks met een gebroken drumstickbot naar de stroom 250, bijvoorbeeld met behulp van de in fig. 8 getoonde bandtranspor-teur 152. De gearceerde pijl 270 symboliseert de afvoer van gedeeltelijk afgeschraapte produkten met een gebroken drumstickbot naar de stroom 250. De streep-puntlijn 272 symboli-15 seert de afvoer van drumstickbotten uit de delenlijn.
De opstelling van fig. 20 heeft betrekking op de bewerking van drumsticks. Het aan de hand van fig. 20 toegelichte principe van het zoveel mogelijk in eikaars nabijheid brengen en houden van een stroom normale produkten en een stroom afwijken-2 0 de produkten kan echter op tal van in een vleesverwerkend bedrijf plaatsvindende processen worden toegepast, zoals de verwerking van karkassen, ingewanden, voorhelften, achterhelften, hele poten en dergelijke.
Fig. 21 toont gevogeltepoten 3 00 die zijn opgehangen aan 25 met behulp van een niet nader getoonde transporteur in de richting van pijl 302 langs een voorafbepaalde baan voortbewogen dragers 304. In de baan van de gevogeltepoten 300 is een ontbeeninrichting 306 opgesteld welke een aantal afwisselend naast elkaar opgestelde steunblokken 308 en snijblokken 310 30 omvat. De opstelling van de steunblokken 308 en de snijblokken 310 is langs een denkbeeldige cirkelvormige lijn, zodat de ontbeeninrichting 306 van het carrouseltype is. Het is echter ook mogelijk, de steunblokken 308 en de snijblokken 310 langs een andere gebogen of rechte lijn op te stellen. Tussen elk 35 steunblok 308 en het naastliggende snijblok 310 is een ruimte beschikbaar met een breedte ter grootte van ten minste de breedte van de breedste te verwerken gevogeltepoot 300. De steunblokken 308 en de snijblokken 310 zijn elk aan de voorzijde daarvan voorzien van een in hoofdzaak V-vormige uitsparing 40 312. In de uitsparingen 312 is een met een niet nader getoond 1 01 27 03 - 28 - frame verbonden geleiding 314 opgesteld. Daar waar de banen van de gevogeltepoten 300 en de steunblokken 308 en de snijblokken 310 elkaar kruisen, worden de steunblokken 308 en de snijblokken 310 zodanig in de richting van pijl 316 synchroon aan de 5 gevogeltepoten 300 bewogen, dat de laatstgenoemde automatisch tussen de steunblokken 308 en de snijblokken 310 terechtkomen, en daarbij worden opgesloten door de geleiding 314. Deze situatie is meer in detail en op vergrote schaal getoond in fig. 22. In deze figuur hangt aan de ene zijde van het snijblok 10 310 een rechtergevogeltepoot 300r, en aan de andere zijde van het snijblok 310 een linkergevogeltepoot 3001.
Zoals fig. 23a, 23b en 23c illustreren, bevat het snijblok 310 aan de zijkant daarvan een sleuf 318 met een in hoofdzaak dubbele V-vorm, omvattende sleufdelen 318a, 318b en 318c. In 15 het sleufdeel 318a kunnen twee uit de zijkant van het snijblok 310 stekende messen 320a, 320b met scherpe randen 321a resp.
321b op bestuurbare, aan de hand van fig. 25 nader toe te lichten wijze heen en weer bewogen worden in de richtingen van dubbele pijl 327. Het is ook mogelijk, slechts één van de 20 messen 320a, 320b heen en weer te bewegen, of voor de aldus beoogde snede van een ander, niet nader getoond mes te gebruiken. Daarnaast kan het mes 320a op bestuurbare, aan de hand van fig. 25 nader toe te lichten wijze langs het mes 320b en in het sleufdeel 318b worden bewogen in de richtingen van dubbele pijl 25 326, en kan het mes 320b op bestuurbare, aan de hand van fig.
25 nader toe te lichten wijze langs het mes 320a en in het sleufdeel 318c worden bewogen in de richtingen van dubbele pijl 328. Bij het over elkaar bewegen voeren de messen 320a, 320b een knipbeweging uit, die bij het aansluitend uit elkaar 30 bewegen van de messen 320a, 320b overgaat in een snijbeweging. De messen 320a, 320b bewegen zich aldus door snijvlakken die zijn bepaald door de sleufdelen 318a, 318b en 318c, voor het aanbrengen van sneden vanaf de binnenzijde van een zich tegen de betreffende zijkant van het snijblok 310 bevindende gevo-35 geltepoot 3001. De tegenoverliggende zijkant van het snijblok 310 is eveneens voorzien van een sleuf 318 met daarin beweegbare messen 320a, 320b voor het aanbrengen van sneden aan de binnenzijde van een gevogeltepoot 300r. De messen 320a, 320b bevinden zich bij het tussen het snijblok 310 en naastliggende 40 steunblokken 308 inlopen van gevogeltepoten 300 geheel in het 1 n 1 ? 7 o 3 - 29 - snijblok 310, en worden pas na het inlopen buiten het snijblok 310 gebracht en eventueel rond de langsas daarvan gezwenkt voor het maken van de gewenste insnijdingen. Voorafgaand aan het aanbrengen van de genoemde sneden is gewoonlijk reeds een snede 5 rondom de drumstick nabij het tarsaalgewricht aangebracht, ofschoon dit niet noodzakelijk is.
Er wordt nog opgemerkt, dat het ook mogelijk is, een snijblok slechts aan één zijkant te voorzien van messen 320a, 320b. Tevens is het mogelijk slechts één mes in de sleuf 318 te 10 bewegen, dat zowel eenzijdig als tweezijdig snijdend kan zijn.
Fig. 23a toont verder een kniesteun 330 die is opgesteld tussen een snijblok 310 en een naastliggend steunblok 318. De kniesteun 330 is in de richtingen van dubbele pijl 332 kantelbaar rond een as 334, en is bestemd om het kniegewricht van een 15 gevogeltepoot 300 te steunen en te positioneren door aan te grijpen op de knieschijf. De functie van de kniesteun 330 zal hieronder nader toegelicht worden.
Voor de gewenste positionering van het kniegewricht wordt een rand 336 van het kniesteunblok 330 tijdens het tegen het 20 snijblok 310 aanbrengen van de gevogeltepoot 300 zodanig geplaatst, dat de steunrand 336 zich ongeacht de afmetingen van de individuele gevogeltepoot 300, onder de knieschijf daarvan bevindt. Vervolgens wordt het kniesteunblok 330 op niet nader getoonde wijze tot een vooraf bepaalde hoekpositie gekanteld, 25 zodanig dat de steunrand 336 omhoog beweegt. Aldus wordt de knieschijf van de gevogeltepoot 300, en daarmee het kniegewricht, nauwkeurig gepositioneerd ten opzichte van het snijblok 310 en de zich ten opzichte daarvan bewegende messen 320a, 320b. Het kniesteunblok 330 kan ook stationair ten opzichte van 30 het snijblok 310 zijn opgesteld, waarbij de baan van de geleiding 314 ten opzichte van de positie van de steunrand 336 zorgt voor de gewenste positionering van de knieschijf van een gevogeltepoot 300 op de steunrand 336.
Zoals fig. 24 illustreert, kan de functie van het knie-35 steunblok 330 volgens fig. 23a, namelijk het positioneren van de knieschijf, ook worden uitgevoerd door een rond een op het snijblok 310 bevestigde as 338 in de richtingen van de dubbele pijl 341 zwenkbaar bevestigde arm 340. De arm 340 kan vast zijn verbonden met een aandrijfarm 342 welke is voorzien van een rol 40 344. Bij een beweging van het snijblok 310 in de richting van 101?7n q - 30 - de pijl 316 langs een curvebaan 34 6 kan de rol 344 door geschikte keuze van het traject van de curvebaan 346 ten opzichte van het snijblok 310 op een geschikte wijze verplaatst worden voor een gewenste verplaatsing van de arm 340.
5 Zoals fig. 25 nader toont, bevat het snijblok 310 een mechanisme voor het besturen van de bewegingen van de messen 320a en 320b. Er is voorzien in een eerste rol 350 die vanuit de getoonde positie in de richting van pijl 351 en terug kan worden bewogen met behulp van een met de rol 350 samenwerkende, 10 niet nader getoonde curvebaan voor het langs het sleufdeel 318b bewegen van het mes 320a, een tweede rol 352 die vanuit de getoonde positie in de richting van pijl 353 en terug kan worden bewogen met behulp van een met de rol 352 samenwerkende, niet nader getoonde curvebaan, die verschilt van de eerderge-15 noemde curvebaan, voor het langs het sleufdeel 318c bewegen van het mes 320b, een derde rol 354 die vanuit de getoonde positie in de richting van pijl 355 en terug kan worden bewogen met behulp van een met de rol 354 samenwerkende, niet nader getoonde curvebaan, die verschilt van de eerdergenoemde curvebanen, 20 voor het langs het sleufdeel 318a bewegen van de messen 320a en 320b, en een bedieningsplaat 356 die vanuit de getoonde positie in de richting van pijl 357 en terug kan worden bewogen met behulp van een met de bedieningsplaat 356 samenwerkend, niet nader getoond bedieningsorgaan voor het uit resp. in het 25 snijblok 310 brengen van de messen 320a, 320b. In het inwendige van het snijblok 310 zijn aan de onderzijde en de bovenzijde (niet zichtbaar) geleidingen 360 aangebracht, waarlangs onderling op niet getoonde wijze gekoppelde, van geschikte gelei-dingsuitsparingen voorziene geleidingsplaten 362 kunnen worden 30 bewogen met behulp van de bedieningsplaat 356, die via armen 364 en strips 366 met de geleidingsplaten 362 is verbonden. De armen 364 steken door sleuven 368 in de bovenwand van het snijblok 310. De geleidingsplaten 362 zijn voorzien van soortgelijke V-sleuven als de sleuf 318. De messen 320a, 320b zijn 35 bevestigd op stangen 3 70, die door de V-sleuven van de geleidingsplaten 362 steken. Daarbij steekt de met het mes 320a verbonden stang 370 door een sleuf 372 van een met de eerste rol 350 verbonden arm 374, terwijl de met het mes 320b verbonden stang 370 (niet getoond) door een sleuf 376 van een met de 40 tweede rol 352 verbonden arm 378 steekt. Tevens steken de 1n1?7os - 31 - stangen 370 door een sleuf 380 van een arm 382, die scharnier-baar is verbonden met armen 384, welke op hun beurt vast zijn verbonden met een met de derde rol 354 verbonden arm 386. De armen 384 en 386 zijn zwenkbaar rond een op de geleidingsplaten 5 362 gelagerde as 388.
Fig. 26a-26d tonen een gevogeltepoot 300 die is gepositioneerd tussen een steunblok 308 en een snijblok 310 met messen 320a, 320b, waarbij de gevogeltepoot 300 in de knieholte door de geleiding 314 is ondersteund. Voor de duidelijkheid zijn in 10 de poot een drumstickbot 390, een dijbot 392 en een knieschijf 394 met onderbroken lijnen weergegeven. De knieschijf 394 is door de arm 340 in de juiste positie ten opzichte van de messen 320a, 320b gebracht.
Volgens fig. 26c worden de messen 320a, 320b ter hoogte 15 van de overgang tussen het drumstickbot 390 en het dijbot 392 vanaf de binnenzijde van de gevogeltepoot 300 in de poot gestoken, direct achter het kniegewricht. Zoals fig. 26a illustreert, worden de messen 320a, 320b vervolgens in de richting van pijl 396 en terug bewogen voor het doorsnijden van vlees en 20 pezen. In een volgende stap worden met de messen 320a, 320b, na een knipbeweging bij het kniegewricht, aan de binnenzijde van de gevogeltepoot 300 en langs de achterzijde van het drumstickbot 390 resp. het dijbot 392 sneden langs het drumstickbot 390 resp. het dijbot 392 aangebracht in de richting van pijlen 398 25 resp. 400. De volgorde van de sneden langs het kniegewricht, het drumstickbot 390 en het dijbot 392 is overigens niet essentieel. Ook zou de snede langs het drumstickbot 390 kunnen worden weggelaten ten behoeve van het winnen van intacte drumsticks.
30 Fig. 27a illustreert bij wijze van alternatieve kniege- wrichtspositioneringswerkwijze het gebruik van het kniesteun-blok 330.
Fig. 27b illustreert het met behulp van een tweezijdig werkend snijblok 310 in hoofdzaak gelijktijdig aanbrengen van 35 sneden in een linker en een rechter gevogeltepoot 3001 resp. 300r.
De ontbeeninrichting volgens fig. 28 omvat een schematisch weergegeven transporteur 410 met een eindloze band 412 die is geleid over rollen 414 voor een intermitterende beweging in de 40 richting van pijl 416. Op de band 412 zijn op afstand van 101 ?7n<5 - 32 - elkaar positioneerblokken 418 aangebracht. De positioneerblok-ken 418 zijn elk voorzien van een drager 420 met een uitsparing voor het dragen van een gevogeltepoot 300, en een ingebouwde arm 340 voor het positioneren van het kniegewricht via de 5 ondersteuning van de knieschijf. De arm 340 wordt op soortgelijke, in fig. 28 niet nader getoonde wijze bediend als aan de hand van fig. 24 is toegelicht. De geleiding 314 dient voor het aandrukken van de gevogeltepoten 300 tegen de positioneerblokken 418 en de armen 340. Een snijeenheid 422 omvat een tweezij -10 dig werkend snijblok 310 en twee aan weerskanten daarvan opgestelde steunblokken 308, en kan in de richtingen van dubbele pijl 424 op niet nader getoonde wijze worden bewogen teneinde het snijblok 310 en de steunblokken 308 van de snijeenheid 422 tijdens stilstand van de intermitterend bewegende 15 transporteur 410 zodanig tussen de positioneerblokken 418 te brengen, dat het snijblok 310 aan de binnenzijde van een linker en een rechter gevogeltepoot 300, die dan stilhangt, werkzaam is. Vervolgens wordt de snijeenheid 422 uit de baan van de positioneerblokken 418 gehaald, worden de positioneerblokken 20 418 over tweemaal de steekafstand van de positioneerblokken 418 in de richting van de pijl 416 verplaatst, en worden het snijblok 310 en de steunblokken 308 van de snijeenheid 422 weer tussen de positioneerblokken 418 gebracht voor het insnijden van twee volgende gevogeltepoten 300. De gevogeltepoten 300 25 worden aan de dragers 420 van de positioneerblokken 418 overge-dragen vanuit de in de richting van pijl 426 bewegende dragers 304 .
Fig. 29-33 illustreren het uit het dijvlees drukken van het dijbot 392, nadat met de messen 320a, 320b een snede 430 30 bij het kniegewricht, een snede 432 langs het drumstickbot en een snede 434 langs het dijbot 392 zijn aangebracht.
Zoals fig. 29 en 30 illustreren, wordt het positioneerblok 418 met een van sneden 430, 432 en 434 voorziene gevogeltepoot 300 in de richting van pijl 436 langs een geleider 438 bewogen. 35 Daarbij steunt de geleider 438 de gevogeltepoot 300 op de dij, en rust de arm 340 tegen de gevogeltepoot 300 ter hoogte van het kniegewricht daarvan.
Door vervolgens de arm 340 met behulp van een geschikte besturing buitenwaarts en/of neerwaarts in de richting van pijl 40 440 te bewegen, wordt het gedeelte van het dijbot 392 grenzend 1012703 - 33 - aan het kniegewricht uit het dijvlees gedrukt, zoals fig. 31 illustreert. Een vast of zwenkbaar rond een as 442 opgestelde, neerwaarts gerichte geleiding 444 drukt het dijbot 392 vervolgens verder uit het dijvlees bij een voortgaande beweging van 5 het positioneerblok 418 in de richting van de pijl 436, zoals fig. 32 illustreert. Fig. 33 toont bij wijze van alternatief de toepassing van een vast of beweegbaar opgestelde geleiding 446 met een gedeeltelijk neerwaarts gerichte sleuf 448 voor het bij een beweging in de richting van de pijl 436 van het positio-10 neerblok 418 van het dijbot 392 verwijderen van het dijvlees, waarbij het dijbot 392 met het drumstickbot 390 verbonden blijft.
Fig. 34 illustreert in analogie met fig. 31 hoe in een carrouselinrichting dijbotten 392 van aan dragers 304 hangende, 15 in de richting van pijl 450 bewegende, en van sneden 430, 432 en 434 voorziene gevogeltepoten 300 met behulp van naar voren bewegende armen 340 en een geleiding 438 gedeeltelijk uit het dijvlees gedrukt kunnen worden, waarna de dijbotten 392 desgewenst verder uit het dijvlees kunnen worden geduwd met behulp 20 van een geleiding van de soort die in fig. 32 bij verwijzings-cijfer 444 is getoond.
Fig. 35 toont een ontbeeninrichting met een stel vast opgestelde geleidingen 452, 454 en een stel met behulp van motoren 456 in de richtingen van pijlen 458, 460 roterend 25 aangedreven, van een schroefvormige rib 462 voorziene rollen 464 resp. 466. Tussen de geleiding 452 en de rol 464 bevindt zich een spleet, evenals tussen de geleiding 454 en de rol 466. Aan een drager 304 hangende gevogeltepoten 300 die een bewerking voor het gedeeltelijk uit het dijvlees brengen van het 30 dijbot 392 ondergaan hebben (hiervoor toegelicht aan de hand van fig. 31, 32 en 34) worden elk in de richting van pijl 468 langs een zodanige baan getransporteerd, dat het dijbot 392 in de spleet tussen de geleiding 452 en de rol 464 resp. tussen de geleiding 454 en de rol 466 terechtkomt. De rib 462 van elke 35 rol 452, 454 duwt het dijbot 392 vervolgens verder door de spleet, en separeert aldus het dijbot 392 van het dijvlees. Het drumstickvlees en het dijvlees vormen na deze bewerking één geheel.
Fig. 36 toont een ontbeeninrichting met twee evenwijdige, 40 op afstand van elkaar opgestelde, in de richtingen van pijlen 101 2703 - 34 - 470, 472 roterend aangedreven, van rijen nokken 474 voorziene rollen 476 resp. 478. Een aan een drager 304 hangende gevogel-tepoot 300 die een bewerking voor het gedeeltelijk uit het dijvlees brengen van het dijbot 392 ondergaan heeft (hiervoor 5 toegelicht aan de hand van fig. 31, 32 en 34) wordt in de richting van de pijl 468 langs een zodanige baan getransporteerd, dat het dijbot 392 ter hoogte van de spleet tussen de rollen 476, 478 terechtkomt. De nokken 474 van de rollen 476, 478 duwen het dijbot 392 vervolgens door de spleet tussen de 10 rollen 476, 478, en separeren aldus het dijbot 392 van het dijvlees. Het drumstickvlees en het dijvlees vormen na deze bewerking één geheel.
Zoals fig. 37 illustreert, kan de inrichting volgens fig. 36 bij een gewijzigde opstelling van de rollen 476, 478 ten 15 opzichte van elkaar (geringere spleetbreedte) ook gebruikt worden voor het separeren van een drumstickbot 390 van een gevogeltepoot 300, waaruit het dijbot 392 reeds is verwijderd. Hiertoe wordt de van het dijbot 392 ontdane gevogeltepoot 300 op de rollen 476, 478 gebracht ter hoogte van de spleet daar-20 tussen. Het vlees wordt door de nokken 474 door de spleet getrokken, terwijl het drumstickbot 390 de spleet niet kan passeren.
Fig. 38 toont een transportorgaan 480, dat op niet nader getoonde wijze verplaatsbaar is langs een met streep-puntlijnen 25 aangeduide rail 482. Daartoe is voorzien in een loopdeel 484. Met het loopdeel 484 is draaibaar in de richting van pijlen 486 een draagdeel 488 verbonden. Het draagdeel 488 draagt een lip 490 die is voorzien van een as 492. Een in hoofdzaak U-vormig zwenkdeel 4 94 is over ca. 180 graden scharnierbaar rond de as 30 492, zoals dubbele pijl 496 aangeeft. Op het zwenkdeel 494 is een in de richtingen van dubbele pijl 498 roteerbaar getand deel 500, voorzien van een gebogen scherpe pen 502, gemonteerd. De verschillende draai- en zwenkbewegingen van het transportorgaan 480 worden door niet nader getoonde, langs de rail 482 35 opgestelde middelen bestuurd, onder aangrijping op (deels niet nader getoonde) onderdelen van het transportorgaan 480.
Het transportorgaan 480 kan worden gebruikt voor het transporteren en/of positioneren van een gevogeltepoot, waarbij de poot zodanig op de pen 502 is aangebracht, dat de pen 502 in 40 het kniegewricht van de poot tussen het dijbot en het drum- 1012703 - 35 - stickbot van een zijde van de poot naar de andere zijde is gericht, en is aangebracht achter de knieschijf van de poot. Aldus kan de poot voor een of meer bewerkingen, zoals het aanbrengen van sneden en het ontbenen, naar een geschikte 5 bewerkingsinrichting, zoals de inrichtingen die zijn getoond in fig. 23a, 24 en 25, worden getransporteerd en daar zijn gepositioneerd voor de uit te voeren bewerking.
Fig. 39 toont een soortgelijk transportorgaan als dat van fig. 38, met het verschil dat het loopdeel 484a van het trans-10 portorgaan 480a volgens fig. 39 is verbonden met een in hoofdzaak Y-vormige draagvork 504, die aan de uiteinden is voorzien van rond een as 506 vrij roteerbare rollen 508, welke lopen over flenzen van een profiel 510. De draagvork 504 is door middel van een ketting 512 verbonden met andere draagvorken 504 15 van andere transportorganen 480a.
Hier zij opgemerkt, dat het transportorgaan 480 of 480a ook kan zijn voorzien van een onbeweeglijk ten opzichte van het loopdeel 484 resp. 484a opgestelde pen 502.
Fig. 40 toont een hangbaantransporteur 518, waarin aan 20 dragers 4 aan het tarsaalgewricht opgehangen poten 520 van gevogelte in de richting van pijl 522 worden getransporteerd. Op de met een pijl 524 aangeduide plaats worden de poten 520 op niet nader getoonde wijze overgehangen in een bewerkingsinrichting 526. De bewerkingsinrichting 526 omvat een rond een as 528 25 in de richting van pijl 530 roterende draagschijf 532 voor het in uitsparingen daarvan aan het tarsaalgewricht dragen van de poten 520, pootsteunelementen 534 voor het aan een zijde steunen van de poten 520, en pootsteunelementen 53 5 voor het aan de voorzijde steunen van de poten 520. Langs een gedeelte 30 van de omtrek van de bewerkingsinrichting 526 is een geleiding 536 opgesteld, welke een aanslag vormt die is bestemd om de poten 520 in de knieholten daarvan te steunen. Nabij het stroomafwaartse einde van de geleiding 536 is een keerwiel 538 van een transporteur met transportorganen 480 opgesteld, langs 35 welk keerwiel 538 de transportorganen 480 met behulp van een ketting 540 in de richting van pijl 542 worden getransporteerd. Daarbij zijn de pennen 502 van de transportorganen 480 naar achteren gericht. De bewegingen van de bewerkingsinrichting 526 en de transportorganen 480 zijn gesynchroniseerd, waarbij de 40 snelheid van de poten 520 hoger is dan de snelheid van de 1n1?7 n q - 36 - pennen 502.
Nabij het stroomafwaartse einde van de geleiding 536 ontmoet de zich aldaar op dat moment bevindende poot 520 een pen 502 van een transportorgaan 480, waarbij de punt van de pen 5 502 zich ter hoogte van het kniegewricht van de poot 520 bevindt. De poot 520 wordt door het daarmee samenwerkende pootsteunelement 534 tegen de punt van de pen 502 gedrukt, waarbij de pen 502 in het kniegewricht van de poot 520 tussen het dijbot en het drumstickbot, en achter de knieschijf dringt.
10 De poot 520 wordt aldus overgenomen uit de bewerkingsinrichting 526, daarbij eventueel geassisteerd door een radiaal buitenwaartse beweging van het met de poot samenwerkende pootsteunelement 535 om het tarsaalgewricht van de poot 520 uit de uitsparing van de draagschijf 532 te drukken. De poot 520 wordt 15 vervolgens met het transportorgaan 480 naar een volgend bewer-kingsstation, zoals een in fig. 41 getoond bewerkingsstation, getransporteerd.
De bewerkingsinrichting 526 kan uitsluitend fungeren als overhanger voor het overbrengen van de poten vanuit de hang- 2 0 baantransporteur naar de transportorganen 4 80, maar de poot- steunelementen 534, 535 kunnen ook voorzien zijn van middelen voor het uitvoeren van de bewerkingen die hiervoor aan de hand van fig. 26a-d en 27a-b zijn toegelicht, of voor het uitvoeren van nog andere bewerkingen.
25 Fig. 41 toont een transportorgaan 480, dat aan de pen 502 daarvan een poot 520 draagt. De poot 520 is door middel van op niet nader getoonde wijze in de richtingen van dubbele pijlen 546 en 548 beweegbare steunelementen 550 resp. 552 gefixeerd, waarbij het steunelement 550 de poot 520 aan de achterzijde 3 0 daarvan in het gebied van het kniegewricht steunt, en het steunelement 552 de poot aan de voorzijde daarvan in het gebied van het kniegewricht steunt. Het gehele proces van transporteren van de poot 520 naar de steunelementen 550, 552, en het fixeren van de poot 520 tussen de steunelementen 550, 552, kan 35 geheel automatisch plaatsvinden door een geschikte besturing van bewegingen van het transportorgaan 480 en de steunelementen 550, 552. In de gefixeerde toestand van de poot 520 kunnen daarop automatisch of met de hand bewerkingen worden uitgevoerd, zoals het met de hand aanbrengen van insnijdingen met 40 behulp van een mes 554.
1012703

Claims (72)

1. Werkwijze voor het bewerken van een aan een drager 5 hangende gevogeltepoot, welke tenminste een drumstick omvat, waarbij de werkwijze de bewerkingen omvat: (la) door middel van ten minste een dwarsinsnijding insnijden van de drumstick in hoofdzaak rondom de drumstick nabij het tarsaalgewricht; en 10 (lb) althans gedeeltelijk separeren van een deel van de poot dat de ten minste ene insnijding omvat, met het kenmerk, dat de drager wordt voortbewogen tijdens het insnijden.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het 15 insnijden volgens bewerking (la) wordt uitgevoerd vanaf een zijde van de poot in tegenovergestelde omtreksrichtingen naar een tegenoverliggende zijde van de poot.
3. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de drumstick pezen omvat, met het kenmerk, dat de bewerking (la) de bewer- 20 kingen omvat: (3a) insnijden van de drumstick nabij het tarsaalgewricht aan een eerste zijde van de drumstick; en (3b) doorsnijden van pezen van de drumstick nabij het tarsaalgewricht.
4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat na bewerking (3a) en voorafgaand aan bewerking (3b) de bewerking wordt uitgevoerd: (4a) naar een tegenover de eerste zijde gelegen tweede zijde van de drumstick brengen van de pezen.
5. Werkwijze volgens een van de conclusies 1-4, waarbij de poot een drumstick of een drumstick en een dij omvat, met het kenmerk, dat voorafgaand aan bewerking (lb) de bewerking wordt uitgevoerd: (5a) insnijden van de poot in hoofdzaak in de langsrich- 35 ting van de poot tussen het tarsaalgewricht en het kniege-wricht, tussen het tarsaalgewricht en het heupgewricht, of tussen het kniegewricht en het heupgewricht.
6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het insnijden volgens bewerking (5a) wordt uitgevoerd in een van 40 het tarsaalgewricht afgekeerde richting. 1 n 1 ? 7 n a - 38 -
7. Werkwijze volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de insnijding volgens bewerking (la) en de insnijding volgens bewerking (5a) zodanig worden aangebracht dat zij elkaar kruisen.
8. Werkwijze volgens een van de conclusies 1-7, waarbij de poot vel omvat, met het kenmerk, dat de bewerking (la) de bewerking omvat: (8a) insnijden van het vel tot een diepte welke in hoofdzaak gelijk is aan de dikte van het vel.
9. Werkwijze volgens een van de conclusies 1-8, waarbij de drumstick vel omvat, met het kenmerk, dat de bewerking (lb) de bewerking omvat: (9a) lostrekken van het vel van de poot.
10. Werkwijze volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat 15 voorafgaand aan bewerking (8a) de bewerking wordt uitgevoerd: (10a) op althans een gedeelte van het vel aangrijpen op een of meer plaatsen boven het tarsaalgewricht, en het aangegrepen velgedeelte van het tarsaalgewricht afbewegen.
11. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat 2. op het vel wordt aangegrepen op twee plaatsen aan weerskanten van de poot.
12. Werkwijze volgens een van de conclusies 8-11, met het kenmerk, dat na bewerking (8a) de bewerking wordt uitgevoerd: (12a) op althans een gedeelte van het vel aangrijpen op 25 een of meer plaatsen boven het tarsaalgewricht, en het aangegrepen velgedeelte van het tarsaalgewricht afbewegen.
13. Werkwijze volgens een van de conclusies 1-12, met het kenmerk, dat de bewerking (lb) de bewerking omvat: (13a) althans gedeeltelijk losschrapen van het vlees van 30 het bot tussen het tarsaalgewricht en het kniegewricht.
14. Werkwijze volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het schrapen volgens bewerking (13a) plaatsvindt over een traject van het tarsaalgewricht naar het kniegewricht.
15. Werkwijze volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat 35 althans een deel van een schraaptraject tweemaal doorlopen wordt.
16. Werkwijze volgens conclusie 14 of 15, met het kenmerk, dat het kniegewricht wordt ondersteund aan de van het tarsaalgewricht afgekeerde zijde.
17. Werkwijze volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat 1012703 - 39 - tijdens het afschrapen de poot door de knieondersteuning wordt opgelicht.
18. Werkwijze volgens een van de conclusies 13-17, met het kenmerk, dat volgend op bewerking (13a) de bewerking wordt 5 uitgevoerd: (18a) scheiden van het vlees van het bot.
19. Werkwijze volgens conclusie 18, waarbij het scheiden volgens bewerking (18a) plaatsvindt door het vlees aan de van het tarsaalgewricht afgekeerde zijde van het kniegewricht door 10 te snijden.
20. Werkwijze volgens conclusie 1 voor het ontbenen van een gevogeltepoot, welke een dij en een drumstick omvat, waarbij de werkwijze in willekeurige volgorde of tegelijkertijd de verdere stappen omvat: 15 (20a) aanbrengen van ten minste een insnijding langs het dijbot in de langsrichting daarvan; (20b) aanbrengen van ten minste een insnijding langs het drumstickbot in de langsrichting daarvan; en (20c) insnijden van pezen van het kniegewricht.
21. Werkwijze volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat stap (20a) de stap omvat: (21a) aanbrengen van een insnijding in hoofdzaak aan de achterzijde en de naar de binnenzijde van de dij gekeerde zijde van het dijbot.
22. Werkwijze volgens conclusie 20 of 21, met het ken merk, dat ten minste een van de insnijdingen volgens de stappen (20a) en (20b) wordt aangebracht vanaf het kniegewricht naar het heupgewricht resp. het tarsaalgewricht van de gevogeltepoot .
23. Werkwijze volgens een van de conclusies 20-22, met het kenmerk, dat de insnijding volgens stap (20c) plaatsvindt in het gebied tussen de knieschijf en de knieholte, en tussen het dijbot en het drumstickbot.
24. Werkwijze volgens een van de conclusies 20-23, met 35 het kenmerk, dat de knieschijf van de gevogeltepoot voorafgaand aan de snijbewerkingen wordt gepositioneerd.
25. Werkwijze volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat vanaf de buitenzijde van de gevogeltepoot een aanslag tegen de knieschijf wordt geplaatst.
26. Werkwijze volgens conclusie 24, met het kenmerk, dat 1 0 1 ? 7 0 3 - 40 - vanaf een zijde van de gevogeltepoot een pen in het kniege-wricht wordt geplaatst.
27. Werkwijze volgens een van de conclusies 20-26, met het kenmerk, dat de gevogeltepoot tijdens het aanbrengen van 5 een of meer van de insnijdingen aan althans een van de zijkanten daarvan wordt gesteund.
28. Werkwijze volgens een van de conclusies 20-27, met het kenmerk, dat de gevogeltepoot tijdens het aanbrengen van een of meer van de insnijdingen in de knieholte wordt gesteund.
29. Werkwijze volgens een van de conclusies 20-28, met het kenmerk, dat de gevogeltepoot tijdens het aanbrengen van een of meer van de insnijdingen aan de voorzijde wordt gesteund.
30. Werkwijze volgens een van de conclusies 20-29, met 15 het kenmerk, dat de gevogeltepoot met het tarsaalgewricht daarvan aan een drager van een transporteur is opgehangen.
31. Werkwijze volgens een van de conclusies 20-30, met het kenmerk, dat na het uitvoeren van althans de stappen (20a) en (20c) althans een deel van het dijbot via de dijinsnijding 20 uit het dijvlees wordt gebracht.
32. Werkwijze volgens conclusie 31, met het kenmerk, dat op het dijbot een in hoofdzaak dwars daarop gerichte kracht wordt uitgeoefend nabij de condylus daarvan aan de zijde van het kniegewricht.
33. Inrichting voor het bewerken van een aan een drager hangende gevogeltepoot, welke tenminste een drumstick omvat, waarbij de inrichting omvat: een transporteur met een drager voor het dragen van de poot aan het tarsaalgewricht daarvan; 30 dwarsinsni jdingsmiddelen voor het door middel van ten minste een dwarsinsnijding insnijden van de drumstick in hoofdzaak rondom de drumstick nabij het tarsaalgewricht; en separatiemiddelen voor het althans gedeeltelijk separeren van een deel van de poot dat de ten minste ene insnijding 3. omvat, met het kenmerk, dat de transporteur en de dwarsinsnij-dingsmiddelen zijn ingericht voor het insnijden tijdens transport van de poot langs een transportbaan in een transportrich-ting.
34. Inrichting volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat 1f)1 0 7 n o - 41 - de dwarsinsnijdingsmiddelen twee aan weerskanten van de transportbaan opgestelde, bij voorkeur van een convexe snij rand voorziene messen omvatten welke in en uit de transportbaan kunnen bewegen.
35. Inrichting volgens conclusie 34, met het kenmerk, dat de messen elk rond een in hoofdzaak verticaal georiënteerde as scharnierbaar zijn.
36. Inrichting volgens conclusie 34 of 35, met het kenmerk, dat de messen zich in de transportbaan bevinden, en 10 tegen een terugstelkracht in, uit de transportbaan bewogen kunnen worden.
37. Inrichting volgens een van de conclusies 33-36, gekenmerkt door onder de transporteur, evenwijdig en synchroon daarmee in de transportrichting beweegbare pootsteunmiddelen 15 voor het steunen van de poot aan de achterliggende zijde daarvan.
38. Inrichting volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat de dwarsinsnijdingsmiddelen omvatten: een stel peessteunorganen welke zijn bestemd om vanaf een 20 eerste zijde langs tegenover elkaar gelegen zijden van het drumstickbot te bewegen voor het naar een tegenover de eerste zijde gelegen tweede zijde van de drumstick brengen van de pezen; en een snijmiddel voor het doorsnijden van de pezen aan de 25 tweede zijde van de drumstick.
39. Inrichting volgens een van de conclusies 33-38, gekenmerkt door: langsinsnijdingsmiddelen voor het insnijden van de poot tussen het tarsaalgewricht en het kniegewricht, het tarsaal- 30 gewricht en het heupgewricht, of het kniegewricht en het heupgewricht.
40. Inrichting volgens conclusie 39, met het kenmerk, dat de langsinsnijdingsmiddelen ten minste een arm omvatten met een vrij uiteinde dat van een mes is voorzien, waarbij het mes voor 35 het maken van de insnijding in een verticaal vlak en van het tarsaalgewricht af wordt bewogen.
41. Inrichting volgens conclusie 40, met het kenmerk, dat het mes in hoofdzaak in de transportbaan aan de achterliggende zijde van de te bewerken poot wordt bewogen.
42. Inrichting volgens conclusie 40 of 41, met het 1 Π1?7D3 - 42 - kenmerk, dat de arm rond een zich op afstand van het mes bevindende as synchroon met de drager roteerbaar of scharnier-baar is.
43. Inrichting volgens conclusie 42, met het kenmerk, dat 5 de arm tussen het mes en de as gedeeld is, waarbij de delen onderling scharnierbaar zijn verbonden, en waarbij een aan de zijde van het mes gelegen deel tegen een terugstelkracht in kan scharnieren ten opzichte van een aan de zijde van de as gelegen ander deel.
44. Inrichting volgens een van de conclusies 40-43, gekenmerkt door een op de arm aangebrachte, met het mes samenwerkende aanslag die is ingericht om de poot ten opzichte van het mes te positioneren.
45. Inrichting volgens een van de conclusies 39-44, 15 gekenmerkt door twee aan weerskanten van de transportbaan van de drumstick en in hoofdzaak evenwijdig daaraan opgestelde geleidingen welke tegen een terugstelkracht in uit elkaar bewogen kunnen worden, en waarvan de kleinste onderlinge afstand zodanig is gekozen dat deze kleiner is dan de dwarsaf- 20 metingen van de drumstick ter hoogte van de geleidingen.
46. Inrichting volgens conclusie 45, met het kenmerk, dat de geleidingen samenwerken met de langsinsnijdingsmiddelen.
47. Inrichting volgens conclusie 33 of 39, met het kenmerk, dat de separatiemiddelen vanaf het tarsaalgewricht in 25 de richting van het kniegewricht werkzame schraapmiddelen omvatten voor het van het bot afschrapen van het vlees, alsmede daarmee samenwerkende steunmiddelen voor het tijdens het afschrapen ondersteunen van het bot.
48. Inrichting volgens conclusie 47, met het kenmerk, dat 30 de steunmiddelen een tegen een kniegewrichtsdeel te plaatsen kniesteun omvatten.
49. Inrichting volgens conclusie 33 of 39, gekenmerkt door velopspanmiddelen die zijn ingericht om aan te grijpen op het vel op een of meer plaatsen tussen het tarsaalgewricht en 3. het kniegewricht, en om het aangegrepen velgedeelte van het tarsaalgewricht af te bewegen.
50. Inrichting volgens conclusie 49, gekenmerkt door een aantal in de transportbaan van de drumstick opgestelde strijk-elementen welke tegen een terugstelkracht in dwars op de trans- 40 portrichting uit elkaar kunnen worden bewogen. 10 1 9 7 0 3 - 43 -
51. Inrichting volgens conclusie 50, met het kenmerk, dat de strijkelementen zijn aangebracht op een uiteinde van een of meer armen welke onder de transportbaan tegen een terugstel-kracht scharnierbaar zijn aangebracht op een in hoofdzaak 5 horizontale, zich dwars op de transportbaan uitstrekkende as.
52. Inrichting volgens een van de conclusies 33-51, gekenmerkt door een stel in de transportbaan van de gevogelte-poot opgestelde ontvelrollen elk met een langsas, die in hoofdzaak evenwijdig aan of onder een kleine hoek met de 10 transportbaan van de gevogeltepoot is gericht.
53. Inrichting volgens een van de conclusies 33-51, gekenmerkt door een stel langwerpige ontvelrollen die elk zijn voorzien van een schroeflijnvormige vertanding, waarbij de diameter van de vertanding over een gedeelte van de lengte van 15 de ontvelrollen kleiner is dan de diameter van de vertanding over het resterende gedeelte van de lengte.
54. Inrichting volgens een van de conclusies 33-51, gekenmerkt door een stel langwerpige ontvelrollen die elk zijn voorzien van een schroeflijnvormige vertanding, waarbij de 20 vertanding over een gedeelte van de lengte van de ontvelrollen is voorzien van een schroeflijnvormige groef met een spoed die tegengesteld is aan die van de vertanding.
55. Inrichting volgens conclusie 33 voor het ontbenen van een gevogeltepoot, welke een dij en een drumstick omvat, verder 25 gekenmerkt door: dijinsnijdingsmiddelen voor het aanbrengen van tenminste een insnijding langs het dijbot in de langsrichting daarvan; drumstickinsnijdingsmiddelen voor het aanbrengen van ten minste een insnijding ' langs het drumstickbot in de langsrich- 30 ting daarvan; en knie-insnijdingsmiddelen voor het insnijden van pezen van het kniegewricht.
56. Inrichting volgens conclusie 55, met het kenmerk, dat de knie-insnijdingsmiddelen twee althans gedeeltelijk overlap- 35 pende messen omvatten welke zodanig kunnen worden bewogen dat zij vanaf een zijkant van de gevogeltepoot achter de knieschijf althans gedeeltelijk tussen tegenover elkaar liggende uiteinden van het dijbot en het drumstickbot worden gebracht, en vervolgens uit elkaar worden bewogen voor het elk afzonderlijk vormen 40 van de dij-insnijdingsmiddelen resp. de drumstickinsnijdings- 1ΓΗ O“7O0 - 44 - middelen.
57. Inrichting volgens conclusie 55 of 56, gekenmerkt door eerste pootpositioneringsmiddelen voor het steunen van de gevogeltepoot aan althans een van de zijkanten daarvan.
58. Inrichting volgens een van de conclusies 55-57, gekenmerkt door tweede pootpositioneringsmiddelen voor het steunen van de gevogeltepoot in de knieholte daarvan.
59. Inrichting volgens een van de conclusies 55-58, gekenmerkt door derde pootpositioneringsmiddelen voor het 10 steunen van de gevogeltepoot aan de voorzijde daarvan.
60. Inrichting volgens een van de conclusies 55-59, gekenmerkt door vierde pootpositioneringsmiddelen voor het positioneren van de knieschijf van de gevogeltepoot.
61. Inrichting volgens conclusie 57, met het kenmerk, dat 15 de eerste pootpositioneringsmiddelen een steunvlak voor een zijkant van de gevogeltepoot omvatten.
62. Inrichting volgens conclusie 61, met het kenmerk, dat het steunvlak is voorzien van een of meer sleuven voor het doorlaten van de dij-insnijdingsmiddelen, de drumstickinsnij- 20 dingsmiddelen en/of de knie-insnijdingsmiddelen.
63. Inrichting volgens conclusie 58, met het kenmerk, dat de tweede pootpositioneringsmiddelen een dwars op de gevogeltepoot gerichte stang omvatten.
64. Inrichting volgens conclusie 59, met het kenmerk, dat 25 de derde pootpositioneringsmiddelen een tegen de dij te plaatsen steunvlak omvatten.
65. Inrichting volgens conclusie 60, met het kenmerk, dat de vierde pootpositioneringsmiddelen een tegen de knieschijf aan te brengen knieschijfaanslag omvatten.
66. Inrichting volgens conclusie 60, met het kenmerk, dat de vierde pootpositioneringsmiddelen een pen omvatten waarvan een uiteinde is bestemd om vanaf een zijkant in de gevogeltepoot te worden gebracht achter de knieschijf en tussen tegenover elkaar liggende uiteinden van het dijbot en het drumstick- 35 bot.
67. Inrichting volgens een van de conclusies 55-66, gekenmerkt door dijbotverwijderingsmiddelen voor het uit het dijvlees brengen van het dijbot via een met de dij-insnij-dingsmiddelen aangebrachte dij insnijding.
68. Inrichting volgens conclusie 67, met het kenmerk, dat 1n197n" - 45 - de dijbotverwijderingsmiddelen zijn ingericht voor het uitoefenen van een kracht op het dijbot nabij de condylus aan de zijde van het kniegewricht, welke kracht in hoofdzaak dwars op het dijbot is gericht.
69. Inrichting volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat de drager een pen omvat waarvan een uiteinde is bestemd om vanaf een zijkant van de gevogeltepoot achter de knieschijf tussen tegenover elkaar liggende uiteinden van het dijbot en het drumstickbot te worden aangebracht.
70. Inrichting volgens conclusie 69, met het kenmerk, dat de pen een eerste langwerpig gedeelte omvat, waarvan genoemd einde deel uitmaakt, welke eerste langwerpig gedeelte is verbonden met een dwars daarop gericht tweede langwerpig gedeelte, waarbij het tweede gedeelte is bevestigd op een 15 eerste element, dat roteerbaar rond een evenwijdig aan het tweede langwerpige gedeelte gerichte as is aangebracht op een tweede element, dat roteerbaar is aangebracht op een derde element, dat roteerbaar is aangebracht op een vierde, langs een vooraf bepaalde baan beweegbaar element.
71. Inrichting volgens conclusie 69 of 70, met het kenmerk, dat steunelementen zijn verschaft voor het ondersteunen van althans een gedeelte van de gevogeltepoot.
72. Werkwijze voor het verwerken van een stroom uitgangs-producten tot een stroom normale producten, waarbij een stroom 25 afwijkende producten ontstaat, met het kenmerk, dat de afwijkende producten in de stroom worden verwerkt tot normale producten, welke worden ingevoegd in de stroom normale producten . 1 n 1 9 7 n 3
NL1012703A 1999-04-06 1999-07-26 Werkwijze en inrichting voor het bewerken van een gevogeltepoot. NL1012703C2 (nl)

Priority Applications (11)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1012703A NL1012703C2 (nl) 1999-04-06 1999-07-26 Werkwijze en inrichting voor het bewerken van een gevogeltepoot.
DK00915593T DK1164857T3 (da) 1999-04-06 2000-04-05 Fremgangsmåde og indretning til forarbejdning af et fjerkrælår
PCT/NL2000/000224 WO2000059311A2 (en) 1999-04-06 2000-04-05 Method and device for processing a poultry leg
JP2000608888A JP4543405B2 (ja) 1999-04-06 2000-04-05 家禽の脚を加工するための方法と装置
ES00915593T ES2223488T3 (es) 1999-04-06 2000-04-05 Metodo y dispositivo para procesar una pata de ave.
AT00915593T ATE274307T1 (de) 1999-04-06 2000-04-05 Verfahren und vorrichtung zum bearbeiten von geflügelbeinen
BRPI0009579-6A BR0009579B1 (pt) 1999-04-06 2000-04-05 método e dispositivo para processar uma perna de aves.
EP00915593A EP1164857B1 (en) 1999-04-06 2000-04-05 Method and device for processing a poultry leg
DE2000613263 DE60013263T2 (de) 1999-04-06 2000-04-05 Verfahren und vorrichtung zum bearbeiten von geflügelbeinen
US09/971,501 US20020090903A1 (en) 1999-04-06 2001-10-05 Method and device for processing a poultry leg
US10/393,705 US7059954B2 (en) 1999-04-06 2003-03-21 Method and device for processing a poultry leg

Applications Claiming Priority (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1011736A NL1011736C1 (nl) 1999-04-06 1999-04-06 Werkwijze en inrichting voor het bewerken van een gevogeltepoot.
NL1011736 1999-04-06
NL1012703A NL1012703C2 (nl) 1999-04-06 1999-07-26 Werkwijze en inrichting voor het bewerken van een gevogeltepoot.
NL1012703 1999-07-26

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1012703C2 true NL1012703C2 (nl) 2000-10-09

Family

ID=26642953

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1012703A NL1012703C2 (nl) 1999-04-06 1999-07-26 Werkwijze en inrichting voor het bewerken van een gevogeltepoot.

Country Status (10)

Country Link
US (2) US20020090903A1 (nl)
EP (1) EP1164857B1 (nl)
JP (1) JP4543405B2 (nl)
AT (1) ATE274307T1 (nl)
BR (1) BR0009579B1 (nl)
DE (1) DE60013263T2 (nl)
DK (1) DK1164857T3 (nl)
ES (1) ES2223488T3 (nl)
NL (1) NL1012703C2 (nl)
WO (1) WO2000059311A2 (nl)

Families Citing this family (70)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1012703C2 (nl) 1999-04-06 2000-10-09 Stork Pmt Werkwijze en inrichting voor het bewerken van een gevogeltepoot.
NL1019293C1 (nl) 2001-11-05 2003-05-07 Stork Pmt Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van een bot uit een extremiteit van een slachtdier.
DK2258203T3 (en) * 2002-12-20 2018-01-15 Marel Stork Poultry Proc Bv Method and apparatus for processing a body part of slaughtered poultry
NL1025657C2 (nl) * 2004-03-08 2005-09-12 Meyn Food Proc Technology Bv Inrichting voor het van elkaar scheiden van een drumstick en een dij.
CA2595715A1 (en) * 2005-01-25 2006-08-03 Mayekawa Mfg. Co., Ltd. Method of deboning animal meat block and deboning apparatus
EP2040557A1 (en) * 2006-10-17 2009-04-01 Mayekawa Mfg. Co., Ltd. Automatic deboning method and apparatus for deboning bone laden meat
WO2008096459A1 (en) 2007-02-06 2008-08-14 Mayekawa Mfg. Co., Ltd. Method and apparatus for deboning arm or leg part
NL1033604C2 (nl) 2007-03-27 2008-09-30 Stork Pmt Systeem en werkwijze voor het bewerken van een karkasdeel van geslacht gevogelte.
EP2294922B1 (en) 2008-03-20 2017-06-28 Meyn Food Processing Technology B.V. A gizzard peeler
NL2002580C2 (en) 2009-02-27 2010-08-30 Meijn Food Proc Technology B V Deskinner for poultry parts.
NZ575751A (en) * 2009-03-23 2011-06-30 Robotic Technologies Ltd A device for removing leg knuckle tips with the relationship between a guide and the leg setting cut position
US8632380B2 (en) 2010-01-26 2014-01-21 Foodmate B.V. Method and apparatus for removing a sleeve of meat from an animal part having bone with knuckles on each of its opposite ends
US8157625B2 (en) 2010-01-26 2012-04-17 Foodmate Bv Method and apparatus for collecting meat from an animal part
DK2912947T3 (en) * 2010-03-30 2017-12-04 Maekawa Seisakusho Kk Method and device for boning non-boned bones
NL2006075C2 (en) 2011-01-26 2012-07-30 Foodmate B V Rotationally indexed article support for a conveyor system having an alignment station.
US8757354B2 (en) 2010-04-19 2014-06-24 Foodmate Bv Turning block alignment
NL2004574C2 (en) 2010-04-19 2011-10-20 Foodmate B V Rotatable article support for a conveyor.
NL2004573C2 (en) 2010-04-19 2011-10-20 Foodmate B V Turning block alignment.
US8789684B2 (en) 2010-04-19 2014-07-29 Foodmate Bv Rotatable article support for a conveyor
NL2005027C2 (en) * 2010-07-05 2012-01-09 Meyn Food Proc Technology Bv A method and device for slitting a chicken leg.
US8574044B2 (en) 2010-08-11 2013-11-05 Industrial Design Fabrication & Installation, Inc. Belly hook assembly for a conveyor
US8074791B1 (en) 2010-08-11 2011-12-13 Industrial Design Fabrication & Installation, Inc. Hook assembly for a conveyor belt
US8727839B2 (en) 2011-01-21 2014-05-20 Foodmate Bv Poultry wing cutter for narrow pitch poultry lines
EP2667728B1 (en) * 2011-01-26 2015-07-29 Foodmate B.V. Method of deboning animal thighs for separating and collecting meat there from and apparatus for performing the method
US8882571B2 (en) 2011-01-26 2014-11-11 Foodmate Bv Method of deboning animal thighs for separating and collecting meat therefrom and apparatus for performing the method
US8267241B2 (en) 2011-01-26 2012-09-18 Foodmate Bv Rotationally indexed article support for a conveyor system having an alignment station
US8430728B2 (en) 2011-02-14 2013-04-30 Foodmate Bv Special cut poultry wing cutter
JP5963556B2 (ja) * 2012-06-14 2016-08-03 株式会社前川製作所 骨付きモモ肉の脱骨装置及び脱骨方法
NL2009033C2 (en) 2012-06-19 2013-12-23 Foodmate B V Weighing method and apparatus.
US9066525B2 (en) * 2012-07-12 2015-06-30 Marel Meat Processing Inc. Shoulder positioning conveyor
CN104754948B (zh) * 2012-10-10 2017-07-25 林科食品系统公司 用于对输送机上的鸟进行处理的方法和装置
US8535124B1 (en) 2012-10-17 2013-09-17 Remington Holdings Llc Poultry tender tendon clipper
NL2009646C2 (en) 2012-10-17 2014-04-22 Marel Stork Poultry Proc Bv System and method for harvesting saddle meat from a carcass part of slaughtered poultry.
NL2009647C2 (en) * 2012-10-17 2014-04-22 Marel Stork Poultry Proc Bv Device for separating a leg part from a carcass part of slaughtered poultry.
NL2009718C2 (en) 2012-10-29 2014-05-01 Foodmate B V Method of mechanically removing skin from animal parts.
US8808068B2 (en) 2012-10-29 2014-08-19 Foodmate Bv Method of and system for automatically removing meat from an animal extremity
US8702480B1 (en) * 2012-12-12 2014-04-22 WRH Holdings, LLC Poultry wing segmenting shackle and method of use
US9078453B2 (en) 2013-11-01 2015-07-14 Foodmate B.V. Method and system for automatically deboning poultry breast caps containing meat and a skeletal structure to obtain breast fillets therefrom
JP6401266B2 (ja) * 2013-11-13 2018-10-10 マレル・シュトルク・ポウルトリー・プロセシング・ベー・フェー 羽根をむしり取ったホールレッグまたはドラムスティック鳥肉製品から皮を除去するためのシステム、方法およびカルーセル装置
NL2011946C2 (nl) * 2013-12-12 2015-06-15 Marel Stork Poultry Proc Bv Combinatie van een transportinrichting voor slachtdieren en een losinrichting alsmede werkwijze voor het bedrijven van een dergelijke combinatie.
US8961274B1 (en) 2013-12-18 2015-02-24 Foodmate Bv Selective tendon cutter and method
EP3102040B1 (de) * 2014-02-07 2018-06-20 Linco Food Systems A/S Positioniervorrichtung zum positionieren von in förderrichtung längs einer förderstrecke in reihe geförderten geflügelbeinen sowie das positionieren umfassendes verfahren zum entfernen des oberschenkelfleisches von geflügelbeinen
US9326527B2 (en) 2014-03-06 2016-05-03 Mayekawa Mfg. Co., Ltd. Device and method for deboning bone-in leg
NL2012466B1 (en) * 2014-03-18 2015-12-15 Meyn Food Proc Technology Bv Method, processing device and processing line for mechanically processing an organ or organs taken out from slaughtered poultry.
NL2012465B1 (en) 2014-03-18 2015-12-15 Meyn Food Proc Technology Bv Method, processing device and processing line for mechanically processing an organ or organs taken out from slaughtered poultry.
NL2012464B1 (en) 2014-03-18 2015-12-15 Meyn Food Proc Technology Bv Method, processing device and processing line for mechanically processing an organ or organs taken out from slaughtered poultry.
CA2946452C (en) 2014-04-30 2022-07-19 Linco Food Systems A/S A method and an apparatus for arranging a bird in a position for being suspended from a shackle
NL2013017B1 (en) * 2014-06-18 2016-07-05 Marel Stork Poultry Proc Bv Method and system for harvesting knee meat together with thigh meat from a poultry leg.
NL2013019B1 (en) * 2014-06-18 2016-07-05 Marel Stork Poultry Proc Bv Method and system for processing a defeathered whole leg poultry product.
NL2013018B1 (en) * 2014-06-18 2016-07-05 Marel Stork Poultry Proc Bv System and method for removing a thigh bone from a defeathered whole leg poultry product.
EP3157342B1 (en) * 2014-06-18 2018-08-15 Marel Stork Poultry Processing B.V. System and method for removing a thigh bone from a defeathered whole leg poultry product
NL2014197B1 (en) 2015-01-27 2017-01-06 Foodmate Bv Device for making a preparatory incision longitudinally of an animal extremity part with first and second bones articulated by a joint.
US9596863B2 (en) * 2015-07-24 2017-03-21 Marel Meat Processing Inc. Automatic leg skinner
NL2020988B1 (en) * 2017-05-26 2019-04-11 Foodmate Bv Cutting unit for cutting meat parts from suspended previously eviscerated poultry carcasses
EP3723490A1 (en) * 2017-06-27 2020-10-21 Teknologisk Institut A cutting system with a curved knife blade for cutting meat off bones
PL3545770T3 (pl) * 2017-10-06 2022-06-13 Mayekawa Mfg. Co., Ltd. Urządzenie zaciskowe do mięsa z nogi na kości, urządzenie ładujące do mięsa z nogi na kości i sposób zaciskania mięsa z nogi na kości
JP6689457B2 (ja) * 2017-10-06 2020-04-28 株式会社前川製作所 骨付き肢肉のクランプ装置、骨付き肢肉の投入装置及び骨付き肢肉のクランプ方法
NL2019926B1 (en) * 2017-11-16 2019-05-22 Meyn Food Processing Tech Bv Deskinning apparatus and method for deskinning a poultry leg or part of a poultry leg
JP7013232B2 (ja) * 2017-12-25 2022-01-31 株式会社前川製作所 骨付き肉の切断装置及び切断方法
PL3653059T3 (pl) 2018-10-05 2022-05-16 Mayekawa Mfg. Co., Ltd. Urządzenie zaciskające do mięsa z kończyny z kością, urządzenie ładujące do mięsa z kończyny z kością i sposób zaciskania mięsa z kończyny z kością
NL2022550B1 (en) 2019-02-08 2020-08-19 Foodmate Bv System and method for deboning a poultry leg part
NL2022804B1 (en) * 2019-03-25 2020-10-02 Meyn Food Processing Tech Bv Method and apparatus for providing a drumstick from a poultry's leg
NL2023211B1 (en) 2019-05-27 2020-12-02 Meyn Food Processing Tech Bv An apparatus for carrying out an operation on slaughtered poultry or on a part of slaughtered poultry
BR112022017683A2 (pt) * 2020-03-04 2022-11-16 Foodmate Us Llc Método e aparelho para remover pele de partes animais
JP2023538632A (ja) 2020-08-31 2023-09-08 マレル・ミート・ベスローテン・フェンノートシャップ 4本脚食肉動物の枝肉脚部の骨から肉を取り除くための枝肉脚部の脱骨の方法及びシステム
NL2027139B1 (en) * 2020-12-17 2022-07-11 Marel Poultry B V Deskinning device, system and method for removing skin from a poultry leg product
CN113040207B (zh) * 2021-04-13 2022-07-19 昭通众生食品股份有限公司 一种鸡肉加工工艺
NL2030106B1 (en) * 2021-12-10 2023-06-26 Meyn Food Processing Tech Bv A deskinning apparatus for a poultry leg
JP2024094481A (ja) * 2022-12-28 2024-07-10 株式会社前川製作所 食肉加工装置、及び、食肉加工システム
NL2033991B1 (en) * 2023-01-19 2024-07-30 Foodmate Bv System for making a preparatory incision longitudinally of a poultry leg

Citations (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4041572A (en) * 1976-09-27 1977-08-16 Victor F. Weaver, Inc. Anatomical section de-boning machine
GB2124883A (en) * 1982-08-06 1984-02-29 Mayer Oskar Foods Apparatus for removing meat from poultry drumsticks
EP0442554A1 (en) * 1990-01-30 1991-08-21 Stork Pmt B.V. Method and device for performing an accurate cutting operation near the knee joint of a leg of a slaughtered animal
WO1993009675A1 (en) * 1991-11-19 1993-05-27 Foodcraft Holdings, Inc. Dark meat deboner with leg scraper
DE9309847U1 (de) * 1993-07-02 1993-08-26 Krause, Georg, 31139 Hildesheim Entbeinungsmaschine
NL9301238A (nl) 1992-07-30 1994-02-16 Maekawa Seisakusho Kk Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van bot uit vlees.
EP0594934A2 (en) * 1992-10-28 1994-05-04 Gordex Corporation Poultry leg boning apparatus
EP0858739A2 (en) * 1997-01-17 1998-08-19 Systemate Holland B.V. Pre-cutter for deboning leg or wing parts of poultry
EP0898894A2 (en) * 1997-08-18 1999-03-03 Mayekawa Mfg Co.Ltd. Semiautomatic pig thigt deboner and deboning process for pig thigh using same

Family Cites Families (27)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3913174A (en) * 1973-10-05 1975-10-21 Stephen A Paoli Method and apparatus for removing skin from chicken necks
US4380849A (en) * 1981-03-17 1983-04-26 Oscar Mayer Foods Corporation Apparatus for removing meat from poultry drumsticks
US4480353A (en) * 1983-03-28 1984-11-06 Foodcraft Equipment Co., Inc. Leg splitting machine
US4527305A (en) * 1984-01-16 1985-07-09 Foodcraft Equipment Company, Inc. Tendon cutter
NL8401122A (nl) * 1984-04-09 1985-11-01 Stork Pmt Inrichting voor het afscheiden van de staartstomp van geslacht gevogelte.
NL8401123A (nl) * 1984-04-09 1985-11-01 Stork Pmt Drumsticksnijder.
JPS62186736A (ja) * 1986-02-10 1987-08-15 東線鋼建株式会社 鶏モモ肉の骨抜き処理方法及びその処理装置
DE3703836C2 (de) * 1987-02-07 1995-12-21 Heinrich Lindert Bearbeitungsanlage für Geflügelfleisch
NL8702887A (nl) * 1987-12-01 1989-07-03 Stork Pmt Werkwijze en inrichting voor het bedrijven van een installatie voor het opdelen van geslacht gevogelte en voor het tijdelijk onderbreken van het transport van gevogeltekarkassen of -delen.
US5001812A (en) * 1988-10-31 1991-03-26 Hazenbroek Jacobus E Revolving poultry thigh deboner
US5067927A (en) * 1989-04-03 1991-11-26 Hazenbroek Jacobus E Revolving poultry thigh deboner
EP0390979A1 (en) * 1989-04-07 1990-10-10 Linco Holland Engineering B.V. Method and device for transporting objects around a closed track
JPH02283236A (ja) * 1989-04-21 1990-11-20 Goodetsukusu Kk 食鳥ももの骨抜き方法およびその装置
DE4109699C1 (nl) * 1991-03-23 1992-07-30 Nordischer Maschinenbau Rud. Baader Gmbh + Co Kg, 2400 Luebeck, De
US5228881A (en) * 1991-04-03 1993-07-20 Gordex Corporation Poultry leg boning apparatus
NL9101050A (nl) * 1991-06-18 1993-01-18 Stork Pmt Werkwijze en inrichting voor het bewerken van de huid van een poot van een geslachte vogel.
JP3408559B2 (ja) * 1991-07-30 2003-05-19 株式会社前川製作所 脱骨方法
US5494479A (en) * 1991-10-23 1996-02-27 Schaartec Gmbh & Co.Kg Device for boning wings of poultry or the like
US5186680A (en) * 1991-12-30 1993-02-16 Norma L. Conaway Poultry deskinning apparatus
DK71693D0 (da) * 1993-06-16 1993-06-16 Lindholst & Co As Fremgangsmaade og apparat til udbening af koedemner, f.eks. under- og overlaar af kyllinger
DE4421882C2 (de) * 1994-05-26 1997-02-06 Nordischer Maschinenbau Verfahren und Einrichtung zum Lösen des Fleisches von den Knochen tierischer Extremitäten
NL1001226C2 (nl) * 1995-09-18 1997-03-20 Stork Pmt Werkwijze en inrichting voor het ontbenen van een poot.
BR9800345A (pt) * 1997-01-21 1999-06-29 Nordischer Maschinenbau Instalação para a separação das pernas de corpos de aves
US5947811A (en) * 1997-04-10 1999-09-07 Systemate Holland, B.V. Apparatus for cutting up carcasses of poultry
JPH114655A (ja) * 1997-06-16 1999-01-12 Ishikawajima Harima Heavy Ind Co Ltd 食鳥腿肉のホック部カット装置
JPH114654A (ja) * 1997-06-16 1999-01-12 Ishikawajima Harima Heavy Ind Co Ltd 食鳥腿肉のサイドカット装置
NL1012703C2 (nl) 1999-04-06 2000-10-09 Stork Pmt Werkwijze en inrichting voor het bewerken van een gevogeltepoot.

Patent Citations (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4041572A (en) * 1976-09-27 1977-08-16 Victor F. Weaver, Inc. Anatomical section de-boning machine
GB2124883A (en) * 1982-08-06 1984-02-29 Mayer Oskar Foods Apparatus for removing meat from poultry drumsticks
EP0442554A1 (en) * 1990-01-30 1991-08-21 Stork Pmt B.V. Method and device for performing an accurate cutting operation near the knee joint of a leg of a slaughtered animal
WO1993009675A1 (en) * 1991-11-19 1993-05-27 Foodcraft Holdings, Inc. Dark meat deboner with leg scraper
NL9301238A (nl) 1992-07-30 1994-02-16 Maekawa Seisakusho Kk Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van bot uit vlees.
EP0594934A2 (en) * 1992-10-28 1994-05-04 Gordex Corporation Poultry leg boning apparatus
DE9309847U1 (de) * 1993-07-02 1993-08-26 Krause, Georg, 31139 Hildesheim Entbeinungsmaschine
EP0858739A2 (en) * 1997-01-17 1998-08-19 Systemate Holland B.V. Pre-cutter for deboning leg or wing parts of poultry
EP0898894A2 (en) * 1997-08-18 1999-03-03 Mayekawa Mfg Co.Ltd. Semiautomatic pig thigt deboner and deboning process for pig thigh using same

Also Published As

Publication number Publication date
BR0009579B1 (pt) 2009-08-11
EP1164857A2 (en) 2002-01-02
EP1164857B1 (en) 2004-08-25
BR0009579A (pt) 2002-01-15
US7059954B2 (en) 2006-06-13
WO2000059311A2 (en) 2000-10-12
JP4543405B2 (ja) 2010-09-15
DK1164857T3 (da) 2005-01-10
JP2002540776A (ja) 2002-12-03
DE60013263T2 (de) 2005-01-13
ATE274307T1 (de) 2004-09-15
DE60013263D1 (de) 2004-09-30
US20020090903A1 (en) 2002-07-11
ES2223488T3 (es) 2005-03-01
WO2000059311A3 (en) 2001-03-08
US20030181157A1 (en) 2003-09-25

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1012703C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het bewerken van een gevogeltepoot.
US5173077A (en) Method and device for performing an accurate cutting operation near the knee joint of a leg of a slaughtered animal
US5833527A (en) Poultry breast filleting apparatus
US5248277A (en) Method and device for processing the skin of a leg of a slaughtered bird
US5697837A (en) Poultry breast filleting apparatus
NL1012683C2 (nl) Werkwijze voor het winnen van een binnenfilet van een gevogeltekarkasdeel, en inrichting voor het bewerken van het gevogeltekarkasdeel.
US4993113A (en) On-line thigh deboner
NL1019293C1 (nl) Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van een bot uit een extremiteit van een slachtdier.
NL9200037A (nl) Werkwijze en inrichting voor het fileren van de romp van een geslachte vogel.
EP2724618B1 (en) Method of and system for automatically removing meat from an animal extremity
JP2009515519A (ja) 骨除去装置
NL1001058C2 (nl) Inrichting voor het openen van de lichaamsholte van een geslachte vogel.
NL8300907A (nl) Inrichting voor het afscheiden van de vleesdelen van het borststuk van geslacht gevogelte.
NL9401198A (nl) Werkwijze en inrichting voor het fileren van de romp van geslacht gevogelte.
NL9001246A (nl) Werkwijze en inrichting voor het van een rompdeel scheiden van de poten van geslacht gevogelte.
NL8402165A (nl) Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van borstvlees van een gevogeltekarkas.
US8808068B2 (en) Method of and system for automatically removing meat from an animal extremity
US20170172165A1 (en) Method and system for processing a defeathered whole leg poultry product
JP2002520035A (ja) 鳥肉を処理する方法および装置
NL1005032C2 (nl) Voorsnijder voor het fileren van poot- of vleugeldelen van gevogelte.
NL1011736C1 (nl) Werkwijze en inrichting voor het bewerken van een gevogeltepoot.
NO347970B1 (en) Apparatus and method for boning fish
NL1022418C2 (nl) Werkwijze en inrichting voor het bewerken van een karkasdeel van geslacht gevogelte.
JP2024501187A (ja) 家禽脚製品から皮を除去するための皮剥ぎ装置、システムおよび方法
NL2013019B1 (en) Method and system for processing a defeathered whole leg poultry product.

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20060201