Naar inhoud springen

heel

Uit WikiWoordenboek
  • heel
  • In de betekenis van ‘ongeschonden, volledig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1220 [1]
Middelnederlands: heel gezond, ongeschonden geheel, onverdeeld
Oudnederlands: hēl
Germaans: *haila-
Indo-Europees: *koilo-
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: whole, hale, hail (Angelsaksisch: hāl), Duits: heil, (Oudhoogduits: heil), Fries: hiel (Oudfries: hēl)
Noord: Zweeds/Deens: hel, Noors: heil, (Oudnoords: heill), IJslands: heill, Faeröers: heilur
Oost: Gotisch: hails
  • Verwant in Slavisch:
Oost: Oekraïens: ці́лий (cilyy), Russisch: целый (celyj) geheel
Zuid: Servo-Kroatisch: це̏о, cȅo, cȅo (Oudkerkslavisch: цѣлъ (cělǔ)), Sloveens: cel geheel
West: Nedersorbisch: ceły, Pools: cały, Slowaaks: celý, Tsjechisch: celý geheel
stellend
onverbogen heel
verbogen hele
partitief heels

heel

  1. niet stuk, niet gebroken
    • De vaas was gevallen maar toch heel gebleven. 
  2. zonder uitzondering, in alle delen
    • Dat is in de hele wereld het geval. 
     Toen ik de gigantische muur inktzwarte wolken op me af zag komen barstte ik in tranen uit. Na een lange beklimming stond ik uitgeput boven op Mount Whitney. De hele dag was het vriendelijk en rustig weer geweest, maar nu kwam er vanaf de andere kant van de berg een zwaar onweer op me af dat om de paar seconden fel oplichtte. Bliksem en storm.[3]

heel

  1. in hoge mate
    • Het meisje is heel mooi. 
    • De hele jonge kinderen kunnen beter thuisblijven 
     Heel langzaam volgden we de contouren van de haarspelden naar beneden.[3]
  • hoewel een bijwoord geen verborgen vorm kent is het gebruik van hele (m.n. in spreektaal, m.n. in informele teksten) ook toegestaan in constructies als het hele/heel mooie meisje, de hele/heel jonge kinderen. In meer officiële constructies zoals de heel officiële aankondiging zou hele foutief zijn. Ook als het gaat om vervelende zaken is hele niet toegestaan De heel ernstige overstroming[4] [5]
vervoeging van
helen

heel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van helen
    • Ik heel. 
  2. gebiedende wijs van helen
    • Heel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van helen
    • Heel je? 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[6]


heel

  1. heel; niet stuk, niet gebroken
  2. heel; zonder uitzondering, in alle delen

heel

  1. heel; in hoge mate


enkelvoud meervoud
heel heels

heel

  1. hiel


heel

  1. heel; niet stuk, niet gebroken
  2. heel; zonder uitzondering, in alle delen

heel

  1. heel; in hoge mate


heel

  1. heel; niet stuk, niet gebroken
  2. heel; zonder uitzondering, in alle delen

heel

  1. heel; in hoge mate