NL9500296A - Werkwijze en inrichting voor het verpakken van land- en tuinbouwprodukten. - Google Patents

Description

WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR HET VERPAKKEN VAN LAND- EN TUINBOUWPRODUKTEN

Het verpakken van land- of tuinbouwprodukten vergt veel handwerk vooral wanneer men bijvoorbeeld de steeltjes van vruchten, zoals van appels, allemaal dezelfde richting uit laat wijzen en/of de mooist gekleurde zijde goed presenteert .

De uitvinding betreft en verschaft een automatisch uitvoerbare werkwijze volgens de uitvinding die is aangeduid in conclusie 1. Een desbetreffende inrichting is aangeduid in conclusie 6.

De uitvinding zal in de hierna volgende beschrijving aan de hand van tekeningen worden verduidelijkt, waarin voorstellen; figuur 1 een perspektivisch aanzicht van een voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding, figuur 2 op grotere schaal detail II van figuur 1, figuur 3 een op grotere schaal in de transport-richting genomen doorsnede van detail III van figuur 1, figuur 4 een perspektivisch aanzicht van de middelen voor het maken van camera-opnamen van tomaten, figuur 5 en 6 twee voorbeelden van een opname die door een camera genomen is van een en dezelfde tomaat die zich in twee verschillende standen bevindt, figuur 7, 8 en 9 elk een perspektivisch aanzicht van een variant van detail VII van figuur 3 telkens in een andere situatie in het geval van een appel, en figuur 10 een aanzicht volgens pijl X van figuur 9.

In figuur 1 worden land- of tuinbouwprodukten (hierna aangeduid als produkten 2), bijvoorbeeld tomaten, volgens pijl 13 aangevoerd aan de inrichting 1 voor het verpakken van de produkten 2. De produkten 2 komen via een transportband 14 tot op een transportband 15 die zich in een voor buitenlicht afgesloten kast 16 bevindt. De ingang van de kast 16 bevat een flexibel lichtscherm 17. In de kast 16 worden de produkten 2 getransporteerd naar wachtbanen 18 die onderling gescheiden zijn door strips 19. Elke wachtbaan 18 mondt uit in een opvangplaats 20 (figuur 3), waar een pro-dukt 2 wordt opgenomen door een kantelinrichting 21. Deze bestaat uit een kantelas 22 die voor elke opvangplaats 20 drie over de omtrek verdeelde, door beugels gevormde opvang-bodems 23 heeft.

Op opvangbodems 23 gelegen produkten 2 komen bij een kanteling van de kantelas 22 over 120° terecht in een richtinrichting 3. Deze omvat bij elke richtplaats 4 voor een produkt 2 een paar van rollen 5 die elk aan de ronde vorm van produkten 2 zijn aangepast en die ringvormige groeven 6 hebben. Elk paar van rollen 5 is in pijlrichting 24 aandrijfbaar middels een bijbehorende aandrijfrol 7 die gedragen wordt door een om een zwenkas 26 zwenkbare arm 25 en die voortdurend aangedreven wordt via een eindloze snaar 27 vanaf een voortdurend aangedreven aandrijfas 28.

Een produkt 2 kan op een richtplaats 4 volgens pijl 28 zolang worden geroteerd, totdat het zich in de geselecteerde stand bevindt, dat wil zeggen zolang de, bijvoorbeeld rubberen, aandrijfrol 7 met de rollen 5 kontakt maakt, waarbij een bekrachtigde magneetspoel 29 de arm 25 opwaarts drukt. Zodra het produkt 2 zich in de geselecteerde stand bevindt, wordt de bekrachtiging opgeheven en trekt een trekveer 30 de aandrijfrol 7 neerwaarts, waarbij tevens in de groeven 6 reikende, aan de arm 25 bevestigde verende vingers 31 tenminste één van de rollen 5 afremmen, waardoor de rotatie van het produkt 2 onmiddellijk wordt gestopt.

De besturing van de rotatie van elk paar rollen 5 geschiedt telkens in afhankelijkheid van opnamen van een camera. De produkten 2 worden op de richtplaatsen 4 beschenen door een laserlicht van een laserlamp 32 via een scherm met een dwarsspleet, zodanig dat het laserlicht in een lichtvlak 34 op het produkt 2 valt. Camera's 8 maken van elk produkt 2, dat zich op een bepaalde richtplaats 4 bevindt een opname 9a (figuur 5) of 9b (figuur 6) die op een op zichzelf bekende electronische wijze electronisch wordt omgevormd in een rekentechnisch verwerkbare kromme 10a respectievelijk 10b. De opname 9a wordt opgeslagen als coördinaten en van de opname 9a wordt de afgeleide funktie bepaald. Dit is de kromme 10a. Het eerste lokale maximum M wordt gedetecteerd. De afgeleide bij M is 0. Het volgende lokale minimum K wordt gedetecteerd waar de afgeleide ook 0 is. De opname gaat bij een tomaat door het tomatenkroontje, wanneer het oppervlak A dat ingesloten is door de kromme 10a en de as MK groter is dan een vooraf ingestelde waarde.

Bij een geselecteerde stand van het produkt bijvoorbeeld van figuur 6 (kroontje boven) behoort een opname 9b die een bijbehorende rekentechnische kromme 10b heeft, die gemakkelijk te herkennen is als in hoofdzaak overeenkomend met de rekentechnische kromme van de geselecteerde stand van het produkt. Men kan de afwijkingsmarges bij de rekentechnische kromme zodanig instellen, dat het roteren van de rollen 5 wordt beëindigd, zodra de opname voldoet, dat wil zeggen binnen de ingestelde marge valt. Elke camera 8 maakt bij voorkeur tegelijkertijd een opname van twee produkten 2, maar elk opnamedeel (per produkt) wordt apart rekentechnisch verwerkt en wordt apart vergeleken met een referentiebeeld 9b, (dat wil zeggen met een rekentechnische kromme 10b) van de gewenste produktstand.

Bij voorkeur laat het scherm van de laserlamp 32 nog een tweede lichtvlak 35 door dat valt op de produkten 2 die zich op de opvangplaatsen 20 bevinden. Een camera 37 maakt een opname van alle opvangplaatsen 20 tegelijk. Door vergelijking van deze opname met een referentiebeeld dat het opnamebeeld is van een situatie waarin alle opnameplaatsen 20 met een produkt 2 zijn gevuld, verschaft de computer informatie, omtrent die opnameplaatsen 20 die eventueel nog leeg zijn. Als alternatief kan het beeld van een rollenbaan worden gebruikt als de informatie dat daar geen vrucht aanwezig is.

In afhankelijkheid van deze informatie worden geleidingsmiddelen 39 voor het verdelen van produkten 2 over de wachtkamer 18 bestuurd. Deze geleidingsmiddelen 39 omvatten bijvoorbeeld twee zwenkarmen 40 die gelegerd zijn in legers 41 en die gemeenschappelijk in pijlrichtingen 42 worden verplaatst middels een de dwarsstang 43 aandrijvende luchtcilinder 44. Tijdens bedrijf zwenken de zwenkarmen 40 volgens pijlen 45 voortdurend heen en weer, doch deze beweging wordt zo nodig aangepast om een eventuele lege opvangplaats 20 en bijbehorende wachtkamer zo snel mogelijk op te vullen.

Zodra is vastgesteld dat de richtplaatsen 4 leeg zijn, wordt de kantelinrichting 21 van slechts de gevulde opvangplaatsen 20 gekanteld, doordat deze roterend over 120° worden aangedreven middels een snaar 46 vanaf de as 28 via een tijdelijk bekrachtigde, niet getekende frictiekoppeling. Voorafgaande aan deze kantelbeweging wordt een zwenkvinger 47, die een opvangbodem 23 tegenhoudt, middels een magneet-spoel 48 even buiten de baan van deze opvangbodem 23 gedreven en tijdens de kanteling van de kantelinrichting 21 trekt een trekveer 49 deze vinger 47 weer in de baan van de volgende opvangbodem 23.

Zodra elke voorheen niet gevulde opvangplaats 20 alsnog een produkt 2 ontvangt, kantelt de bijbehorende kantelinrichting 21 dit produkt 2 tot in een richtplaats 4.

Zodra het richten op alle richtplaatsen 4 is voltooid, worden de op de richtplaatsen 4 gerichte produkten 2 overgebracht naar een rij van verpakplaatsen ll in een doos 12 middels overbrengmiddelen 50, omvattende een reeks zuignappen 51 die via stangen 52 opgehangen zijn aan dragers 53. Deze zijn verschuifbaar geleid langs een dwarsstang 54 en dragen elk een middenscharnier 55 van een Neurenbergerschaar 56. De onderlinge steekafstand g van de zuignappen 51, die gelijk is aan de steekaf stand c| van de richtplaatsen 3, is dankzij de schaar 56 te verstellen tot de steekafstand e van de verpakplaatsen 11, middels een fluidumcilinder 59 die werkt tussen de twee buitenste dragers 53. Daar de verpakplaatsen 11 in opvolgende rijen telkens een afstand % e versprongen zijn, wordt de gehele schaar 56 telkens bij elke tweede overbrenging over een afstand % e verplaatst middels een fluidumcilinder 58 die werkt tussen de stang 54 en één van de dragers 53. De stang 54 is bij scharnieren 64 schar- nierbaar aan de kast 16 opgehangen middels telescoopstangen 63, waarvan een aandrijfpen 65 bevestigd is aan de omtrek van een aandrijfschijf 66 die telkens volgens een boog 67 wordt bewogen, waarbij dan de zuignappen 51 een boogbeweging 68 maken, opdat de produkten 2 vanaf de richtplaatsen 4 overgebracht worden naar de verpakplaatsen 11, waarbij in de zuignappen 51 een vacuüm wordt gezogen via slangen 69 en waarbij de steekafstanden si van de zuignappen worden gewijzigd tot in e en zonodig de zijwaartse verplaatsing % ê ondergaan. Na het afleggen van de produkten 2 door opheffing van het vacuüm in de zuignappen 51, worden de zuignappen van de verpakplaatsen 11 verwijderd en later naar de richtplaatsen 4 gebracht, zodra de volgende richtoperatie is voltooid. Ondertussen wordt de doos 12 op op zichzelf bekende wijze een rijafstand opgeschoven en verlaat de gevulde doos 12 volgens pijl 70 over een rollenbaan 73 de verpakinrichting l. Lege dozen 12 komen binnen volgens pijl 71 over een rollenbaan 74 die zwenkbaar is om een horizontale as 75 en die middels een fluidumcHinder 76 en een kabel 77 ophefbaar is om de op de rollenbaan 74 aangevoerde doos 12 tot op de transportbaan 78 te brengen die middels een elektrische stappenmotor 79 aangedreven wordt na elke overbrengbeweging van de overbrengmiddelen 50.

In geval van appels en andere vruchten kan het gewenst zijn de fraaiste, bijvoorbeeld de blossige zijde, te presenteren. Daartoe is dan een kleurencamera 80 (figuur 10) aanwezig, terwijl licht vanuit een lichtbron 84 via een scherm volgens drie dwarsvlakken 81, 82, 83 op het produkt 2 wordt geschenen, dat op een richtplaats 4 ligt. De rollen 5 worden aangedreven teneinde het produkt 2 om de dwarsaslijn 86 te roteren. Teneinde het produkt 2 om een vertikale aslijn 85 te roteren, wordt het produkt 2 vanaf de rollen 5 volgens pijlen 90 opgeheven middels een horizontale ring 87, waarna het produkt 2 volgens figuur 7 op binnenvingers 88 van de ring 87 steunt, die dan volgens pijlen 89 wordt geroteerd door niet getoonde aandrijfmiddelen.

Zodra de vereiste horizontale rotatie is bereikt, wordt de ring 87 omlaag gelaten en wordt het produkt 2 weer op de rollen 5 neergelaten. Het is met deze richtmiddelen mogelijk in afhankelijkheid van de camera 80 de appelblos 91 te presenteren en de appel (produkt 2) met zijn steel 92 in dezelfde richting als de stelen van alle andere appels in dezelfde doos te richten.

Claims (10)

1. Werkwijze voor het verpakken van land- of tuin-bouwprodukten (2), met het kenmerk, dat middels tenminste één camera (8,80) opnamen (9) van produkten (2) worden gemaakt en dat de produkten (2) in afhankelijkheid van de opnamen (9) worden verpakt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de stand van het produkt (2) wordt veranderd tot uit de vergelijking van tenminste één opname (9a) met een referentiebeeld (9b) is vastgesteld dat het produkt (2) een acceptabele stand heeft bereikt.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat middels tenminste één kleurencamera (80) telkens van tenminste één produkt (2) aan meer dan één zijde tenminste één opname wordt gemaakt en dat het produkt (2) in afhankelijkheid van vergelijking van deze opnamen in een geselecteerde stand wordt verpakt.

4. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat middels tenminste één kleurencamera (80) opnamen van produkten (2) worden gemaakt.

5. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de produkten (2) ter verdeling daarvan over een veelvoud van behandelingsplaatsen (20) geleid worden middels door tenminste één camera (37) bestuurde leidmiddelen (39).

6. Inrichting voor het verpakken van land- of tuinbouwprodukten (2) onder toepassing van de werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, gekenmerkt door tenminste één camera (8,80) voor het maken van opnamen (9) van produkten (2) en door verpakkingsmiddelen voor het verpakken van de produkten (2) in afhankelijkheid van genoemde opnamen (9).

7. Inrichting volgens conclusie 6, gekenmerkt door tenminste één camera (8,80) die ingericht is voor het telkens van tenminste één produkt (2) maken van tenminste één opname (9a), door vergelijkingsmiddelen voor het vergelijken van de opname (9a) met tenminste één referentiebeeld (9b) en door behandelingsxniddelen voor het veranderen van de stand van het produkt (2) in afhankelijkheid van informatie van de vergelijkingsmiddelen.

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, gekenmerkt door tenminste één camera (8,80) voor het maken van tenminste één opname (9) aan meer dan één zijde van het produkt (2) en door behandelingsmiddelen voor het veranderen van de stand van het produkt (2) tot in een geselecteerde stand.

9. Inrichting volgens één van de conclusies 6-8, gekenmerkt door tenminste één kleurencamera (80).

10. Inrichting volgens één van de conclusies 6-9, gekenmerkt door door tenminste één camera (32) bestuurde leidmiddelen (39) voor het verdelen van de produkten (2) over een veelvoud van behandelingsplaatsen (20).