NL8602722A - Kozijn. - Google Patents

Description

’ » i VO 8452

Titel: Kozijn.

De uitvinding heeft betrekking op een kozijn, omvattende twee stijlen en een haaks daarmede verbonden bovendorpel, welke stijlen in hoofdzaak bestaan uit goot vormende profiellijsten, die met hun opening naar buiten 5 zijn gericht om over de randen van een wand te grijpen, waarbij de uiterste rand van de zijwanden van de goot vormende profiellijsten binnenwaarts zijn omgezet teneinde tegen de in te klemmen wand te rusten, en klemorganen zijn voorzien om de profiellijsten om de in te klemmen 10 wand vast te bevestigen, welke klemorganen ieder voorzien zijn van twee, via een in hoofdzaak evenwijdig aan de voorwand of bodem van de profiellijst verlopend plaatvormig deel met elkaar verbonden, min of meer langs iedere zijwand van de profiellijst aan de binnenzijde daarvan naar het 15 binnenwaarts omgezette deel van die zijwand verlopende plaatvormige delen, terwijl ieder klemorgaan is voorzien van een schroef die zodanig met de plaatvormige delen is gekoppeld dat aandraaien van de schroef een naar elkaar toe bewegen van de twee langs de zijwanden verlopende 20 plaatvormige delen veroorzaakt, waarbij de schroef in hoofdzaak is gericht langs de voorwand van de profiellijst aan de binnenzijde daarvan, en in de profiellijst ter hoogte van de schroef van ieder klemorgaan een opening is voorzien om de schroef van buitenaf te kunnen verdraaien.

25 Een dergelijk kozijn is bekend uit DE-A-2 913 363 en kan worden toegepast als deurkozijn of als raamkozijn, in welk laatste geval behalve een bovendorpel ook een onderdorpel aanwezig zal zijn. Bij het monteren van derge-lijke kozijnen worden de goot vormende profiellijsten 30 op de rand van de de deuropening of raamopening begrenzende wand geschoven en worden de klemorganen in de profiellijsten aangedraaid, zodat de profiellijsten klemvast op de wand komen te zitten.

De klemorganen bij het bekende kozijn zijn tamelijk .« · >

V V

' ί ~ -2- ingewikkeld opgebouwd. Zij bestaan uit een beugel met een bodemdeel en twee opstaande benen, die steken in de tot gootje gevormde omgezette uiterste randen van de zijwanden van de profiellijsten. Op de bodem, ongeveer 5 in het midden tussen de opstaande benen is een van een opening voorziene lip bevestigd, die in dezelfde richting steekt als de benen. In de benen zijn openingen aangebracht waarin de respectieve ankereinden van twee trek-hoekstukken zijn verankerd. De trek-hoekstukken rusten met hun tegenover-10 gestelde uiteinden op de bodem van de beugel aan weerszijden van de ópstaande lip. Die uiteinden zijn van openingen voorzien. De schroef steekt door de openingen in de uiteinden van de trek-hoekstukken en de opstaande lip en is aan m het uiteinde in een moer geschroefd. Door aandraaien 15 van de schroef worden de uiteinden van de trek-hoekstukken naar elkaar toe getrokken en aldus ook de beide benen van de beugel, waardoor de profiellijst om de wand wordt geklemd.

Een nadeel van de klemorganen van het bekende 20 kozijn is naast de ingewikkeldheid nog de omvang. Zij bestaan uit betrekkelijk veel onderdelen zodat de materiaalkosten per klemorgaan hoog zijn. Voorts is het toepassen van een moer om de schroef te borgen minder gewenst.

Als onverhoopt bij het aanbrengen van een kozijn een 25 moer om een of andere reden van de schroef losraakt kan de desbetreffende klem niet meer worden gebruikt zonder het hele kozijn eerst te demonteren.

De uitvinding beoogt een kozijn te verschaffen waarin de genoemde nadelen zich niet voordoen. Dit doel 30 wordt bereikt met een kozijn waarbij de schroef van ieder klemorgaan steekt door een opening in een deel van een plaat die deel uitmaakt van één van de twee langs· de zijwanden verlopende plaatvormige delen of vast daarmee is verbonden en met het uiteinde is geschroefd in een 35 van inwendige schroefdraad voorziene opening in het andere van de twee plaatvormige delen of een vast daarmee verbonden · '* .m J ·· -3« $ plaat.

Het klemorgaan in het kozijn volgens de uitvinding is aldus zeer eenvoudig opgebouwd en vereist weinig materiaal. In wezen grijpt de schroef rechtstreeks of alleen via 5 een bodemplaat van de klem aan op de benen van de klem, zonder dat een opstaande lip of trek-hoekstukken zijn vereist. Daarbij kunnen de benen van de klem evenals bij de bekende klem met de bodemplaat tot één geheel zijn gevormd. Nodig is dit evenwel niet, mits maar de 10 delen van de klem met elkaar zijn gekoppeld.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm van het kozijn volgens de uitvinding omvat ieder klemorgaan een uit één stuk bestaande beugel, waarbij het in hoofdzaak evenwijdig aan de voorwand van de profiellijst verlopend 15 plaatvormig deel de bodem van de beugel vormt en is voorzien van een verdieping, de schroef steekt door een opstaande wand van die verdieping met de kop buiten die verdieping en is geschroefd in de andere opstaande wand van de verdieping welke andere opstaande wand tevens het andere van 20 de twee plaatvormige delen en been van de beugel is.

Bij voorkeur is in dat geval de bodem van de beugel nabij de andere opstaande wand van een verzwakking voorzien.

Opgemerkt wordt nog dat het rechtstreeks laten ingrijpen van een schroef op een met een been van een 25 klemorgaan verbonden plaat reeds is voorgesteld in de niet vóórgepubliceerde Europese octrooiaanvrage 0 054 819, waarin Nederland is gedesigneerd. Die aanvrage evenwel beschrijft een overigens geheel andersoortig klemorgaan, dat ook weer tamelijk ingewikkeld is opgebouwd uit twee 30 afzonderlijke dubbele hoekstukken die op twee evenwijdige bouten zijn geschoven*

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening, waarin: fig. 1 een vooraanzicht is van een gedeelte van 35 een uitvoeringsvorm van het kozijn volgens de uitvinding, gemonteerd in een wand;

* .· V

5 'C

-4- fig. 2 een doorsnede volgens de lijn ÏI-II door het kozijn volgens fig. 1 voorstelt;, en fig. 3 een zijaanzicht weergeeft van een gedeelte van het kozijn uit de fig. 1 en 2.

5 In de verschillende figuren hebben dezelfde verwij- zingscijfers betrekking op dezelfde elementen.

Het kozijn volgens de figuren is een deurkozijn dat in de deuropening 1 in een wand 2 is gemonteerd en dat op de gebruikelijke manier uit twee stijlen 3 en 10 een bovendorpel 4 bestaat.

De stijlen 3 en de bovendorpel 4 zijn in hoofdzaak gevormd door stalen, goot vormende profiellijsten waarvan de op elkaar aansluitende einden bijvoorbeeld over 45° zijn afgeschuind.

15 Elk van deze profiellijsten bevat een bodem 5 en twee er op aansluitende loodrecht erop staande zijwanden 6 en 7 waarvan de uiterste randen naar de binnenkant over 180° zijn omgeplooid, zodat ze een met haar opening naar de bodem 5 gerichte goot 8 vormen. De bodem 5 is 20 over zijn gehele lengte van een niveauverschil voorzien en bestaat dus uit twee op verschillend niveau gelegen evenwijdige delen die respectievelijk op de zijwanden 6 en 7 aansluiten. Dit niveauverschil vormt aan de buitenzijde van de profiellijst een aanslag 9 voor de deur.

25 De zijwand 6 die op het hoogste deel van de bodem 5 aansluit is minder hoog dan de zijwand 7, op zulkdanige manier dat een theoretisch vlak door de uiterste randen van deze zijwanden 6 en 7 loodrecht op deze wanden is gericht.

De stijlen 3 en de bovendorpel 4 zijn in de twee 30 bovenhoeken van het kozijn met hun einden aan elkaar bevestigbaar, terwijl ten minste de stijlen 3 op de wand 2 zijn vastgeklemd. Het kozijn kan op geschikte wijze in de deuropening 1 worden gemonteerd door eerst de bovendorpel 4 te schuiven over het gedeelte van de wand 2 35 dat de bovenrand van de deuropening 1 vormt en vervolgens de stijlen 3 over de delen van de wand 2, die de deuropening Λ ^ , η 0 » + mm - —4 —* -5- 1 zijwaarts begrenzen te schuiven en aan de bovendorpel 4 te bevestigen.

Het vastklemmen van elk van de stijlen 3 en eventueel de bovendorpel 4 op de wand 2 gebeurt door middel van 5 in hoofdzaak U-vormige metalen beugels 13 en daarmee samenwerkende schroeven 14. Elke beugel 13 bevat twee nagenoeg evenwijdige benen 15 en 16 en een bodem die tegen het been 16 van een verdieping 17 is voorzien en die bijgevolg uit een laagste gedeelte 18, dat op het 10 been 16 aansluit, een hoogste gedeelte 19 dat evenwijdig aan het gedeelte 18 loopt en op het been 15 aansluit, en een nagenoeg evenwijdig aan de benen 15 en 16 gerichte verbinding 20 van de gedeelten 18 en 19, bestaat. De bodem 18,19,20 van elke beugel 13 vertoont dus ongeveer 15 dezelfde vorm als de bodem 5 van de profiellijsten 5,6,7 maar de breedte van het laagste gedeelte 18 is aanmerkelijk kleiner dan de breedte van het laagste gedeelte 18 van twee insnijdingen 21 voorzien die verzwakkingen vormen zodat het been 16 gemakkelijk plooibaar is ten opzichte 20 van de bodem.

Met hun vrije uiteinden steken de benen 15 en 16 in de goten 8 die de uiterste randen vormen van respectievelijk de zijwanden 6 en 7. Wanneer de twee benen 15 en 16 naar elkaar worden geplooid, worden bijgevolg ook 25 de zijwanden 6 en 7 van de profiellijst 5,6,7 van de stijl naar elkaar getrokken waardoor dus deze profiellijst op de wand 2 wordt geklemd.

Dit naar elkaar trekken van de twee benen 15 en 16 wordt verwezenlijkt door het aanschroeven van de schroef 30 14. Deze schroef 14 steekt los door een opening 22 in de verbinding 20, is met haar kop buiten de verdieping 17 gelegen, dit is dus onder het gedeelte 19, en is met haar einde geschroefd in een opening 23 in het onderste gedeelte van het been 16 dat tevens de wand van de verdieping 35 17 vormt. Door de schroef 14 aan te spannen trekt men de verbinding 20 en het been 16 naar elkaar en dus onrecht- -6- streeks ook de benen 15 en 16 naar elkaar. Door de verzwakking van het gedeelte 18 gevormd door de insnijdingen 21 zal hierbij vooral het been 16 ten opzichte van de bodem 18,19,20 worden geplooid.

5 Het aanschroeven van de schroef 14 moet van buiten het kozijn uit kunnen gebeuren. Hiertoe is in de profiellijst 5,6,7 van de stijl 3, tegenover de kop van de schroef 14, dit is dus in het gedeelte van de bodem 5 dat de . aanslag 9 vormt, een opening 24 aangebracht waarlangs 10 een stiftsleutel in de zeskantige opening in de cilindrische kop van de schroef 14 kan worden gestoken.

Als de twee stijlen 3 op deze manier op de wand 2 zijn vast^geklemd kan door het aan elkaar bevestigd zijn van de bovendorpel 4 en deze stijlen 3 ook de boven- * 15 dorpel 4 niet meer ten opzichte van de stijlen 3 bewegen.

Het is evenwel mogelijk op dezelfde manier door een of meer beugels 13 en erbij horende schroeven 14 ook de bovendorpel 4 op de wand 2 vast te klemmen, maar normaal gezien is dit niet noodzakelijk.

20 Het hiervoor beschreven kozijn wordt ter plaatse gemonteerd in een reeds bestaande deuropening en kan dus na de volledige afwerking van het gebouw worden geplaatst. Hierdoor wordt onder meer het beschadigen van het kozijn tijdens de bouwwerken vermeden en verkrijgt men een mooie 25 afwerking. De montage van het kozijn is vrij eenvoudig en snel uit te voeren.

• · ·* ”* V Λ V

/ . -U -“

Claims (3)

1. Kozijn, omvattende twee stijlen en een haaks daarmede verbonden bovendorpel, welke stijlen in hoofdzaak bestaan uit goot vormende profiellijsten, die met hun opening naar buiten zijn gericht om over de randen van een wand 5 te grijpen, waarbij de uiterste rand van de zijwanden van de goot vormende profiellijsten binnenwaarts zijn omgezet teneinde tegen de in te klemmen wand te rusten, en klemorganen zijn voorzien om de profiellijsten om de in te klemmen wand vast te bevestigen, welke klemorganen 10 ieder voorzien zijn van twee, via een in hoofdzaak evenwijdig aan de voorwand of bodem van de profiellijst verlopend plaatvormig deel met elkaar verbonden, min of meer langs iedere zijwand van de profiellijst aan de binnenzijde daarvan naar het binnenwaarts omgezette deel van die 15 zijwand verlopende plaatvormige delen, terwijl ieder klemorgaan is voorzien van een schroef die zodanig met de plaatvormige delen is gekoppeld dat aandraaien van de schroef een naar elkaar toe bewegen van de twee langs de zijwanden verlopende plaatvormige delen veroorzaakt, 20 waarbij de schroef in hoofdzaak is gericht langs de voorwand van de profiellijst aan de binnenzijde daarvan, en in de profiellijst ter hoogte van de schroef van ieder klemorgaan een opening is voorzien om de schroef van buitenaf te kunnen verdraaien, met het kenmerk, dat de schroef 25 van ieder klemorgaan steekt door een opening in een deel van een plaat die deel uitmaakt van één van de twee langs de zijwanden verlopende plaatvormige delen of vast daarmee is verbonden en met het uiteinde is geschroefd in een van inwendige schroefdraad voorziene opening in het andere 30 van de twee plaatvormige delen of een vast daarmee verbonden plaat.

2. Kozijn volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat ieder klemorgaan een uit één stuk bestaande beugel (13) omvat, waarbij het in hoofdzaak evenwijdig aan de voorwand - - -s -8- (5) van de profiellijst verlopend plaatvormig deel (18,19,20) de bodem van de beugel (13) vormt en is voorzien van een verdieping (17), de schroef (14) steekt door een opstaande wand (20) van die verdieping (17) met de kop 5 buiten die verdieping (17) en is geschroefd in de andere opstaande wand (16) van de verdieping (17) welke andere opstaande wand (16) tevens het andere van de twee plaatvormige delen en been van de beugel (13) is.

3. Kozijn volgens conclusie 2, met het kenmerk dat 10 de bodem (18,19,20) van de beugel (13) nabij de andere opstaande wand (16) van een verzwakking (21) is voorzien. *· Λ r - >> j' · · s. * · ' r /