NL8103816A - Cassette met buigzame magneetschijf. - Google Patents

Cassette met buigzame magneetschijf. Download PDF

Info

Publication number
NL8103816A
NL8103816A NL8103816A NL8103816A NL8103816A NL 8103816 A NL8103816 A NL 8103816A NL 8103816 A NL8103816 A NL 8103816A NL 8103816 A NL8103816 A NL 8103816A NL 8103816 A NL8103816 A NL 8103816A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
disc
cassette
centering
cartridge
flexible magnetic
Prior art date
Application number
NL8103816A
Other languages
English (en)
Other versions
NL192150C (nl
NL192150B (nl
Original Assignee
Sony Corp
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Sony Corp filed Critical Sony Corp
Publication of NL8103816A publication Critical patent/NL8103816A/nl
Publication of NL192150B publication Critical patent/NL192150B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL192150C publication Critical patent/NL192150C/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B23/00Record carriers not specific to the method of recording or reproducing; Accessories, e.g. containers, specially adapted for co-operation with the recording or reproducing apparatus ; Intermediate mediums; Apparatus or processes specially adapted for their manufacture
    • G11B23/02Containers; Storing means both adapted to cooperate with the recording or reproducing means
    • G11B23/03Containers for flat record carriers
    • G11B23/033Containers for flat record carriers for flexible discs
    • G11B23/0332Containers for flat record carriers for flexible discs for single discs, e.g. envelopes
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B17/00Guiding record carriers not specifically of filamentary or web form, or of supports therefor
    • G11B17/02Details
    • G11B17/022Positioning or locking of single discs
    • G11B17/028Positioning or locking of single discs of discs rotating during transducing operation
    • G11B17/03Positioning or locking of single discs of discs rotating during transducing operation in containers or trays
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B17/00Guiding record carriers not specifically of filamentary or web form, or of supports therefor
    • G11B17/02Details
    • G11B17/022Positioning or locking of single discs
    • G11B17/028Positioning or locking of single discs of discs rotating during transducing operation
    • G11B17/032Positioning by moving the door or the cover
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B23/00Record carriers not specific to the method of recording or reproducing; Accessories, e.g. containers, specially adapted for co-operation with the recording or reproducing apparatus ; Intermediate mediums; Apparatus or processes specially adapted for their manufacture
    • G11B23/0014Record carriers not specific to the method of recording or reproducing; Accessories, e.g. containers, specially adapted for co-operation with the recording or reproducing apparatus ; Intermediate mediums; Apparatus or processes specially adapted for their manufacture record carriers not specifically of filamentary or web form
    • G11B23/0021Record carriers not specific to the method of recording or reproducing; Accessories, e.g. containers, specially adapted for co-operation with the recording or reproducing apparatus ; Intermediate mediums; Apparatus or processes specially adapted for their manufacture record carriers not specifically of filamentary or web form discs
    • G11B23/0028Details
    • G11B23/0035Details means incorporated in the disc, e.g. hub, to enable its guiding, loading or driving
    • GPHYSICS
    • G11INFORMATION STORAGE
    • G11BINFORMATION STORAGE BASED ON RELATIVE MOVEMENT BETWEEN RECORD CARRIER AND TRANSDUCER
    • G11B23/00Record carriers not specific to the method of recording or reproducing; Accessories, e.g. containers, specially adapted for co-operation with the recording or reproducing apparatus ; Intermediate mediums; Apparatus or processes specially adapted for their manufacture
    • G11B23/02Containers; Storing means both adapted to cooperate with the recording or reproducing means
    • G11B23/03Containers for flat record carriers
    • G11B23/033Containers for flat record carriers for flexible discs

Landscapes

  • Holding Or Fastening Of Disk On Rotational Shaft (AREA)
  • Feeding And Guiding Record Carriers (AREA)

Description

T tJ/EA/1302 CASSETTE MET BOIGZAMS MAGNEETSCHIJF; ’
De uitvinding heeft betrekking op een cassette met een buigzame magneetschijf die gebruikt kan worden voor het opnemen en weergeven van verschillende analoge en digitale signalen, en op een opneem- en/of weergeefinrichting voor de 5 cassette met de buigzame magneetschijf. Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een schijfcassette met een cassette-omhulsel waarin een opneem- en weergeefschijf die flexibel is zoals een bladvormige magneetschijf (magnetisch blad) roteerbaar is opgenomen, en een opneem- en/of weergeef-10 inrichting daarvoor.
In fig. 1 wordt een cassette met een conventionele opneem- en weergeefschijf 1 getoond, welke een plat cassette-omhulsel 4 omvat in de vorm van een rechthoekig parallellepipedum dat bovenste en onderste helften 2 en 3 omvat, en 15 waarin roteerbaar een bladvormige buigzame magneetschijf (magnetisch blad) 5 is opgenomen. Aan beiden oppervlakken van de magneetschijf 5 is een magnetische laag gevormd, en op het centrale deel daarvan is met een kleefmiddel of dergelijke een centreringskernschijf 6 geplakt die uit een cirkelvormige 20 plaat bestaat. In het centrale deel van de centreringskernschijf 6 is een insteekopening 7 voor een rotatie-as gevormd.
Wanneer de schijfcassette 1 is aangebracht (geladen) in een magnetische opneem- en/of weergeefinrichting (niet getoond) wordt een roterende wagen 8 in een opening 3a 25 van de onderste helft 3 gestoken en wordt tegelijkertijd de rotatie-as 9 in de insteekopening 7 daarvoor gestoken, waarbij in deze toestand de centreringskernschijf 6 wordt aangetrokken en op de roterende wagen 9 wordt bevestigd door middel van een niet getoond aantrekkingsorgaan dat uit een mag-30 neet bestaat. In dit geval is de magneetschijf 5 gezien in de richting van de dikte van de cassette in het midden van het omhulsel 4 aangebracht. Verder wordt de magneetkop 11 in een kopinsteekopening 10 gestoken die gevormd is in de onderhelft 3 waarna deze in contact gebracht wordt met het magnetische 35 oppervlak van de magneetschijf 5.
8103816 . .. . - 2 -
In een dergelijke geladen toestand wordt de centre-ringskernschijf 6 samen met de roterende wagen 9 geroteerd door middel van een aandrijfeenheid zoals een motor 12, waarna de magneetschijf 5 in de schijfcassette 1 wordt geroteerd.
5 In combinatie daarmee wordt de magneetkop 11 in radiale richting van de magneetschijf 5 bewogen (namelijk in de richting van pijl A in fig. 27), waardoor een gewenste opneem- of weergeefverrichting wordt uitgevoerd.
Ten einde te voorkomen dat het omtreksrandgedeelte 10 van de magneetschijf 5 tegen de bovenste en onderste helften 2 en 3 aankomen en daardoor worden gebogen is in de schijfcassette 1 van deze soort een ringvormig uitsteeksel 13 aan het binnenoppervlak van de bovenhelft 2 gevormd om de verplaatsing van de centreringskernsehijf ten opzichte van het 15 cassette-omhulsel 4 te beperken. De schijfcassette heeft bijvoorbeeld de volgende relatieve afmetingen van het cassette-omhulsel 4, het uitsteeksel 13, de centreringskernsehijf 6 en de magneetschijf 5. De dikte van het cassette omhulsel 4 is 3,4 mm, de plaatdikte I2 van de bovenhelft 2 is 20 0,8 mm, de plaatdikte van het centreringsopeningsgedeel-te 3a van de onderhelft is 1,3 mm, de hoogte van het uitsteeksel 13 is 0,5 mm, de afstand L,- tussen de magneetschijf 5 en het uitsteeksel 13 en de afstand Ι»5 tussen de magneetschijf 5 en een ringvormig uitsteeksel 14 van de on-25 derhelft 3 zijn elk 0,4 mm, de dikte Lg van de centrerings-kernschijf 6 is 0,5 mm, en de afstand tussen het binnen-oppervlak van de bovenhelft 3 en de centreringskernsehijf 6 is 0,4 mm (zie fig. 2). De magneetschijf 5 is dus in het midden in de richting van de dikte van het cassette-omhulsel 4 30 aangebracht.
Wanneer de schijfcassette 1 echter niet in een magnetische opneem- en/of weergeefinrichting is opgenomen, dat wil zeggen, wanneer de schijfcassette 1 niet in gebruik is, bewegen de magneetschijf 5 en de centreringskernsehijf 6 naar 35 de onderhelft 3 ten gevolge van hun eigen gewicht zoals aangegeven met een stippel- streepllijn in fig. 2, waardoor een streep van ongeveer 0,3 mm wordt gevormd tussen het boveneinde van het uitsteeksel 13 van de bovenhelft 2 en het bovenop- 8103816 ' Λ Λ - 3 - pervlak van de centreringskernschijf 6. Bij aanwezigheid van deze spleet wordt de beweging van de centreringskernschijf 6 niet alleen langer beperkt door het uitsteeksel 13, dat wil zeggen de centreringskernschijf 6 en de ntagneetschijf 5 bewe-5 gen vrij in horizontale richting in het cassette-omhulsel 4, zodat het omtreksrandgedeelte van de ntagneetschijf 5 tegen de zijwand van het cassette-omhulsel 4 aan kan bewegen en daardoor kan worden bewogen. Wanneer de omtreksrand van de magneetschijf 5 eenmaal is gebogen, is het niet langer mogelijk 10 om een goede opname en weergave nabij het omgebogen omtreks— randgedeelte uit te voeren.
Dit nadeel kan worden overwonnen door de dikte L,-van de centreringskernschijf 6 groter te maken en daardoor de overlappingslengte Lg tussen het uitsteeksel 13 en de cen-15 treringskernschijf 6 ten tijde van het aanbrengen van de schijfcassette 1 groter te maken, maar dit kan niet worden uitgevoerd vanwege de resulterende zeer kleine ruimte (in het bijzonder in de richting van de dikte) in het cassette-omhulsel 4 en, zoals eerder opgemerkt, vanwege de eis dat de mag-20 neetschijf 5 in het midden in de richting van de dikte van het cassette-omhulsel 4 moet zijn aangebracht.
Een doel van de onderhavige uitvinding is een cassette met een buigzame ntagneetschijf te verschaffen die de genoemde problemen van de bekende cassette niet heeft.
25 Meer in het bijzonder is het een doel van de onder havige uitvinding een cassette met een buigzame magneetschijf te verschaffen waarin, zelfs wanneer de schijfcassette niet in gebruik is, de bewegingen van de centreringskernschijf en dus van de magneetschijf op zekere wijze binnen een bepaald 30 gebied worden beperkt.
Een ander doel van de onderhavige uitvinding is een cassette met een buigzame magneetschijf te verschaffen met een relatief platte vorm.
Volgens een aspekt van de onderhavige uitvinding 35 omvat een cassette met een buigzame magneetschijf een buigzame magneetschijf; een centreringskernschijf met een centre-ringsholte en een verheven rand, welke met de verheven rand in het midden van de buigzame magneetschijf is bevestigd; en 8103316 ’ . - 4 - ' een omhulsel met een bovenhelft en een onderhelft voor het opnemen van de buigzame magneetschijf met de centreringskern-schijf, waarbij de onderhelft een aandrijfopening heeft die enigszins groter is dan een buitendiameter van de centre-5 ringshólte van de centreringskernschijf.
Andere doeleinden, kenmerken en voordelen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijk worden uit de volgende gedetailleerde beschrijving aan de hand van de bijgevoegde tekeningen.
10 Fig. 1 is een langsdoorsnede in welke schematisch een conventionele schijfcassette in gelade toestand toont in een conventionele magneetopneem- en/of weergeefinrichting;
Fig. 2 is een vergrootte doorsnede volgens lijn II-II van fig. 1.
15 Fig. 3 is een perspectivisch aanzicht met uiteen genomen delen van een schijfcassette volgens de uitvoeringsvorm van de uitvinding.
Fig. 4 is een van onder gezien perspectivisch aanzicht van een bovenste helft van een cassette omhulsel.
20 Fig. 5 is een bovenaanzicht van een centrerings kernschi jf gezien van een zijde met een uitsparing.
Fig. 6 is een van onderen gezien perspectivisch aanzicht van de schijfcassette.
Fig. 7 is een langsdoorsnede van een belangrijk 25 deel van de schijfcassette. waarbij het centrale gedeelte daarvan wordt getoond en delen zijn weggelaten.
Fig. 8 is een langsdoorsnede van een belangrijk deel van de schijfcassette waarbij geleidingsmiddelen worden getoond die een geleidingsgroef omvatten welke in het casset- 30 te omhulsel is gevormd en een palvormig uitsteeksel dat op een sluiterorgaan is aangebracht wordt getoond.
Fig. 9 en fig. 10 zijn langsdoorsneden van een belangrijk deel van de schijfcassette welke een modificatie van de geleidingsmiddelen tonen.
35 Fig. 11 is een langsdoorsnede van een belangrijk deel van de schijfcassette welke een het ongewenst wissen voorkomende nok op het omhulsel van de cassette toont.
Fig. 12 is een perspectivisch aanzicht met uiteen 8103816 Λ Λ.
- 5 - genomen delen dat de schijfcassette toont en een belangrijk deel van een opneem- en/of weergeefinrichting volgens de uitvoeringsvorm van de uitvinding waarop de schijfcassette aangebracht moet worden.
5 Fig. 13 is een bovenaanzicht van de bovengenoemde inrichting waarbij een cassette-aandrukorgaan is weggenomen.
Fig. 14 is een bovenaanzicht van de inrichting met het cassette-aandrukorgaan.
Fig. 15 is een doorsnede volgens lijn XV-XV in fig.
10 14
Fig. 16 is een doorsnede volgens lijn XVI-XVI in fig. 14.
Fig. 17 is een doorsnede volgens lijn XVII-XVII in fig. 14.
15 Fig. 18 is een perspectivisch aanzicht met uiteen genomen delen dat een rotor van een motor, een afstandsstuk, een bladveer waaraan een veerbelaste aandrijfpen, een juk en een motordeksel wordt getoond.
Fig. 19 is een doorsnede volgens lijn XIX-XIX in 20 fig. 13.
Fig. 20 en fig. 21 zijn met fig. 19 overeenkomende doorsneden welke de werking van de veerbelaste aandrijfpen weergeven.
Fig. 22 is een perspectivisch aanzicht met uiteen-25 genomen delen van een belangrijk deel van een koppenbewe-g ingsmechanisme.
Fig. 23 is een perspectivisch aanzicht van een ro-tatiepositie detecterend mechanisme voor de motoras van een stappenmotor.
30 Fig. 24 is een doorsnede volgens de lijn XXIV-XXIV
in fig. 22.
Fig. 25 is een doorsnede volgens de lijn XXV-XXV in fig. 24.
Fig. 26 is een langsdoorsnede van een belangrijk 35 deel dat een samenwerking toont tussen de het ongewenst wissen voorkomende nok van de schijfcassette en een detectie-or-gaan voor deze nok.
Fig. 27 is een schematisch zijaanzicht dat het 8103318 S' ΐ ,-.¾.. - 6 - principe verduidelijkt van een correctiebewerking voor een binnenwaartse kromming van de bovenste en onderste platen van het cassette-omhulsel.
Pig. 28 is een bovenaanzicht van de centrerings-5 kernschijf in een gepositioneerde toestand waarbij de motoras en de veerbelaste aandrijfpen resp. in de opening voor de motoras en de opening voor de veerbelaste aandrijfpen zijn gestoken welke openingen beide in de centreringskernschijf zijn gevormd.
10 Aan de hand van fig. 3 tot en met fig. 28 zal een uitvoeringsvorm van de uitvinding worden beschreven. In deze uitvoeringsvorm is een buigzame magneetschijfcassette met een bladvormige buigzame magneetschijf in een opneem- en/of weergeef inrichting aangebracht en wordt een opneem- en/of weer-15 geefwerking uitgevoerd. Eerst wordt hier een uiteenzetting gegeven over een schijfcassette 26 welke een buigzame magneetschijf 21 en een cassette-omhulsel 22 omvat. Zoals in fig. 3 wordt getoond, is de buigzame magneetschijf 21 bijvoorbeeld gevormd van een dunne schijfvormige kunststof folie 20 met een dikte van o.4 mm, waarbij aan beide oppervlakken een magnetische laag uniform is aangebracht waarmee een opneem-weergeefkop in contact kan worden gebracht. In het midden van de buigzame magneetschijf 21 is een cirkelvormige centre-ringsopening 21a gevormd (zie fig. 7)waarin een centrerings-25 kernschijf 23 is bevestigd die van een ferromagnetisch materiaal zoals ijzer is vervaardigd. De centreringskernschijf 23 is door persen vervaardigd van een platte schijf en omvat, zoals in fig. 3 en fig. 7 wordt getoond aan één zijde daarvan een centreringsholte 23a en aan de andere zijde daarvan is 30 een schijfvormig bolgedeelte 23b gevormd, terwijl aan het omtreksrandgedeelte van de centreringskernschijf 23 een ringvormige verheven rand 23c is gevormd. De centreringskernschijf 23 heeft dus de vorm van een pan. Zoals in fig. 7 wordt getoond, is een ringvormige plaat welke aan weerszijden . 35 zelfklevend is verbonden met de verheven rand 23c van de centreringskernschijf 23 en het omtreksrandgedeelte van de cen-treringsopening 21a van de magneetschijf 21 is roet de dubbelzijdig klevende plaat 27 verbonden, waardoor de centrerings- 8103016 i A.
- 7 - kernschijf 23 en de buigzame magneetschijf 21 tot één geheel met elkaar zijn verbonden.
Op een nagenoeg centraal deel van de centrerings-kernschijf 23 is een vierkante centreringsopening 24 gevormd 5 welke dient als opening voor het insteken van een motoras, en. op een plaats die zich op een bepaalde afstand bevindt van de centreringsopening 24 is een rechthoekige aandrijf- en plaatsbepalingsopening 25 gevormd die dienst doet als in-steekopening voor een plaatsbepalingspen. Zoals duidelijk in 10 fig. 5 wordt getoond, ligt het midden van de centreringsopening 24 buiten het midden O2 van de centrerings-kernschijf 23 en de buigzame magneetschijf 21 en is over een bepaalde afstand naar de aandrijf- en plaatsbepalingsopening 25 verschoven. De centreringsopening 24 en de aandrijf- en 15 plaatbepalingsopening 25 zijn zodanig gevormd, dat een paar diagonale lijnen d^ en d2 van de centreringsopening 24 elk evenwijdig lopen aan korte en lange zijgedeelten 25b en 25a van resp. de aandrijf- en plaatsbepalingsopening 25. Bovendien is de lengte van één zijde van de centreringsopening 20 24 enigszins groter dan de diameter van de motoras, zodat de motoras, wanneer deze in de centreringsopening 24 is gestoken, daarin enigszins speling heeft. De reden waarom het midden van de centreringsopening 24 zich op een afstand bevindt van het midden van de centreringskernschijf 23 is, zoals la-25 ter in details zal worden beschreven, dat het de bedoeling is om het midden van de in de centreringsopening 24 van de centreringskernschijf 23 gestoken motoras samen te laten vallen met het midden van de buigzame magneetschijf 21 wanneer de schijfcassette 26 op de opneem- en/of weergeefinrichting is 30 geïnstalleerd.
Het cassette-omhulsel 22 voor het opnemen van de buigzame magneetschijf 21 is anderzijds, zoals getoond wordt in fig. 3, samengesteld uit een bovenste helft 22a en een onderste helft 22b die, bijvoorbeeld, vervaardigd zijn van 35 een door spuitgieten vervaardigd voorwerp van ABS-kunststof dat een antistatisch middel bevat. De buitenomtreksgedeelten van de bovenste en onderste helften 22a en 22b zijn aan elkaar gelast zodat een platte rechthoekige cassette wordt ge- 810 3-216 j> % - 8 - vormd. Op een nagenoeg centraal deel van de onderste helft 22b is een cirkelvormige centreringsopening 28 gevormd als aandrijfgat, en aan de omtreksrand van het aandrijfgat 28 en aan het binnenoppervlak van de onderste helft 22b is als één 5 geheel.daarmee vormend een ringvormig uitsteeksel 29 aangebracht. Zoals in fig. 6 en 7 wordt getoond, is het bolle gedeelte 23b van de centrale kernschijf 23 met een lichte speling in het aandrijfgat 28 gestoken. Op het binnenoppervlak van het centrale deel van de bovenste helft 22a is, zoals in 10 fig. 4 en 7 wordt getoond, integraal een ringvormig uitsteeksel 30 gevormd, en eveneens om het uitsteeksel 30 is integraal een ringvormig uitsteeksel 31 gevormd dat concentrisch is met het uitsteeksel 30. Het uitsteeksel 30 is hoger dan het uitsteeksel 31 en daardoor steekt, zoals in fig. 7 wordt 15 getoond, het uitsteeksel 30 buiten het uitsteeksel 31 uit en dus naar het binnenoppervlak van de onderste helft 22b. Het ringvormige uitsteeksel 30 is met speling in de centrerings-holte 23a van de centreringskernschijf 23 gestoken.
Het cassettehuis 22, de bovenste en onderste helf-20 ten 22a en 22b, de centreringskernschijf 23 en het ringvormige uitsteeksel 30 van de bovenste helft 22a hebben bijvoorbeeld de volgende relatieve afmetingen. De dikte van het cassettehuis 22 is 3,4 mm, de dikte I»2 van een bovenplaat 22c en van een onderplaat 22d van de bovenste en onderste 25 helften 22a en 22b zijn elk resp. 0,8 mm, de dikte Lg van de bovenplaat 22c van de bovenste helft 22a van het gedeelte dat omgeven wordt door het uitsteeksel 30 is 1,0 mm, de.hoogte van het uitsteeksel 30 is 1,5 mm, de hoogte van de centreringskernschijf 23 is o,3 mm, de dikte Lg van de 30 onderplaat 22d van de onderste helft 22b nabij de centreringsopening 28 is 1,3 mm, en de hoogte van de centreringskernschijf 23 is 1,8 mm (zie fig. 7).
Wanneer de schijfcassette 26 aangebracht wordt op de opneem- en/of weergeefinrichting zoals hierna zal worden 35 beschreven, wordt de buigzame magneetschijf 21 nagenoeg centraal in de richting van de dikte van het cassette-omhulsel 23 bewogen zoals getoond wordt door de getrokken lijn in fig. 7, waarna deze wordt geroteerd. In dit geval is de afstand 8 1 0 3 8 a 0 «r i - 9 -
Lg tussen de rand 23c van de centreringskernschijf 23 en het binnenoppervlak van de bovenste helft 22a en de afstand bg tussen de buigzame raagneetschijf 21 en het uitsteeksel 29 van de onderste helft 22b 0,4 mm. De afstand ^ tussen 5 de top van het uitsteeksel 30 van de bovenste helft 22a en een onderoppervlak 23d van de centreringsschijf 23 is 0,4 mm, en de afstand ^ tussen het buitenoppervlak van de onderste helft 22b en het onderoppervlak 23d van de centreringskernschijf '23 is 0,2 mm (zie fig. 7). Wanneer de schijfcas-10 sette 26 niet in gebruik is liggen de centreringskernschijf 23 en de buigzame magneetschijf 21 ten gevolge van hun eigen gewicht op de onderhelft 22b, bijvoorbeeld zoals getoond met stippellijnen in fig. 7. In dit geval overlappen het topeind-gedeelte van het uitsteeksel 30 van de bovenste helft 22a en 15 het uitsteeksel 29 van de onderste helft 22b elkaar met 0,4 mm (afstand L.^) zoclat zelfs wanneer de centreringskernschijf 23 wordt bewogen, een deel van de centreringsholte 23a van de centreringskernschijf 23 in ieder geval in contact komt met het uitsteeksel 30. Bovendien wordt de speling in de 20 richting van het vlak van de centreringskernschijf 23 en dus van die van de buigzame magneetschijf 21 binnen een bepaald gebied gehouden, zodat het uitsteeksel 30 en de centreringsholte 23a van de centreringskernschijf 23 niet los van elkaar komen bij de verplaatsing van de centreringskernschijf 23. In 25 het geval dat de schijfcassette 26 uit de in fig. 7 getoonde toestand wordt omgekeerd, waardoor de centreringskernschijf 23 op de bovenste helft 22 komt te liggen ten gevolge van zijn eigen gewicht, komt het uitsteeksel 30 in een volledig passende toestand in de centreringsholte 23a van de centre-30 ringskernschijf 23, zodat, zoals in het eerder genoemde geval, de mate van verplaatsing van de centreringskernschijf 23 en dus van de magneetschijf 21 binnen een bepaald gebied wordt gehouden.
In de schijfcassette 26 met de bovenomschreven con-35 structie kan de mate van verplaatsing van de centreringskernschijf 23 en van de buigzame magneetschijf 21 nauwkeurig geregeld worden door het uitsteeksel 30 totdat de spleet tussen de bovenste en onderste platen 22c en 22d breder wordt dan 8103816 - 10 - 2,2 mm (de som van de elkaar overlappende lengte van 0,4 mm en de hoogte van de centreringskernschijf van 1,8 mm) terwijl de bovenste en onderste helft 22a en 22b uit de in fig. 7 getoonde toestand naar buiten worden bewogen namelijk in de 5 richting waarin de bovenste plaat 22c en de onderste plaat 22d van elkaar af gaan.
Aan de binnenoppervlakken van de bovenste en onderste helften 22a en 22b zijn vier gebogen ribben 33 en 34 integraal gevormd, welke zich resp. concentrisch uitstrekken 10 met het aandrijfgat 28 op regelmatige onderlinge afstanden. Wanneer het cassette-omhulsel 22 is samengevoegd, bevinden de ribben 33 van de bovenste helft 22a en de ribben 34 van de onderste helft 22b zich op dezelfde omtrek, en tegelijkertijd zijn de ribben 33 en 34 nabij elkaar gepositioneerd op de 15 vier hoeken van het cassette-omhulsel 22 waardoor in elke hoek één paar ribben wordt gevormd. De buigzame magneetschijf 21 is zodanig aangebracht dat deze omgeven wordt door deze ribben 33 en 34. De ribben 33 liggen tegen het binnenopper-vlak van de onderste plaat 22d van de onderste helft 22b aan 20 en de ribben 3 4 tegen het binnenoppervlak van de bovenplaat 22c van de bovenste helft 22a. Daardoor wordt het cassette-omhulsel 22 dat plat is en zelfs door een kleine uitwendige kracht gemakkelijk gedeformeerd kan worden mechanisch versterkt. Om bovendien mogelijke beschadiging of slijtage van 25 de buigzame magneet 21 te vermijden is een de magneetschijf beschermend niet-geweven vezelmateriaal 35 door lassen of dergelijke tussen de uitsteeksels 31 en de ribben 33 aangebracht en eveneens tussen het uitsteeksel 29 en de ribben 34 in de bovenste en onderste helften 22a en 22b.
30 De afstand van het midden van het aandrijfgat 28 van de onderste helft 22b van de ribben 33 en 34 is enigszins groter dan de straal van de buigzame magneetschijf 21 zodat, zelfs wanneer de buigzame magneetschijf 21 in het cassette-omhulsel 22 wordt verplaatst ten gevolge van de speling van 35 de centreringskernschijf 23 in het aandrijfgat 28, de om- treksrand van de buigzame magneetschijf 21 niet met de ribben 33 en 34 in contact komt.
In de bovenste en onderste helft 22a en 22b van het 8103816 9 1 - 11 - cassette-omhulsel 22 en het niet-geweven vezelmateriaal 35 zijn resp. openingen 36r 37 en 38 aangebracht met dezelfde vorm en welke zich in een radiale richting van de buigzame magneetschijf 21 uitstrekken, waarbij de openingen 36r 37 en 5 38 elkaar onderling overlappen. Zoals later zal worden beschreven, wordt een magneetkop uit de opening 37 in de onderste helft 22b door de opening in het onderste vezelmateriaal 35 gestoken, terwijl een kopaandrukkussen uit de opening 36 in de bovenste helft 22a door de opening 38 in het bovenste 10 vezelmateriaal 35 wordt gestoken. In fig. 3 zijn de verwij-zingscijfers 39a en 39b plaatsbepalingsuitsteeksels die met elkaar in aangrijping komen wanneer de bovenste en onderste helften 22a en 22b worden samengevoegd.
Zoals in fig. 3 en fig. 6 wordt getoond, is aan elk 15 van de buitenoppervlakken van de bovenste en onderste helften 22a en 22b een uitsparing 40 gevormd in resp. gedeelten waarin de kusseninsteekopening 36 en de kopinsteekopening 37 zijn gevormd, en in de uitsparing 40 is een sluiter 44 gemonteerd met een Ü-vormige dwarsdoorsnede die vervaardigd is van alu-20 minium, roestvast staal, een kunststof of dergelijke, zodanig dat deze in een bepaalde richting verschuifbaar is. In de uitsparing 40 van de onderste helft 22b is, zoals in fig. 6 wordt getoond, een rechtlijnige geleidingsgroef 42 gevormd, die zich uitstrekt langs een zijrandgedeelte van het casset-25 te-omhulsel 22, terwijl ten opzichte van de geleidingsgroef 42 in de sluiter 41 een palvormig uitsteeksel 43, bijvoorbeeld op drie plaatsen is gevormd door een deel van de sluiter 41 naar binnen te buigen door middel van een pers of dergelijke. Het palvormige uitsteeksel 43 van de sluiter 41 30 wordt in de geleidingsgroef 42 van de onderste helft 22b gestoken, zodat de sluiter 41 door de geleidingsgroef 42 wordt geleid, die verschuifbaar is in de richting van de pijlen a en b in fig. 6. Het sluiterverschuivingsmechanisme is niet beperkt tot hetgeen hierboven is beschreven. Zoals in 35 fig. 9 wordt getoond, kan een deel van de sluiter 41 bijvoorbeeld zodanig worden geperst of dergelijke dat een uitsteeksel 44a wordt gevormd dat binnenwaarts van de sluiter 41 uitsteekt en het uitsteeksel 44a kan verschuifbaar in de gelei- 8 1 0 3 8 1-6 - 12 - dingsgroef 42 worden opgenomen. Bovendien kan, zoals in fig. 10 wordt getoond, een V-vormig uitsteeksel 44b worden gevormd dat binnenwaarts van de sluiter 41 uitsteekt en dit uitsteeksel 44b kan verschuifbaar in de geleidingsgroef 42 worden 5 opgenomen.
In het zijrandgedeelte van de onderste helft 22b waar de geleidingsgroef 42 is gevormd, is, zoals in fig. 6 wordt getoond, een sluitermontage- en demontage-uitsparing 56 gevormd, welke in verbinding staat met de geleidingsgroef 42, 10 bijvoorbeeld op drie plaatsen. Wanneer de sluiter 41 wordt . verschoven, bijvoorbeeld in de richting van pijl B in fig. 6 naar de met een streep- stippellijn aangegeven stand, komen de uitsparing 56 en het palvormige uitsteeksel 43 van de sluiter 41 tegenover elkaar te liggen. In deze toestand kan 15 de sluiter 41, wanneer daarop een trekkracht wordt uitgeoefend vanaf het cassette-omhulsel 22, gemakkelijk uit het cas-settedeksel 22 worden genomen. .
In elk van de tegenover elkaar liggende plaatge-deelten 41a en 41b van de sluiter 41 is een opening 45 ge-20 vormd met ten minste nagenoeg dezelfde vorm als de kussenin-steek- en kopinsteekopeningen 36 en 37. Door de sluiter 41 langs de geleidingsgroef 42 te verschuiven kunnen de openingen 36 en 37 selectief geopend of gesloten worden. In het geval dat de sluiter 41 zich ineen zodanig positie bevindt 25 als aangeven met getrokken lijnen in fig. 6, komen de openin-gen 45 in de sluiter 41 en de openingen 36 en 37 in het cas-sette-omhulsel 22 over elkaar heen te liggen, dat wil zeggen, de openingen 36 en 37 worden geopend. Anderzijds worden de openingen 36 en 37, wanneer de sluiter 41 naar de met een 50 streep- stippellijn in fig. 6 getoonde stand worden geschoven, bedekt en afgesloten met de sluiter 41.
In het zijgedeelte van het cassette-omhulsel 22 waar de sluiter 41 is aangebracht is een uitsparing 53 gevormd zoals in fig. 3 en fig. 6 wordt getoond, waarbij de 35 uitsparing 53 geopend of gesloten wordt met de bovenbeschreven schuifbeweging van de sluiter 41. Dat wil zeggen, wanneer de opening 45 in de sluiter 41, de openingen 36 en 37 in het cassette-omhulsel 22 en de opening 38 van het vezelmateriaal 8103816 - 13 - 35 elkaar overlappen, is de uitsparing 53 geopend, terwijl wanneer de openingen 36, 37 en 38 met de sluiter 41 zijn bedekt, de uitsparing 53 eveneens gesloten is. In het geval dat de uitsparing 53 is geopend, zoals later zal worden beschre-5 ven, kan het cassette-omhulsel 22 in de juiste positie in de opneem- en/of weergeefinrichting worden aangebracht, waarna - een opname of weergaven uitgevoerd kan worden. In het geval dat de uitsparing 53 door de sluiter 41 wordt afgesloten, zoals later zal worden beschreven, kan de schijfcassette 26 10 niet in de normale bedrijfstoestand in de inrichting worden gebracht, waardoor foutieve werking wordt voorkomen.
Om verder te voorkomen dat het cassette-omhulsel 22 in een foutieve richting wordt aangebracht, is op één bepaalde hoek van het cassette-omhulsel 22 een rechthoekige uitspa-15 ring 52 gevormd.
In deze uitvoeringsvorm is bovendien op één hoek van het cassette-omhulsel 22 een foutief wissen voorkomend mechanisme aangebracht, zodat de op de buigzame magneetschijf 21 opgenomen informatie niet per ongeluk gewist kan worden.
20 Zoals in fig. 3 en fig. 11 wordt getoond, in daartoe een kanaalvormige uitsparing 46 op een bepaalde hoek van de onderste helft 22b van het cassette-omhulsel 22 aangebracht, terwijl in de uitsparing 46 een het ongewenst wissen voorkomende nok 47 integraal met de onderste helft 22b is verbonden door 25 middel van een dun gedeelte 49 dat gevormd wordt door een V-vormige groef 48. Aan het binnenoppervlak van de zijde van het vrije einde van de nok 47 is integraal een aanslag 50 gevormd die zich naar de bovenste plaat 22c van de bovenste helft 22a uitstrekfc en het boveneinde van de aanslag 50 is in 30 contact met het binnenoppervlak van de bovenplaat 22c. Zelfs wanneer een kracht uitgeoefend wordt in de richting van de pijl C in figuur 11 wordt daardoor de nok 47 niet uit de onderste helft 22b losgemaakt. Indien het gewenst is om de nok 47 uit de onderste helft 22b los te maken ten einde het onge-35 wenst wissen te voorkomen, kan een scharnierkracht worden uitgeoefend in de richting van de pijl D in figuur 11, op het uiteinde van de nok 47, waardoor het dunne gedeelte 49 gemakkelijk doorgesneden kan worden ten einde de nok 47 door --i«l ---- 8103316 i' z - 14 - vouwen te verwijderen. De reden voor een dergelijke constructie is, dat in het dunne cassette-omhulsel 22 de ruimte beperkt is voor het naar binnen drukken en afbreken van de nok 47. De constructie volgens deze uitvoeringsvorm maakt het 5 mogelijk, dat de nok 47 op zekere wijze en gemakkelijk afgebroken kan worden.
Op de twee hoekgedeelten aan de zijde van de opening 37 van de onderste helft 22b in posities die buitenwaarts van de ribben 34 verschoven liggen, is een paar 10 plaatsbepalingsgaten 51 gevormd voor de plaatsbepaling van het cassette-omhulsel 22, wanneer de schijfcassette 26 op de opneem- en/of weergeefinrichting is aangebracht. In deze uitvoeringsvorm zijn bovendien uitsparingen 54 en 55 aangebracht voor automatische lading, welke uitsparingen een cirkelvor-15 mige doorsnede hebben en in beide zijgedeelten van het cassette-omhulsel 22 zijn aangebracht. In de uitsparingen 54 en 55 wordt een paar ondersteuningsstangen (niet getoond) van een bepaald bewegingsmechanisme gestoken voor het vasthouden van het cassette-omhulsel 22 en het automatisch bewegen hier-20 van naar een bepaalde positie, indien dit gewenst is. Door deze uitsparingen 54 en 55 voor het automatisch laden te gebruiken wordt het mogelijk om de inrichting zo uit te voeren, dat de schijfcassette 26 automatisch verwisseld kan worden en bij de kwaliteitscontrole automatisch kan worden uitgenomen. 25 De volgende beschrijving aan de hand van de figuren 12 t/m 28 betreft de constructie van de opneem- en/of weergeef inrichting, waarop de schijfcassette 26 wordt toegepast.
Zoals in de figuren 12 t/m 14 wordt getoond, zijn op een chassis 61 van een opneem- en/of weergeefinrichting 50 (hierna eenvoudig de "inrichting" genoemd) 60 vier cassette-opneempennen 63, 64, 65 en 66 aangebracht voor het opnemen van de schijfcassette 26, Aan de boveneinden van de twee pennen 63 en 64 zijn integraal cassetteplaatsbepalingsuitsteek-sels 67 respektievelijk 68 gevormd die in het paar plaatsbe-35 palingsuitsteeksels 51 in het cassette-omhulsel 22 passen. De de cassette opnemende pennen 63, 64, 65 en 66 zijn respektievelijk aan hun boveneinden voorzien van opneemoppervlakken 63a, 64a, 65a en 66a, die even hoog zijn als het chassis 61.
8103816 - 15 -
Op het chassis 61 is een paar 'L-vormige steunor-ganen 69 en 70 bevestigd, waaraan een cassetteaandrukorgaan 72 is bevestigd door respektievelijk scharnieren 73 en 74.
Het cassette-aandrukorgaan 72 heeft een plaatlichaam 72a,ter-5 wijl vier cassette-aandrukpennen 75, 76, 77 en 78 aan het on- Λ deroppervlak van het plaatlichaam 72a zijn gemonteerd. Dat wil zeggen deze pennen 75 t/m 78 zijn, zoals in de figuren 15 t/m 17 wordt getoond, in vertikale richting verschuifbaar ondersteund door een in het plaatlichaam 72a gebrachte bus 79 10 en tegelijkertijd worden deze normaal in benedenwaartse richting onder een voorbelasting gehouden door een tussen de bus 79 en een veerschoen 80 aangebrachte drukschroefveer 81. De schijfcassette 26 wordt dus naar de cassette-opneempennen 63, 64, 65 en 66 gedrukt door de cassette-aandrukpennen 75, 76, 15 77 en 78.
Zoals uit figuur 14 blijkt, wordt in deze uitvoeringsvorm de schijfcassette 26 aan zijn vier hoeken opgenomen door de cassette-opneempennen 63, 64, 65 en 66. Anderzijds zijn de posities, waarin de cassette-aandrukpennen 75, 20 76, 77 en 78 van het cassette-aandrukorgaan 72 de schijfcassette 26 naar beneden houden, elk over een bepaalde afstand van de plaatsen van de pennen 63, 64, 65 en 66 naar de centrale zijde van de schijfcassette 26 verplaatst. Dat wil zeggen de cassette-aandrukpennen 75 en 77 zijn nagenoeg op één 25 lijn geplaatst, welke de cassette-opneempennen 63 en 65 onderling verbindt en zijn tussen deze pennen 63 en 65 geplaatst en zodanig geconstrueerd, dat deze samenwerken met de ribben 33 en 34 van de schijfcassette 26. De cassette-aandrukpennen 76 en 78 en de cassette-opneempennen 64 en 66 zijn 30 op overeenkomstige wijze aangebracht.
Op het chassis 61 is ook een aandrijfmechanisme 82 gemonteerd voor het roteren van de buigzame magneetschijf 21 in de schijfcassette 26. Op een nagenoeg centrale plaats van het door de cassetteopneempennen 63, 64, 65 en 66 omgeven 35 gedeelte is een borstelloze motor 83 van een plat type gemonteerd voor het roteren van de buigzame magneetschijf 21 in de schijfcassette 26. Zoals in figuur 18 wordt getoond, zijn aan het bovenoppervlak van een rotor 83a van de motor 83 een af- 8103316 - 16 - standsstuk 84 in de vorm van een gedeeltelijk uitgespaarde ringvormige schijf, een bladveerorgaan 86 waaraan een veerbe-laste aandrijfpen 85 is bevestigd voor de plaatsbepaling (centreringj van de buigzame magneetschijf 21 in het casset-5 te-omhulsel 22, en een schijfvormig juk 90 met een ringvormige uitsparing 88 in het bovenoppervlak daarvan tezamen met een paar stelschroeven 91 vastgezet. Het bladveerorgaan 86 is tussen het afstandsstuk 84 en het juk 90 geplaatst, en het afstandsstuk 84, het bladveerorgaan 86 en het juk 90 zijn 10 verder vastgezet met een stelschroef 92, zodat deze onderdelen tezamen met een motoras 83b van de motor 83 roteren.
In een nagenoeg centraal deel van het bladveerorgaan 86 is, zoals in figuur 18 wordt getoond, een in het algemeen hoefijzervormige opening 94 gevormd. Een penonder-15 steuningsgedeelte 96 is integraal gevormd met een paar smalle L-vormige armgedeelten 95, waarbij het penondersteuningsge-deelte 96 aan beide zijden wordt gedragen door het paar armgedeelten 95. De aandrijfpen 85 is bevestigd aan het penon-dersteuningsgedeelte 96. De veerbelaste aandrijfpen 95 is, 20 zoals in de figuren 19 t/m 21 wordt getoond, gevormd door een schachtdeel 98 met een nagenoeg centraal aangebrachte flens 98a, een lager deel 99 dat over het boveneindgedeelte van de schacht 98 is aangebracht en bevestigd, en een cilindrisch gedeelte 101 dat roteerbaar ten opzichte van de schacht 98 is 25 gemonteerd door middel van een tussen het lage gedeelte 99 en het cilindrische gedeelte 101 aangebtacht kogellager 100. Het schachtgedeelte 98 strekt zich uit door het penondersteu-ningsgedeelte 96 en aan het ondereindgedeelte van dat uitstekende deel van het schachtgedeelte 98 is een cilindrisch mon-30 tage-orgaan 102 bevestigd. Door de flens 98a van het schachtgedeelte 98 en het montage-orgaan 102 wordt het penondersteu-ningsgedeelte 96 van het bladveerorgaan 86 op zijn plaats gehouden, waardoor de veerbelaste aandrijfpen 85 bevestigd is aan het penondersteuningsgedeelte 96. De pen 85 is in een 35 zodanige toestand aangebracht dat het cilindrische gedeelte 101 van de pen 85 door een doorlopend gat 89 in de uitsparing 88 van het juk 90 is gestoken. De pen 85 kan daardoor in het doorgaande gat 89 in de richting van de pijl E in figuur 19 8103816 - 17 - worden bewogen door de veerkracht van het bladveerorgaan 86 en in het bijzonder is deze scharnierend in de richting van de pijlen F en G, die gecentreerd zijn op het armdeel 95 in figuur 19 (met andere woorden, deze is beweegbaar in radiale 5 richting van het juk 90). De pen 85 is in een zodanige positie gemonteerd, dat de afstand in figuur 19 enigszins groter is dan de afstand in figuur 28.
Een bovendeel 83c van de motoras 83b van de motor 83 is in het algemeen bolvormig en het bovendeel 83c van de 10 motoras 83b wordt op een bepaalde hoogte ingesteld. Zoals later in detail zal worden beschreven komt, in het geval dat de bovenplaat 22c van het cassette-omhulsel 22 naar de onderplaat 22d doorbuigt wanneer de schijfcassette 26 in de inrichting 60 wordt aangebracht, het bovendeel 83c in contact 15 met het binnenoppervlak van de bovenplaat 22c, ten einde de binnenwaartse doorbuiging daarvan te corrigeren.
Verder zijn in de uitsparing 88 van het juk 90 vier paren magneten 104 bevestigd met een kleefmiddel of dergelijke, op nagenoeg gelijke afstanden in omtreksrichting. Aan 20 het bovenoppervlak van binnen- en buitenflenzen 90a, 90b van het juk 90 zijn respektievelijk smeermiddelbladen 105, 106 aangebracht die bestaan uit een teflonvel of dergelijke met koolstof. Zoals in fig. 19 tot en met fig. 21 wordt getoond, zijn de bovenoppervlakken van de smeermiddelbladen 105 en 106 25 (d.w.z. de ondersteuningsoppervlakken voor de centrerings-kernschijf 23) zodanig aangebracht dat deze in één vlak liggen en boven de bovenoppervlakken van de magneten 104. Het cylindrische gedeelte 101 van de pen 85 steekt omhoog uit van het bovenoppervlak van de smeermiddelbladen 105 en 106.
30 In fig. 12 en fig. 13 wordt met het verwijzingscij- fer 107 een motordeksel aangegeven met een in het bovenoppervlak daarvan gevormde opening 107a. In de opening 107a is het juk 90 roteerbaar aangebracht en de op het juk 90 geplakte smeermiddelbladen 105 en 106 steken omhoog van het bovenop-35 pervlak van het motordeksel 107 uit.
Hierna zal een uiteenzetting worden gegeven van een kopbewegingseenheid in de inrichting 60:
De kopbewegingseenheid omvat een kopsteun 110 waar- 8103016 - 18 - *» op door middel van een montageplaat 109 een magneetkop 108 is bevestigd en een transportschroef 112 die om zijn hartlijn door een stappenmotor 111 wordt aangedreven. Zoals in fig. 12' tot en met fig. 14 wordt getoond, is de stappenmotor 111 aan 5 een vertikaal stuk 113 van het chassis 61 vastgeschroefd, en een motoras 111a van de stappenmotor 111 is direkt gekoppeld met de transportschroef 112. Het andere einde van de transportschroef 112 is bevestigd aan een chassisdeel 117. De transportschroef 112 is horizontaal.ten opzichte van het 10 chassis 61 aangebracht.
In deze uitvoeringsvorm is de kopsteun 110 zodanig geconstrueerd, dat deze langs de hartlijn van de transportschroef 112 kan bewegen. D.w.z. een paar montagesteunen 114, 115 voor een geleidingsas zijn op het chassis 61 aangebracht. 15 Een geleidingsas 116 met een cirkelvormige doorsnede is met beide einden aan de montagesteunen 114 en 115 bevestigd. De geleidingsas 116 die evenwijdig aan de transportschroef 12 is aangebracht strekt zich uit door de kopsteun 110 en wordt in deze toestand gedragen door een aan de kopsteun 110 bevestig-20 de bus 118. De kopsteun 110 is daardoor verschuifbaar terwijl deze geleid wordt door de geleidingsas 116, in de richting van de pijlen S en T in fig. 12 en fig. 24.
Integraal met de kopsteun 110 is, zoals in fig. 12 en fig. 22 wordt getoond, een paar naaldvormige steunen 120 25 gevormd die tegenover elkaar op een afstand van elkaar zijn aangebracht. De transportschroef 112 strekt, zich uit door een in het vertikale deel van de kopsteun 110 gevormde opening 121 en is tussen het paar naaldvormige montagedelen 120 aangebracht. In de bovenoppervlakken van het paar montagedelen 30 120 zijn V-vormige groeven 122a resp. 122b gevormd, waarbij de V-vormige groeven 122a en 122b een helling hebben die o-vereenkomt met de spoed van het van schroefdraad voorziene gedeelte van de transportschroef 112 in de richting loodrecht op de hartlijn van de transportschroef 11 2 en zich uitstrek-35 kend langs dezelfde rechte lijn. Een naaldvormige deel 124 is tussen het paar montagedelen 120 gespannen waarbij de einddelen daarvan in de V-vormige groeven 122a en 122b zijn gestoken. Bovendien is deze, zoals in fig. 24 wordt getoond, zon- 8103816 - 19 - der speling tussen en langs twee schroefdraadgangen (d.w.z. in de voet van de schroefdraad) van de transportschroef 112 gelegd. Boven het naaldvormige orgaan 124 is een borgplaat 125 aangebracht die op het bovenoppervlak van de montagesteun 5 120 is bevestigd met een paar stelschroeven 126, waardoor het naaldvormige orgaan 124 aan de montagesteun 120 is bevestigd in de hierboven beschreven toestand. Zoals bovendien in fig. 25 wordt getoond, is aan het onderoppervlak van één montagesteun 120 met een schroef 126 een bladveer 127 bevestigd, en 10 door een veerkrachtige terugstelkracht van -het vrije einde van de bladveer 127 wordt de transportschroef 112 normaal naar het naaldvormige orgaan 124 en de borgplaat 125 toegedwongen. Het naaldvormige orgaan 124 en het van schroefdraad voorziene deel van de transportschroef 112 raken daardoor 15 'nooit van elkaar los, en het naaldvormige orgaan 124 wordt zonder speling in een schroefdraadgang gehouden.
Zoals in fig. 12 en fig. 24 wordt getoond, is op de kopsteun 110 scharnierend een kussenondersteuningsorgaan 129 gemonteerd, dat een van vilt of dergelijk gevormd kussen 128 20 draagt. Meer in het bijzonder is op de kopsteun 110 een paar tegenover elkaar staande vertikale steunen 130 gemonteerd die zich in de richting loodrecht op het chassis 61 uitstrekken, en aan elk van de vertikale delen 130 is een lager 131 bevestigd (zie fig. 12 en fig. 13). Bovendien zijn scharnieren 132 25 aan het kussenondersteuningsorgaan 129 bevestigd welke worden ondersteund door de lagers 131, terwijl tussen een vertikaal deel 130 en de kopsteun 110 een schroefdrukveer 133 is aangebracht. De kopsteun 110 wordt daardoor normaal om de scharnieren 132 in de richting van de pijl H in de figuren 12 en 30 24 gedwongen, namelijk in de richting waarin het kussen 128 in drukcontact komt met de magneetkop 108. Wanneer de schijf-cassette 26 niet in de inrichting 60 is aangebracht, wordt de kopsteun 110 in de richting van de pijl I in figuur 12 gedwongen tegen de kracht van de schroefdrukveer 133 in door 35 middel van een bepaald, niet getoond dwingmechanisme, zoals een electromagneet, zodat het kussen 128 zich op een afstand bevindt van de magneetkop 108. Dat wil zeggen de in figuur 12 getoonde toestand van de inrichting 60 is de toestand waarin 8103316 ¥ y - 20 - de schijfcassette 26 niet is aangebracht of niet in bedrijf is. Wanneer de schijfcassette 26 is aangebracht of in bedrijf is, wordt de kopsteun 110 in de richting van de pijl H gescharnierd door de kracht van de schroefdrukveer 133. Het 5 gevolg is dat, zoals in figuur 24 wordt getoond, de bij de openingen 36 en 37 in het cassette-orahulsel 22 onbedekte mag-neetschijf 21 tussen het kussen 128 en de raagneetkop 108 wordt vastgehouden.
Zoals in figuur 23 te zien is, is een schijf 135 10 van een kunsthars of dergelijke coaxiaal aan het andere einde van de raotoras 111a van de stappenmotor 111 bevestigd en is op een deel van het omtreksoppervlak van de schijf 135 een reflector 136 gemonteerd. Anderzijds is een uit een licht uitzendend element en een licht ontvangend element (fotosen-15 sor) bestaande detector 137 aangebracht nabij het buitenom-treksoppervlak van de schijf 135. Een rotatiestand van de motoras 111a van de stappenmotor 111 wordt door de werking van de detector 137 en de reflector T36 gedetecteerd. Bovendien is een detectiemechanisme 137a voor het detecteren van 20 een bewegingsstand van de kopsteun 110 ten opzichte van de transportschroef 112 nabij de beide einden van de transportschroef 112 gemonteerd. Op basis van detectie van signalen door dit detectiemechanisme 137a en de detector 137 worden de start- en stopstanden van de motoras 111a bepaald zoals later 25 zal worden besproken. Het gevolg is dat de magneetkop 108 slechts over een afstand bewogen kan worden die gewenst is voor de opname of weergave van signalen op respektievelijk van de magneetschijf 121 door de magneetkop 108 (namelijk binnen een bepaald bewegingsgebied). Het verwijzingscijfer 30 138 in figuur 12 is een optische pulsgenerator voor de detectie van een rotatiefase van de borstelloze motor 83 van het platte type.
Zoals in de figuren 12 en 26 wordt getoond, is op de cassette-opneempen 65 een detectie-orgaan 140 gemonteerd 35 voor het detecteren van een het ongewenst wissen voorkomende nok, zodanig dat deze beweegbaar is langs de hartlijn van de pen 65, waarbij het detectieorgaan 140 aan één einde voorzien is van een omhoog uitstekend detectiedeel 143. Het detectie- 8103816 - 21 - orgaan 140 wordt normaal in de richting omhoog belast door een schroefdrukveer 141 en wordt door een aan het boveneinddeel van de pen 65 gemonteerde aanslag 142 vastgehouden. Anderzijds is een detector 144 die bestaat uit een licht uit-5 zendend element en een licht ontvangend element (geen van beiden getoond) aan het chassis 61 bevestigd. De detector 144 is zodanig geconstrueerd dat het andere eindgedeelte van het detectieorgaan 140 tussen het licht uitzendende en het licht ontvangende element kan bewegen bij een benedenwaartse bewe-10 ging van het detectie-orgaan 140. Dat wil zeggen dat, wanneer het detectie-orgaan 140 tegen de aanslag 142 aan gehouden wordt door de schroefdrukveer 141, bevindt het andere eindgedeelte van het detectie-orgaan 140 zich op een afstand boven het licht uitzendende en het licht ontvangende element. Wan-15 neer het detectiedeel 143 van het detectie-orgaan 140 door de het ongewenste wissen voorkomende nok 47 van het cassette-om-hulsel 22 naar beneden is gedrukt, komt het andere einddeel van het detectie-orgaan 140 tussen het licht uitzendende en het licht ontvangende element, tegen de kracht van de 20 schroefdrukveer 141 in, waardoor in het bovenomschreven geval de opname kan worden uitgevoerd. In het andere geval wordt een opname verhinderd.
In deze uitvoeringsvorm zijn, ten einde het foutief aanbrengen (laden) van de schijfcassette in de inrichting 60 25 te voorkomen, het foutief laden verhinderende uitsteeksels 146 en 147 op de chassiszijde aangebracht tegenover het kanaalvormige uitgespaarde gedeelte 53 en het driehoekige uitgespaarde gedeelte 52, beiden respektievelijk in de cassette 26.
30 Hierna zal de werking van de inrichting 60 met de bovenomschreven constructie worden beschreven.
De sluiter 41 van de schijfcassette 26 die in de inrichting 60 aangebracht moet worden, wordt eerst in de richting van pijl A in figuur 6 verschoven totdat de openin-35 gen 36 en 37 van de schijfcassette 26 en de opening 45 van de sluiter 41 elkaar overlappen, waardoor de openingen 36 en 37 worden geopend en tegelijkertijd het kanaalvormige uitgespaarde gedeelte 53 van de schijfcassette 26 wordt geopend.
8103316 y - 22 -
Daarna wordt de schijfcassette 26 in de inrichting 60 aangebracht door middel van een niet getoond cassettelaadmechanis-me. In dit geval kunnen, zoals in figuur 14 wordt getoond, de het onjuist laden voorkomende uitsteeksels 146 en 147 van het 5 chassis 61 in het kanaalvormige uitgespaarde gedeelte 53 steken respektievelijk in het driehoekige uitgespaarde gedeelte 52 van de schijfcassette 26, zodat het cassette-omhul-sel 22 in de normale laadstand kan worden gebracht en de schijfcassette 26 op de cassetteopneempennen 63, 64, 65 en 66 10 wordt geplaatst door middel van het cassettelaadmechanisme.
In dit geval zijn de uitsteeksels 67 en 68 van de cassetteopneempennen 63 en 64 respektievelijk in de plaatsbepalings-gaten 51 in het cassetteomhulsel 22 gestoken, waardoor de plaatsbepaling van de schijfcassette 26 in de richting van 15 zijn vlak geschiedt, dat wil zeggen in langs- en dwarsrich-ting. Tegelijkertijd beweegt het cassette-aandrukorgaan 72 scharnierend om de scharnieren 73 en 7 4 in samenwerking met het cassettelaadmechanisme, waardoor dus de pennen 75, 76, 77 en 78 van het. cassette-aandrukorgaan 72 de schijfcassette 20 elastisch neerwaarts kunnen dwingen ten gevolge van de voor belastingskracht van de schroefdrukveren 81. De schijfcassette 26 wordt dienovereenkomstig veerkrachtig tussen de pennen 63, 64, 65 en 66 en de pennen 75, 76, 77 en 78 van het aan-drukorgaan 72 vastgehouden, waarbij de plaatsbepaling van de 25 schijfcassette 26 in hoogterichting wordt verkregen.
Wanneer de schijfcassette 26 wordt aangebracht, in het' geval dat de uitsparing 53 bedekt is met de sluiter 41, of in het geval dat de driehoekige uitsparing 52 zich niet in de normale stand bevindt (dat wil zeggen in het geval dat de 30 laadrichting van de schijfcassette 26 onjuist is), wordt de schijfcassette 26 niet in de beschreven normale laadstand gebracht, omdat hoekdelen van de sluiter 41 en de schijfcas-1 sette 26 tegen de uitsteeksels 146 en 147 aan zullen komen. Daardoor wordt de hierboven beschreven laadbeweging niet uit-35 gevoerd en kan dus geen opname of weergave worden bereikt.
Het is daardoor volledig onmogelijk dat de magneetkop 108 beschadigd zal worden bij het in contact komen met de sluiter 41, die de opening 37 van de schijfcassette 26 bedekt.
§103816 - 23 -
In de juiste toestand wordt het gedeelte van de schijfcassette 26, waarin de openingen 36 en 37 zijn gevormd tussen de magneetkop 108 en het kussen 128 gestoken. In samenwerking met de laadbeweging van de schijfcassette 26 door 5 middel van het niet getoonde laadmechanisme wordt het kussen-ondersteuningsorgaan 129 scharnierend in de richting van de pijl H in de figuren 1 2 en 24 bewogen, onder invloed van de schroefdrukveer 133, met het gevolg dat een deel van de buigzame magneetschijf 21 dat vrijgelaten wordt door de opening 10 45 in de sluiter 41, de openingen 36 en 37 in het cassette-omhulsel 22 en de opening 38 in het niet-geweven vezelmateri-aal 35 tussen de magneetkop 108 en het kussen 128 wordt vastgehouden.
Wanneer in dit geval de het ongewenst wissen ver-15 hinderende nok 47 van de schijfcassette 26 niet verwijderd is, wordt het detectordeel 143 van het detectieorgaan 140, zoals met een streep- stippellijn in figuur 26 is aangegeven, naar beneden gedrukt tegen de kracht van de schroefdrukveer 141 in door de nok 47, waardoor het vrije zicht tussen het 20 licht uitzendende en het licht ontvangende element van de detector 144 wordt onderbroken. Het gevolg is dat de inrichting 60 gereed is om een opneem- en weergeefbewerking te verrichten op basis van een bepaald signaal van de detector 144. In het geval darentegen dat de nok 47 verwijderd is, kan het 25 uiteinde van het detectordeel 143 van het detectie-orgaan 140 in de uitsparing 46 van het cassettedeksel 22 dringen.
Het detectie-orgaan 140 blijft daardoor in de bovenste stand onder Invloed van de werking van de schroefdrukveer 141, zodat het vrije zicht tussen het licht uitzendende en het ont-30 vangende element van de detector 144 niet wordt onderbroken en de inrichting 60 dus in een toestand wordt gehouden waarin geen opname of weergave kan geschieden op basis van een bepaald signaal van de detector 144.
Gelijk met een dergelijke laadverrichting van de 35 schijfcassette 26 wordt de motoras 83 in de centreringsope-ning 24 van de centreringskernschijf 23 gestoken die in het aandrijfgat 28 van de onderste helft 22b van de schijfcassette 26 is opgenomen. Wanneer in dit geval de bovenplaat 22c 8103013 - 24 - van de geladen schijfcassette 26 naar de onderplaat 22d toe is gebogen, zoals met een streep- stippellijn in fig. 27 is aangegeven, komt de bolvormige top 83c van de motoras 83b in contact met ongeveer het midden van het binnenoppervlak van 5 de bovenplaat 22c. Het gevolg is dat in de richting van de pijlen J en K in fig. 27 een kracht wordt uitgeoefend op de bovenplaat 22c,· door de pennen 75, 76, 77 en 78. Het gevolg is dat, wanneer· de laadverrichting van de schijfcassette 26 voorbij is, de deformatie (binnenwaartse buiging) van de bo-10 venplaat 22 reeds gecorrigeerd is en de bovenplaat 22a vlak is zoals aangegeven is met een getrokken lijn in fig. 27.
Wanneer de schijfcassette 26 is geladen liggen de drukplaten van de pennen 75, 76, 77 en 78 van het aandrukor-gaan 72 op de diagonale lijnen van de pennen 63, 64, 65 en 66 15 zoals eerder werd opgemerkt en bevinden deze zich op de met de ribben 33 en 34 van de schijfcassette 26 overeenkomende posities. Indien de onderplaat 22d van de schijfcassette 26 binnenwaarts gedeformeerd is, d.w.z. naar de bovenplaat 22c toe zoals aangegeven met een punt- streeplijn in fig. 27, 20 ondervindt de onderplaat 22d een kracht in de richting van de pijlen L en M door de ribben 33 van de’bovenhelft 22a en de ribben 34 van de onderhelft 22b, waardoor dus de deformatie van de onderplaat 22d wordt gecorrigeerd en de onderplaat 22d vlak wordt zoals aangegeven met een getrokken lijn in fig.
25 27.
Zoals boven uiteen gezet kan, zelfs wanneer de boven- en onderplaten 22c en 22d beide binnenwaarts gebogen (gedeformeerd) zijn, deze verbuiging (deformatie) in bevredigende mate worden gecorrigeerd. Het gevolg is dat de ruimte 30 binnen het cassette-omhulsel 22 in de geladen toestand altijd constant gehouden kan worden en dat er geen vrees bestaat dat de rotatie van de magneetschijf 21 wordt gehinderd en de buigzame magneetschijf 21 kan met een relatief klein aandrijf koppel worden aangedreven.
35 Gelijk met het eerder beschreven laden van de schijfcassette 26 wordt de centreringskernschijf 23 door de magneten 104 van het juk 90 aangetrokken en op de smeermid-delbladen 105 en 106 gelegd die resp. aan de bovenoppervlak- 810381a - 25 - ken van de flenzen 90a en 90b van het juk 90 zijn gekleefd. Indien in dit geval de plaats van de aandrijf- en plaatsbepa-lingsopening 25 in de centreringskernschijf 23 en die van de veerbelaste pen 85 niet samenvallen, wordt de pen 85 door de 5 centreringskernschijf 23, ten gevolge van de tussen de centreringskernschijf 23 en de magneten 104 werkende aantrekkingskracht naar beneden gedrukt. Zoals met de getrokken lijn in fig. 20 wordt getoond wordt de pen 85 ten gevolge daarvan naar beneden gedwongen tegen de terugstelkracht van de blad-10 veer 86 in, in het bijzonder het armgedeelte 95. Wanneer in een dergelijke toestand de inrichting 60 in de opneem- of weergeefstand wordt geschakeld en de motoras 83b van de motor 83 wordt geroteerd, roteert de pen 85 tezamen met de bladveer 86 en het juk 90 ten opzichte van de centreringskernschijf 15 23. Op dit moment wordt de buigzame magneetschijf 21 tussen de magneetkop 108 en het kussen 128 vastgehouden zoals eerder werd opgemerkt, waardoor een belastingskoppel wordt uitgeoefend op de magneetschijf 21. Het gevolg is dat, zelfs wanneer een wrijvingskracht wordt uitgeoefend tussen de smeermiddel-20 bladen 105 en 106 van het juk 90 en de centreringskernschijf 23 wordt uitgeoefend en tussen deze laatste en de pen 85, de centreringskernschijf 23 niet wordt geroteerd en de pen 85 rond beweegt ten opzichte van de stilstaande centreringskernschijf 23. Wanneer daarna de aandrijf- en plaatsbepalingsope-25 ning 25 in de centreringskernschijf 23 wordt bereikt, zoals aangegeven met een stippel- streeplijn in fig. 28, komt het cilindrische deel 101 van de pen 85 in de opening 25 ten gevolge van de veerkracht van de bladveer 86. Wanneer daarna de motoras 83b in de richting van de pijl N roteert, wordt de 30 pijl 85 verder rondbewogen en komt het cilindrische deel 101 van de pen 85 eerst in contact met een plaatsbepalingsrand a_ die zich van een paar lange randen van de opening 25 het verst van de motoras 83b bevindt. Daarna beweegt de pen 85 verder rond en komt in contact met een aandrijfrand 25b van 35 de opening 25 terwijl het cilindrische deel 101 van de pen 85 met het kogellager 100 wordt geroteerd, daar een door de magneetkop 108 en het kussen 128 veroorzaakte houdkracht en een door het verschil in centreringskernschijf 23 veroorzaakte 8103313 -26- traagheidskracht als een helastingskoppel op de magneetschijf 21 en de centreringskernschijf 23 worden uitgeoefend. Aangezien de in fig. 19 getoonde afstand S1 langer is dan de in fig. 28 getoonde afstand S2 wordt in dit geval, zoals eerder 5 werd opgemerkt, de pen 85 in een onder een hoek staande stand gebracht door torsie deformatie van het armdeel 95 van de bladveer 86, zoals weergegeven in fig. 21. Het gevolg is dat de hartlijn van de pen 85 nu onder een kleine hoek staat ten opzichte van de vertikale richting in fig. 21, zodat normaal' 10 op de centreringskernschijf 23 een kracht wordt uitgeoefend in de richting van pijl P in fig. 21 en fig. 28 door het cilindrische deel 101 van de pen 85 ten gevolge van de meegevende veerkracht van het armdeel van de bladveer 86.
Alhoewel het op de buigzame magneetschijf 21 door 15 de magneetkop 108 en het kussen 128 uitgeoefende belastingskoppel klein is kan door de voorziening in deze uitvoeringsvorm van het kogellager 100 tussen het schachtdeel 98 en het cilindrische deel 101 de pen 85 op zekere wijze naar de met een getrokken lijn in fig. 28 aangegeven bepaalde stand 20 bewegen, zelfs wanneer de vormgevingsnauwkeurigheid van de insteekopeningen 24 en 25 in de centreringskernschijf 23 niet zo groot is.
Wanneer de centreringskernschijf 23 in de richting van pijl P wordt bewogen, worden twee van de vier zijden van 25 de motorasinsteekopening 24 welke zich het verst van de aandrijf- en plaatsbepalingsopening 25 bevinden in drukcontact gebracht met de motoras 83b op twee punten, en wordt de centreringskernschijf 23 gepositioneerd. Het midden van de op de centreringskernschijf 23 aangebrachte buigzame magneetschijf 30 21 bevindt zich daardoor nagenoeg op de hartlijn van de mo toras 83b. Wanneer de motoras 83b roteert en de pen 85 rond-bewogen wordt in de richting van pijl N in fig. 28, drukt in deze toestand het cilindrische deel 101 van de pen 85 tegen de aandrijfrand 25b van de opening 25, zodat de centrerings-35 kernschijf 23 en dus de magneetschijf 21 in de richting van de pijl N worden geroteerd. Daar de buigzame magneetschijf 21 concentrisch met de motoras 83b is gepositioneerd, zoals eerder werd beschreven, wordt in dit geval de schijf in. een ten 8103816 - 27 - minste nagenoeg gecentreerde toestand geroteerd.
Hierna wordt een uiteenzetting gegeven van de werking van het kopbewegingsmechanisme. Wanneer de inrichting 60 wordt omgeschakeld, bijvoorbeeld naar de weergeefstand in een 5 geladen toestand van de schijfcassette 26, op de hierboven beschreven wijze, roteert de buigzame magneetschijf 21 eerst op de eerder beschreven wijze. Tijdens deze rotatie wordt een opgenomen informatie uitgelezen door de magneetkop 108 die in schuifcontact is met het registratie-oppervlak van de buigza-10 me magneetschijf 21, en een in de uitgelezen informatie opgenomen synchronisatiesignaal wordt toegevoerd aan een aan-drijfschakeling voor de stappenmotor. Telkens wanneer een dergelijk synchronisatiesignaal wordt gegeven, wordt een bepaalde aandrijfstroom door de genoemde aandrijfschakeling aan 15 de stappenmotor 111 toegevoerd waardoor de motoras 111a in de richting van pijl Q in fig. 12 en fig. 24 wordt geroteerd, in stappen van een bepaalde rotatiehoek (bijvoorbeeld 15 graden) . Tegelijkertijd met deze rotatie van de motoras 111a wordt het naaldvormige orgaan 124 dat zonder speling in een 20 schroefdraadgang van de transportschroef 112 is gestoken in de richting van de pijl S bewogen door de transportschroef 112. Daardoor wordt de kopsteun 110 tezamen met het naaldvormige orgaan 124 door de geleidingsas 116 geleid en stapsgewijze intermitterend naar het volgende cirkelvormige regi-25 stratiespoor bewogen, namelijk bij elke rotatie van de buigzame magneetschijf 21 in de richting van de pijl S. Het gevolg is dat de magneetkop 108 en het kussenondersteuningsor-gaan 129 die beide aan de kopsteun 110 zijn gemonteerd met elkaar en met de buigzame magneetschijf 21 daartussen ver-30 schuiven en intermitterend in de langsrichting bewegen in de kop- en kusseninsteekopeningen 38 en 37 in de schijfcassette, namelijk in radiale richting van de buigzame magneetschijf 21.
Daar de spoed van de transportschroef 112 in deze 35 uitvoeringsvorm relatief klein is en de stappenmotor 111 een relatief grote rotatiehoek (bijvoorbeeld ongeveer 15 graden) per stap heeft, is zelfs wanneer de onderlinge afstand van de registratiesporen op de buigzame magneetschijf 21 klein is, 3 1 0 o -j 1 b 4 * - 28 - het mogelijk om de magneetkop 108 met grote nauwkeurigheid ten opzichte van het te reproduceren registratiepoort positioneren. Dit is zo omdat zelfs wanneer stappenmotoren dezelfde mechanische nauwkeurigheid hebben in een rotatie van één en-' 5 kele stap, de verhouding van deze mechanische nauwkeurigheid ten opzichte van de rotatiehoek van één stap kleiner is bij een stappenmotor met een grote rotatiehoek, waardoor de magneetkop 108 met een grote nauwkeurigheid bewogen kan worden.
Tijdens de boven beschreven beweging ondervindt de 10 transportschroef 112 een in fig. 24 en fig. 25 benedenwaarts gerichte kracht van het naaldvormige orgaan 124. Omdat echter een belasting naar het naaldvormige orgaan 124 toe ten alle tijden op de transportschroef 112 wordt uitgeoefend door middel van de bladveer 127, zullen de schroefdraad van de trans-15 portschroef 112 en het naaldvormige orgaan 124 nooit los van elkaar komen.
Op deze wijze beweegt de magneetkop 108 stapsgewijze en radiaal van de buitenste omtrekszijde naar he't middelpunt van de magneetschijf 21 bij elke rotatie van de motoras 20 83b in schuifcontact met de buigzame magneetschijf 21, namelijk telkens wanneer een in elk cirkelvormig registratiespoor opgenomen synchronisatiesignaal wordt toegevoerd. Wanneer de kopsteun 110 naar een bepaalde positie is bewogen en de magneetkop 108 de binnenste eindrand van het magnetische opper-25 vlak van de buigzame magneetschijf 21 heeft bereikt, wordt de positie van de kopsteun 110 gedetecteerd door het detectieme-chanisme 137a. Wanneer de detector 137 en de reflector 136 dan tegenover elkaar zijn gekomen ten gevolge van de rotatie van de motoras 111a van de stappenmotor 111, wordt de rotatie 30 van de motoras 111a in de richting van pijl N gestopt onder invloed van detectiesignalen van het bovenbeschreven detec-tiemechanisme 137 en de detector 137. Wanneer in het omgekeerde geval de transportschroef 112 in de richting van pijl R in fig. 12 en fig. 24 is geroteerd door middel van de stap-35 penmotor 111, is de magneetkop 108 van de radiale centrale, zijde van de buigzame magneetschijf 21 naar de buitenste omtrekszijde (in de richting van pijl T in fig. 12 en fig. 24) bewogen. Wanneer deze de buitenste eindrand van het magneti- 8103816 - 29 - sche oppervlak heeft bereikt, wordt de rotatie van de motoras 111a in de richting tegengesteld aan de eerder genoemde richting van de pijl N gestopt.
Bij de bovenbeschreven verrichting wordt de op het 5 registratieoppervlak van de buigzame magneetschijf 21 opgenomen informatie weergegeven. Bij het opnemen wordt dezelfde verrichting uitgevoerd als hierboven beschreven.
Van de cassette 26 met de buigzame magneetschijf in de bovenbeschreven constructie, heeft de centreringskern-10 schijf 23 de vorm van een pan, en worden de centrale holten 23a van de centreringskernschijf 23 en het uitsteeksel 30 van de bovenhelft 22a in een gemonteerde toestand gehouden, zodat zelfs wanneer de buigzame magneetschijf 21 naar de onderhelft 22b verplaatst ten gevolge van zijn eigen gewicht, terwijl de 15 schijfcassette 26 niet in gebruik is, wordt de beweging van de centreringskernschijf 23 en dus van de magneetschijf 21 in de richting van hun vlak op zekere wijze beperkt binnen een bepaald gebied doordat de centreringskernschijf 23 in contact komt met het uitsteeksel 30. Het is daardoor mogelijk om het 20 risico te vermijden dat de omtreksrand van de buigzame magneetschijf 21 in contact komt met de ribben 33 en 34 en daardoor wordt beschadigd. In het bijzonder in het geval van een schijfcassette van een plat type verdient het de voorkeur dat het bewegingsgebied in de vertikale richting van de centre-25 ringskernschijf 23 zo groot mogelijk wordt gehouden met het oog op afmetingsvariaties van verschillende componenten. Door de centreringskernschijf 23 de vorm van een pan te geven zoals in de onderhavige uitvoeringsvorm wordt het in dit verband mogelijk, om een groter bewegingsgebied toe te staan in 30 het geval van een dergelijke plaatvormige centreringskernschijf 6 zoals in fig. 27 wordt getoond.
Zelfs wanneer de bovenste plaat 22c en de onderste plaat 22d van het cassette-omhulsel 22 in zekere mate gedeformeerd zijn in de richting weg van elkaar omdat het casset-35 te-omhulsel een geringe mechanische sterkte heeft, kan bovendien zoals eerder werd opgemerkt het bewegingsgebied van de centreringskernschijf 23 op zekere wijze worden beperkt. Daar bovendien de centreringskernschijf 23 gevormd wordt van een 81Ö3C16 * * - 30 - dunne plaat is het mogelijk om het gewicht daarvan te beperken vergeleken met een conventionele plaatvormige centre-ringskernschijf, waardoor het dus weer mogelijk wordt om een kleine motor met een laag koppel te gebruiken als aandrij-5 vingsbron voor de magneetschijf 21.
Wanneer bovendien de buigzame magneetschijf 21 en de centreringskernschijf 23 met elkaar worden verbonden dient het convexe gedeelte 23b van de centreringskernschijf 23 als geleiding, waardoor de magneetschijf 21 met zeer grote nauw-10 keurigheid op de centreringskernschijf 23 gemonteerd kan worden. Het gevolg is dat trillingen van het buitenste deel van de buigzame magneetschijf 21 tijdens rotatie tot een minimum kan worden beperkt.
Daar verder de afstand van het juk 90 tot het bin-15 nenoppervlak van de bovenste plaat 22c van de bovenste helft 22d ten tijde van het laden van de schijfcassette 26 relatief lang kan zijn, waardoor de vorming van een halfbolvormig toelopend deel aan het einde 83c van de motoras 83b als resultaat, kan zelfs zonder een opening in de bovenplaat 22c aan 20 te brengen die samenvalt met de motoras 83b, de centreringskernschijf 23 volledig door het toelopende gedeelte worden geleid.
Hierboven is een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding beschreven, de uitvinding is echter niet tot deze 25 uitvoeringsvorm beperkt en verschillende modificaties kunnen op basis van het technische concept van de uitvinding worden uitgevoerd.
Het materiaal van de centreringskernschijf 23 is bijvoorbeeld niet tot ijzer beperkt, maar elk geschikt mag-30 netisch materiaal kan worden gebruikt, terwijl verder de centreringskernschijf 23 ook van een hard materiaal met een magnetisch poeder kan worden gevormd. Wat betreft de relatieve afmetingen van de bovenste en onderste helften 22a en 22b van het cassette-omhulsel 22 en de centreringskernschijf 23 zijn 35 de waarden van tot L·^ ^ slechts aangegeven als een voorbeeld, en deze waarden kunnen gewijzigd worden wanneer er maar een overlappend gedeelte bestaat tussen het uitsteeksel 30 van de bovenhelft 22a en de onderhelft 22b. Het is ook 8103816 - 31 - mogelijk om het uitsteeksel 30 aan de onderhelft 22b te vormen zodat dit naar de bovenhelft 22a uitsteekt en in de centrale holte 23a van de centreringskernschijf 23 gestoken kan worden.
8 1 0 3 3'] 3

Claims (3)

1. Cassette met buigzame magneetschijf omvattende: (A) een buigzame magneetschijf; en (B) een centreringskernschijf met een centrale holte en een verheven rand, welke met de verheven, rand in het 5 midden van de buigzame magneetschijf is bevestigd, gekenmerkt door (C) een omhulling (22) met een bovenhelft (22a) en een onderhelft (22b) voor het opnemen van de buigzame magneetschijf (21) met de centreringkernschijf (23), waarbij de 10 onderhelft (22b) een aandrijfgat (28) heeft dat enigszins groter is dan een buitendiameter van de centreringsholte (23a) van de centreringskernschijf (23).
2. Cassette met buigzame magneetschijf volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de bovenhelft (22a) van de 15 omhulling (22) voorzien is van een ringvormig uitsteeksel (30) met een diameter die enigszins kleiner is dan de binnen-diameter van de centreringsholte (23a) van de centreringskernschijf (23).
3. Cassette met buigzame magneetschijf volgens con-20 clusie 2, met het kenmerk, dat de verheven rand (23c) en het ringvormige uitsteeksel (30) zodanig zijn uitgevoerd, dat wordt voorkomen dat de buigzame magneetschijf (21) op ongewenste wijze in de omhulling (22) wordt gepositioneerd wanneer de buigzame magneetschijf (21) niet gereed is voor ge-25 bruik. 8103316
NL8103816A 1980-08-14 1981-08-14 Cassette met buigzame magneetschijf. NL192150C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP1980115305U JPS606938Y2 (ja) 1980-08-14 1980-08-14 記録再生用デイスクカセツト
JP11530580 1980-08-14

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8103816A true NL8103816A (nl) 1982-03-01
NL192150B NL192150B (nl) 1996-10-01
NL192150C NL192150C (nl) 1997-02-04

Family

ID=14659333

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8103816A NL192150C (nl) 1980-08-14 1981-08-14 Cassette met buigzame magneetschijf.

Country Status (17)

Country Link
US (2) US4445157A (nl)
JP (1) JPS606938Y2 (nl)
KR (1) KR850002421Y1 (nl)
AT (1) AT373422B (nl)
AU (2) AU542885B2 (nl)
BR (1) BR8105208A (nl)
CA (1) CA1177163A (nl)
CH (2) CH653167A5 (nl)
DE (1) DE3131890A1 (nl)
FR (1) FR2488714B1 (nl)
GB (2) GB2082372B (nl)
HK (1) HK79585A (nl)
IT (1) IT1138911B (nl)
KE (1) KE3551A (nl)
MX (1) MX149853A (nl)
MY (1) MY8600247A (nl)
NL (1) NL192150C (nl)

Families Citing this family (98)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPS5835181U (ja) * 1981-08-31 1983-03-07 ソニー株式会社 ディスクカセット
JPS606946Y2 (ja) * 1981-11-25 1985-03-07 ソニー株式会社 磁気デイスク装置
JPS5897166A (ja) * 1981-12-03 1983-06-09 Sony Corp フロツピ−デイスクカセツト
JPS58122275U (ja) * 1982-02-10 1983-08-19 日立マクセル株式会社 デイスクカ−トリツジ
US4577251A (en) * 1982-03-12 1986-03-18 Canon Denshi Kabushiki Kaisha Magnetic disc cassette having disc flattening means
DE3209243A1 (de) * 1982-03-13 1983-09-15 Philips Patentverwaltung Gmbh, 2000 Hamburg Positionierungseinrichtung fuer den magnetkopf eines scheibenfoermigen magnetspeichers
JPS58224479A (ja) * 1982-06-21 1983-12-26 Hitachi Ltd 回転ディスク
JPS595465A (ja) * 1982-07-01 1984-01-12 Sony Corp 記録再生用デイスクカセツト
JPS5910176U (ja) * 1982-07-06 1984-01-23 日立マクセル株式会社 デイスクカ−トリツジ
US4609956A (en) * 1982-09-02 1986-09-02 Fuji Electrochemical Co., Ltd. Magnetic drum cassette with magnetic drum having voice information recorded thereon
US4613921A (en) * 1982-11-26 1986-09-23 Holmes William A Disk memory apparatus
EP0111217A3 (en) * 1982-11-26 1984-10-17 Tabor Corporation Apparatus for disk memory
JPS5999250U (ja) * 1982-12-23 1984-07-05 アルプス電気株式会社 記録再生装置
US4620254A (en) * 1983-01-04 1986-10-28 Bsr North America, Ltd. Information storage and retrieval system including a tape cartridge having a slidable cover
US4622607A (en) * 1983-01-04 1986-11-11 Smith Ii Kobert R Information storage and retrieval system including an information containing cartridge having a slidable cover
US4630156A (en) * 1983-02-10 1986-12-16 Sony Corporation Flexible magnetic disc including hub structure
JPS59138064U (ja) * 1983-03-04 1984-09-14 ソニー株式会社 デイスクカセツト
JPS60765U (ja) * 1983-03-08 1985-01-07 ソニー株式会社 デイスクカセツト
JPS59168876U (ja) * 1983-04-22 1984-11-12 富士写真フイルム株式会社 磁気デイスクカ−トリツジ
JPS59173176U (ja) * 1983-05-04 1984-11-19 松下電器産業株式会社 デイスクカセツト
US4542426A (en) * 1983-05-31 1985-09-17 Storage Technology Partners Ii Flexible hub for removable disk
US4686594A (en) * 1983-07-04 1987-08-11 Citizen Watch Co., Ltd. Cartridge type floppy disk drive
JPS6035385A (ja) * 1983-08-03 1985-02-23 Hitachi Maxell Ltd デイスクカ−トリツジ
JPH0640428B2 (ja) * 1983-08-24 1994-05-25 日立マクセル株式会社 ディスクカートリッジ
JPS6047175U (ja) * 1983-09-07 1985-04-03 日立マクセル株式会社 デイスクカ−トリツジ
JPS60163566U (ja) * 1984-04-02 1985-10-30 ソニー株式会社 ディスクカセット
US4694448A (en) * 1984-05-15 1987-09-15 Nippon Gakki Seizo Kabushiki Kaisha Disc case
US4680662A (en) * 1984-06-12 1987-07-14 Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. Disk cartridge having a shutter mechanism
JPS619866A (ja) * 1984-06-22 1986-01-17 Seiko Epson Corp 回転駆動装置
JPS6121050U (ja) * 1984-07-06 1986-02-06 蛇の目ミシン工業株式会社 磁気記録再生装置のインデツクス信号発生機構
JPS6134674U (ja) * 1984-07-31 1986-03-03 ティーディーケイ株式会社 デイスクカ−トリツジ
JP2556462B2 (ja) * 1984-09-19 1996-11-20 キヤノン株式会社 記録又は再生装置
JPS61117755A (ja) * 1984-11-12 1986-06-05 Copal Co Ltd デイスクドライブ装置における磁気記録媒体のチヤツク機構
KR940009470B1 (ko) * 1985-02-16 1994-10-13 히다찌마구세루 가부시기가이샤 디스크 카트리지 및 디스크 구동장치
JPH0510279Y2 (nl) * 1985-02-28 1993-03-12
US4920441A (en) * 1985-03-13 1990-04-24 Nippon Telegraph and Telehpone Corp. Flexible magnetic diskette
JPS61208684A (ja) * 1985-03-13 1986-09-17 Fujitsu Ltd フレキシブル磁気ディスク
US4613392A (en) * 1985-05-31 1986-09-23 Shape Inc. Apparatus and method for assembling a flexible recording disc
JPH0319088Y2 (nl) * 1985-06-03 1991-04-23
US4688123A (en) * 1985-06-13 1987-08-18 International Business Machines Corporation Cartridge handling device and method
JPH0743865B2 (ja) * 1985-07-23 1995-05-15 ソニー株式会社 デイスクの回転駆動装置
JPS6243881A (ja) * 1985-08-20 1987-02-25 Awa Eng Kk コンピユ−タ用ディスクの製造装置
US4823214A (en) * 1985-09-19 1989-04-18 Laser Magnetic Storage International Company Disk drive for cartridge disks
US4745500A (en) * 1985-09-19 1988-05-17 Laser Magnetic Storage International Company Disk drive for cartridge disks
JPH0634323B2 (ja) * 1985-09-25 1994-05-02 ソニー株式会社 デイスクカ−トリツジ
US4853806A (en) * 1985-10-11 1989-08-01 Fuji Photo Film Co., Ltd. Apparatus for regulating the force rendered to a magnetic disc by a magnetic head in a rotary magnetic disc device
US4618060A (en) * 1985-11-07 1986-10-21 Tarter Norman D Floppy disc casing with optional write-protect capability
NL8503236A (nl) * 1985-11-25 1987-06-16 Philips Nv Informatiemedium, omvattende een informatieschijf.
US4797764A (en) * 1986-01-27 1989-01-10 Minnesota Mining And Manufacturing Company Recording disk with low total indicated runout
US4897134A (en) * 1986-01-27 1990-01-30 Minnesota Mining And Manufacturing Company Ultrasonic welding hubs to magnetic recording diskettes
JPH0351796Y2 (nl) * 1986-04-11 1991-11-07
US4794480A (en) * 1986-04-21 1988-12-27 Iomega Corporation Bernoulli plate in cartridge
US4843512A (en) * 1987-08-28 1989-06-27 Minnesota Mining And Manufacturing Company Recording disk centering hub
JP2537348Y2 (ja) * 1988-01-19 1997-05-28 三井石油化学工業株式会社 光ディスク
JPH01227281A (ja) * 1988-03-08 1989-09-11 Hitachi Maxell Ltd デイスクカートリツジ及びデイスク駆動装置
JPH0739100Y2 (ja) * 1988-04-04 1995-09-06 日立マクセル株式会社 デイスクカートリツジ
US5051858A (en) * 1990-03-16 1991-09-24 Minnesota Mining And Manufacturing Company Recording disk having improved centering hub and magnetic yoke arrangement
JPH0395759A (ja) * 1990-07-17 1991-04-22 Canon Electron Inc ディスク駆動装置
US5247409A (en) * 1990-10-26 1993-09-21 Teac Corporation Disk drive pin support mechanism in a rotating disk data storage apparatus
US5264976A (en) * 1990-11-22 1993-11-23 Teac Corporation Resilient support for a disk drive pin in a rotating disk data storage apparatus
US5200871A (en) * 1991-02-05 1993-04-06 Hoechst Celanese Corporation Flexible magnetic disc cassettes with integrally molded drag fingers
US5212614A (en) * 1991-02-05 1993-05-18 Hoechst Celanese Corporation Flexible magnetic disc cassettes with separable cassette cases
US5164871A (en) * 1991-02-05 1992-11-17 Hoechst Celanese Corporation Shutters with integrally molded spring elements for flexible magnetic disc cassettes
US5214555A (en) * 1991-04-12 1993-05-25 Hoechst Celanese Corporation Central hubs for flexible magnetic data discs formed of magnetically soft polyacetal compositions
JPH0755687Y2 (ja) * 1991-05-08 1995-12-20 ティアック株式会社 磁気ディスクのための磁気ヘッド装置
JP2546085B2 (ja) * 1991-06-07 1996-10-23 ティアック株式会社 ディスク装置
JPH087559Y2 (ja) * 1991-06-21 1996-03-04 ティアック株式会社 ディスク装置
JP2821060B2 (ja) * 1992-06-03 1998-11-05 シャープ株式会社 光ディスクカートリッジ
US5331488A (en) * 1992-06-04 1994-07-19 Hewlett-Packard Company Fixed hard disk drive having a removable integrated disc stack structure
US5391414A (en) * 1992-09-21 1995-02-21 Minnesota Mining And Manufacturing Company Diskettes having crosslinked adhesive bond to hub
US5425629A (en) * 1993-08-30 1995-06-20 Taniyama; Yoshihiko Apparatus for molding mini-compact disk cartridge shells
JPH07226037A (ja) * 1994-02-08 1995-08-22 Mitsumi Electric Co Ltd 磁気ディスクドライバ
US5617397A (en) * 1994-10-18 1997-04-01 Iomega Corporation Movable internal platform for a disk drive
US5650891A (en) * 1994-10-18 1997-07-22 Iomega Corporation Apparatus for performing multiple functions in a data storage device using a single electro-mechanical device
DE69520753T2 (de) * 1994-10-18 2001-11-22 Iomega Corp., Roy Plattenkassettenerfassungsverfahren und -vorrichtung
US5854719A (en) * 1994-10-18 1998-12-29 Iomega Corporation Methods and apparatus for detecting whether a removable cartridge disk drive is empty
WO1996027874A1 (en) * 1995-03-03 1996-09-12 Iomega Corporation Head park mechanism in a data storage device for preventing accidental damage
US5912786A (en) * 1996-06-03 1999-06-15 Iomega Corporation Disk drive apparatus having an improved spindle motor loading mechanism
US6525900B2 (en) 1997-01-31 2003-02-25 Mitsubishi Denki Kabushiki Kaisha Flexible recording system, flexible disk drive and recording disk
US6137771A (en) * 1997-04-09 2000-10-24 Iomega Corporation Shutterless data recording cartridge and drive for using same
US5798888A (en) * 1997-04-09 1998-08-25 Iomega Corporation Disk hub for a removable cartridge and spindle motor for using same
JPH10312664A (ja) * 1997-05-08 1998-11-24 Fuji Photo Film Co Ltd 磁気ディスクカートリッジ
US6002547A (en) 1997-05-30 1999-12-14 Iomega Corporation Disk drive with a rotatably mounted disk drive motor
US6072666A (en) 1997-05-30 2000-06-06 Iomega Corporation Head retraction system for retracting the heads of a disk drive
US6043954A (en) * 1997-08-29 2000-03-28 Iomega Corporation Cartridge load and eject mechanism for a removable cartridge drive
US5999382A (en) * 1997-08-29 1999-12-07 Iomega Corporation Apparatus for restraining lateral movement of disk medium within a cartridge shell
US6185069B1 (en) 1997-08-29 2001-02-06 Iomega Corporation Magnetic disk cartridge having a flexible disk anti-drift mechanism
US6021031A (en) * 1997-11-12 2000-02-01 Iomega Corporation Overhanging liner for a disk-cartridge shutter
US6005755A (en) * 1997-11-12 1999-12-21 Iomega Corporation Shutter shell encapsulating disk medium
US5930090A (en) * 1997-11-12 1999-07-27 Iomega Corporation Data cartridge with compression return spring following arcuate guide
US5969915A (en) * 1997-11-12 1999-10-19 Iomega Corporation Disk cartridge with medium distortion neutralizing projection
US6256168B1 (en) 1997-11-12 2001-07-03 Iomega Corporation Shutter liner for a disk cartridge
US5969916A (en) * 1997-11-12 1999-10-19 Iomega Corporation Disk cartridge with shutter opening arm alignment surface and retraction slot
US6204982B1 (en) 1997-11-12 2001-03-20 Iomega Corporation Method and apparatus for cartridge ejection and overwrite protection
USD422997S (en) * 1997-11-20 2000-04-18 Sony Corporation Magnetic disc cartridge
US6205113B1 (en) 1998-08-18 2001-03-20 Iomega Corporation Plastic clamp with hub and platter for use in disc drive
AU742791B2 (en) 1998-09-16 2002-01-10 Matsushita Electric Industrial Co., Ltd. Cartridge
US6628476B2 (en) 2001-06-29 2003-09-30 Iomega Corporation Disk drive which prevents misthreading

Family Cites Families (25)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3304527A (en) * 1965-04-26 1967-02-14 Ibm Magnetic holding and aligning device
US3416150A (en) * 1965-08-02 1968-12-10 Data Disc Inc Magnetic recording disc cartridge
DE1774349B2 (de) * 1967-05-31 1973-09-27 Nippon Electric Co., Ltd., Tokio Behälter für magnetische Speicherscheiben und Datenspeichereinrichtung
US3593327A (en) * 1968-10-24 1971-07-13 Singer Co Memory-disc cartridge with loading mechanism
GB1200572A (en) * 1969-03-26 1970-07-29 Ibm Cartridge for a magnetic disc assembly
US3947893A (en) * 1972-11-10 1976-03-30 Arvin Industries, Inc. Recording cassette including compliant magnetic recording disc having flexible support means
US3864755A (en) * 1973-08-20 1975-02-04 Memorex Corp Thermoformed cartridge for a magnetic record disc
US4060839A (en) * 1976-01-07 1977-11-29 Texas Instruments Incorporated Flexible information storage disc
NL7609375A (nl) * 1976-08-24 1978-02-28 Philips Nv Opspaninrichting voor een roterend aandrijfbare informatiedragende plaat.
US4152740A (en) * 1977-03-16 1979-05-01 Arvin Industries, Inc. Magnetic disc recorder and cassette
US4120012A (en) * 1977-04-18 1978-10-10 Information Terminals Corporation Diskette door
US4185314A (en) * 1977-06-29 1980-01-22 International Business Machines Corporation Record disk cartridge having eject spring within cartridge
US4149207A (en) * 1977-10-25 1979-04-10 International Business Machines Corporation Cartridge and flexible magnetic disk assembly
US4175274A (en) * 1977-11-03 1979-11-20 Texas Instruments Incorporated Recording system with flexible magnetic recording disc
US4166622A (en) * 1978-02-13 1979-09-04 Rager Edgar A Centering collar for a disk hub
US4340286A (en) * 1978-08-04 1982-07-20 Eastman Kodak Company Photographic film unit
US4194228A (en) * 1978-10-11 1980-03-18 Magnetic Peripherals Inc. Magnetic disc housing with means to prevent radial disc shift
US4224648A (en) * 1978-10-16 1980-09-23 Control Data Corporation Disc centering
US4274119A (en) * 1978-12-26 1981-06-16 Discovision Associates Recording disk cover and player apparatus for removing cover
US4296448A (en) * 1979-06-04 1981-10-20 Texas Instruments Incorporated Recording cartridge having a flat smoothing plane with a raised portion
NL7908859A (nl) * 1979-12-10 1981-07-01 Philips Nv Systeem voor het inschrijven en/of uitlezen van informatie.
US4320425A (en) * 1980-04-10 1982-03-16 Memorex Mini Disc Drive Corporation Centering and mounting apparatus for a magnetic recording disc
US4352135A (en) * 1980-06-03 1982-09-28 Burroughs Corporation Floppy pack with improved spacer means
JPS5736473A (en) * 1980-08-14 1982-02-27 Sony Corp Rotating driving device
US4490764A (en) * 1982-05-10 1984-12-25 Data Packaging Corporation Disc pack assembly

Also Published As

Publication number Publication date
GB8411078D0 (en) 1984-06-06
FR2488714B1 (fr) 1988-06-24
NL192150C (nl) 1997-02-04
AT373422B (de) 1984-01-25
AU556115B2 (en) 1986-10-23
AU542885B2 (en) 1985-03-21
CH656969A5 (de) 1986-07-31
MX149853A (es) 1983-12-29
FR2488714A1 (fr) 1982-02-19
USRE32781E (en) 1988-11-08
DE3131890A1 (de) 1982-07-08
ATA355581A (de) 1983-05-15
IT1138911B (it) 1986-09-17
MY8600247A (en) 1986-12-31
JPS5738387U (nl) 1982-03-01
GB2082372B (en) 1985-02-06
KE3551A (en) 1985-08-23
AU7364981A (en) 1982-02-18
HK79585A (en) 1985-10-25
US4445157A (en) 1984-04-24
CH653167A5 (de) 1985-12-13
KR850002421Y1 (ko) 1985-10-18
IT8123505A0 (it) 1981-08-13
GB2082372A (en) 1982-03-03
AU3727085A (en) 1985-05-09
BR8105208A (pt) 1982-04-27
CA1177163A (en) 1984-10-30
JPS606938Y2 (ja) 1985-03-07
NL192150B (nl) 1996-10-01

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8103816A (nl) Cassette met buigzame magneetschijf.
NL194176C (nl) Cassette met buigzame magneetschijf en opneem- en/of weergeefinrichting daarvoor.
NL8103819A (nl) Cassette met buigzame magneetschijf en opneem- en/of weergeefinrichting daarvoor.
NL194653C (nl) Buigzame magneetschijfcassette.
US6614748B2 (en) Mounting assembly for mounting a disk drive upon a turntable of a disk drive assembly
NL8105885A (nl) Inrichting voor het aandrijven van een buigzame schuif.
US4442516A (en) Drive mechanism for disc player with bearing supported slider
JP2570800Y2 (ja) ディスクプレーヤのターンテーブルブレーキ
EP0499413A1 (en) Disc and disc chucking device
KR930017010A (ko) 디스크 기록 및 재생 장치
US6880163B2 (en) Optical pickup device and recording and/or reproducing device
US4466037A (en) Recording reproducing apparatus
GB2142766A (en) Recording and/or reproducing apparatus for magnetic disc cassettes
JPS6211425B2 (nl)
KR850002420Y1 (ko) 기록재생장치
JPS6144304Y2 (nl)
JP3864849B2 (ja) 記録及び再生装置
JP3343939B2 (ja) 記録及び再生装置
US20080282271A1 (en) Recording Medium Drive Device
JPH047033B2 (nl)
JPH0620422A (ja) 情報信号記録用のディスク
JPH08111076A (ja) 光ピックアップ装置の組立方法及び円盤状記録媒体の記録再生装置
JPH0248988B2 (nl)
JPH05325108A (ja) 外部磁界発生装置
JPH0442754B2 (nl)

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V4 Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent

Free format text: 20010814