NL2004188C2

NL2004188C2 - SYSTEM FOR FALL PROTECTION.

Info

Publication number: NL2004188C2
Application number: NL2004188A
Authority: NL
Inventors: Cor Harten; Adrianus Fransiscus Gerardus Schuurman
Original assignee: Schuurman Beheer B V
Priority date: 2009-02-04
Filing date: 2010-02-03
Publication date: 2011-10-03
Also published as: EP2216466A1; NL2004188A

Description

Titel: Systeem voor valbeveiliging.Title: Fall protection system.

Systemen voor valbeveiliging zijn bijvoorbeeld bekend uit NL1027728, US5287944 en US5687535. Dergelijke systemen 5 omvatten een armatuur met verankeringspunt waaraan een persoon of voorwerp tijdelijk kan worden gezekerd via bijvoorbeeld een kabel. De armatuur wordt in overeenstemming met de veiligheidseisen permanent aan een onderconstructie gemonteerd, zoals het dak van een gebouw.Fall protection systems are known, for example, from NL1027728, US5287944 and US5687535. Such systems include a fixture with anchoring point to which a person or object can be temporarily secured via, for example, a cable. The luminaire is permanently mounted on a substructure, such as the roof of a building, in accordance with safety requirements.

10 Het doel van de uitvinding is veelzijdig en heeft betrekking op de combinatie van het zorgen voor een goede schokdemping, het voorkomen dat de rozet van dakbedekkingsfolie niet hoeft niet te zijn voorgemonteerd aan de valbeveiliging, het beperken van de in voorraad te houden typen, het bieden 15 van een veelzijdigheid in toepassing voor vele soorten dakbedekkingsmaterialen, waaronder bitumen en kunstrubber, de inzetbaarheid voor verschillende montagesituaties en het op eenvoudige wijze waarborgen van waterdichtheid. Een aanvullend doel is het bieden van ruimte voor een schokdemper.The object of the invention is versatile and relates to the combination of ensuring good shock absorption, preventing the rosette of roofing film from not having to be pre-assembled for fall protection, limiting the types to be kept in stock, offer a versatility in application for many types of roofing materials, including bitumen and synthetic rubber, the usability for various mounting situations and the simple guarantee of watertightness. An additional goal is to provide space for a shock absorber.

20 Deze uitvinding, zoals geformuleerd in de bijgaande conclusies, is vooral gericht op de uitvoering van de armatuur en de montage ervan aan de onderconstructie, in het bijzonder een plat dak van een gebouw. Terwijl vele uitvoeringen worden geopenbaard, wordt het grootste belang gehecht aan op fig. 22 25 gebaseerde uitvoeringen die inmiddels de testfase goed hebben doorstaan en bijzonder praktisch zijn gebleken.This invention, as formulated in the appended claims, is particularly directed to the design of the fixture and its mounting on the substructure, in particular a flat roof of a building. While many embodiments are disclosed, the greatest importance is attached to embodiments based on FIG. 22, which in the meantime have passed the test phase well and have been found to be particularly practical.

Afgezien van de in de conclusies opgesomde maatregelen kan de armatuur van de uitvinding een of meer van de volgende maatregelen omvatten: een verankeringspunt, zoals een oog, 30 waaraan de te zekeren persoon/object kan worden vast gezet; een bovenste dunwandig, bijvoorbeeld uit metalen plaatmateriaal vervaardigd deformatie- of kreukeldeel; een onderste dunwandig, bijvoorbeeld uit metalen plaatmateriaal vervaardigd montagedeel; een velvormig afdekdeel dat zich bij 35 voorkeur boven het montagedeel en/of onder het deformatiedeel bevindt en bijvoorbeeld gebruikt wordt om het dak waterdicht te maken en bijvoorbeeld gekleefd wordt aan de dakbedekking of er (bij voorbeeld integraal) deel van uitmaakt; de wanddikte van een of meer van het def ormatiedeel, montagedeel en afdekdeel 2 is in hoofdzaak constant; een of meer gaten of boringen in het deformatiedeel en/of montagedeel, bijvoorbeeld voor het doorlaten van bevestigingsmiddelen, bijvoorbeeld minimaal 6, 8, 10, 12 of 14 ervan die bijvoorbeeld allemaal of in minimaal 5 2, 3 of 4 groepen een in hoofdzaak gelijke tussenruimte of steek houden; geen gaten of boringen in het montagedeel, afgezien van een eventueel centraal gat of boring voor bijvoorbeeld het doorlaten van een bevestigingsmiddel; het deformatiedeel en/of montagedeel laat indraaien van een zelftappende schroef op de 10 plaats van aanbrengen van een bevestigingsmiddel toe; het deformatiedeel en/of montagedeel heeft een in hoofdzaak symmetrische (bij voorkeur dubbel- of rotatiesymmetrische) vorm, bij voorkeur gezien in bovenaanzicht; een boring of gat in het def ormatiedeel of montagedeel is wel of niet verzonken, 15 bij voorkeur zodanig verzonken dat de bovenkant van de kop van een geplaatst bevestigingmiddel niet boven de betreffende deel uit komt; het deformatiedeel heeft een verheven deel, bij voorkeur centraal gepositioneerd en/of in hoofdzaak vlak; het verheven deel is vrij van gaten of openingen, eventueel 20 uitgezonderd een enkele, bij voorkeur centrale opening/gat; het verheven deel heeft een diameter van minimaal 20 of 30 mm en/of maximaal 50, 60, 70 of 100 mm; het deformatiedeel heeft een in hoofdzaak vlakke omtreksrand; het montagedeel is in hoofdzaak vlak; de plaatdikte van deformatie- en/of montagedeel 25 bedraagt minimaal 1 mm en maximaal 3 of 4 of 5 mm; het deformatie-en/of montagedeel is van staal, bijvoorbeeld verzinkt, bijvoorbeeld zendzimir; mechanische bevestigingsmiddelen, bij voorkeur van het type met aangrijping via schroefdraad, zoals bout of schroef, voor montage van een of meer van: 30 - het verankeringspunt aan het kreukeldeel, bij voorkeur via een enkel bevestigingsmiddel dat bij voorkeur een in hoofdzaak gecentreerde positie inneemt; het kreukeldeel rechtstreeks of via het montagedeel aan de onderconstructie, bij voorkeur via een groot aantal 35 bevestigingsmiddelen die bij voorkeur verspreid zijn aangebracht in bijvoorbeeld een rechte, gebogen of cirkelvormige lijn, bijvoorbeeld langs een omtreksrand van het 3 kreukeldeel en/of montagedeel of langs een lijn die in hoofdzaak een constante afstand tot het midden van het kreukeldeel of montagedeel houdt; het montagedeel aan de onderconstructie, bij voorkeur via 5 een enkel bevestigingsmiddel dat bij voorkeur een gecentreerde positie inneemt; het kreukeldeel aan het montagedeel.In addition to the measures listed in the claims, the luminaire of the invention may comprise one or more of the following measures: an anchor point, such as an eye, to which the person / object to be secured can be secured; an upper thin-walled deformation or crease part made of, for example, metal sheet material; a lower thin-walled mounting part, for example made of metal sheet material; a sheet-like cover part which is preferably situated above the mounting part and / or below the deformation part and which is used, for example, to make the roof watertight and, for example, is glued to the roof covering or forms an integral part thereof; the wall thickness of one or more of the deflection part, mounting part and cover part 2 is substantially constant; one or more holes or bores in the deformation part and / or mounting part, for example for passing fasteners, for example at least 6, 8, 10, 12 or 14 thereof, all of which or in at least 5 2, 3 or 4 groups having a substantially equal spacing or making sense; no holes or bores in the mounting part, apart from a possible central hole or bore for, for example, allowing a fastener to pass through; the deformation part and / or mounting part allows screwing in a self-tapping screw at the place of application of a fastener; the deformation part and / or mounting part has a substantially symmetrical (preferably double or rotationally symmetrical) shape, preferably seen in top view; a bore or hole in the deflection part or mounting part is countersunk or not, preferably countersunk such that the top of the head of a placed fastener does not exceed the relevant part; the deformation part has a raised part, preferably centrally positioned and / or substantially flat; the raised part is free of holes or openings, possibly with the exception of a single, preferably central opening / hole; the raised part has a diameter of at least 20 or 30 mm and / or at most 50, 60, 70 or 100 mm; the deformation part has a substantially flat peripheral edge; the mounting part is substantially flat; the plate thickness of deformation and / or mounting part 25 is at least 1 mm and at most 3 or 4 or 5 mm; the deformation and / or mounting part is made of steel, for example galvanized, for example Zendzimir; mechanical fastening means, preferably of the screw-type type, such as bolt or screw, for mounting one or more of: the anchoring point to the wrinkle part, preferably via a single fastening means that preferably occupies a substantially centered position; the crease part directly or via the mounting part to the substructure, preferably via a large number of fastening means which are preferably arranged in a straight, curved or circular line, for example along a peripheral edge of the crease part and / or mounting part or along a line that essentially maintains a constant distance to the center of the wrinkle portion or mounting portion; the mounting part on the substructure, preferably via a single fastening means that preferably occupies a centered position; the wrinkle part on the mounting part.

Voor de armatuur geldt verder eventueel een of meer van: bevestigingmiddelen, zoals schroeven, in het (platte) 10 omtreksdeel van het deformatiedeel ontbreken; een in hoofdzaak cilindrische of wel of niet afgeknotte kegelvorm van het def ormat iedeel; een hoogte van het def ormat iedeel minimaal een, anderhalf, twee of drie keer de diameter van het deformatiedeel, welke diameter bij voorkeur is gemeten in het gedeelte met 15 cilindrische of kegelvorm of minimaal 3, 4, 5, 6 of 10 centimeter boven de basis of halverwege de hoogte; een bij voorkeur over de gehele hoogte van het deformatiedeel/armatuur uitstrekkend, bij voorkeur centraal trekorgaan, met bij voorkeur de volgende eigenschappen: is torsiestijf en/of buigstijf, bijvoorbeeld 20 een metalen stift; is vast gezet aan de bovenzijde van het deformatiedeel/armatuur alwaar zich bij voorkeur het bevestigingsoog bevindt; loopt recht naar beneden, bijvoorbeeld vanaf het bevestigingsoog; is door de zich onder het deformatiedeel/armatuur bevindende dakbedekking heen in 25 een in de onderconstructie bevestigd ankerpunt geschroefd of op andere wijze daaraan bevestigd; strekt zich binnenin het deformatiedeel/armatuur uit; het trekorgaan en/of het bevestigingsoog zijn draaivast geborgd.Furthermore, one or more of: fixing means, such as screws, are missing for the fixture in the (flat) peripheral part of the deformation part; a substantially cylindrical or truncated or not truncated cone shape of the frame member; a height of the portion each at least one, one and a half, two or three times the diameter of the deformation part, which diameter is preferably measured in the part with a cylindrical or conical shape or at least 3, 4, 5, 6 or 10 centimeters above the base or mid height; a preferably central tension member extending over the entire height of the deformation part / armature, preferably having the following properties: is torsionally rigid and / or flexuralally rigid, for example a metal pin; is fixed to the top of the deformation part / fixture where the fixing eye is preferably located; runs straight down, for example from the fastening eye; is screwed through the roof covering located under the deformation part / fixture into an anchor point fixed in the substructure or otherwise attached thereto; extends inside the deformation part / armature; the pulling member and / or the fixing eye are locked for rotation.

Het deformatiedeel omvat bij voorkeur voorts een of meer 30 van de volgende maatregelen: een hoogte van minimaal 50 of 60 of 70 mm; een niet-vloeiend of een geprofileerd, zoals trapvormig of terrasvormig verloop van het wandmateriaal, bij voorkeur een niveauovergang naar het verheven deel vormend overgangsdeel, met bij voorkeur precies of minimaal 2, 3, 4 35 of 5 treden/terrassen; de treden/terrassen zijn bij voorkeur in hoofdzaak concentrisch gepositioneerd; een interne ruimte, bij voorkeur onder zijn verheven deel van voldoende hoogte voor 4 het geheel of gedeeltelijk opnemen van een andere component van het systeem, zoals een schokdemper; het verheven deel steekt bij voorkeur alzijdig buiten de basis van het verankeringspunt uit; een diameter meer dan 2 maal en/of minder dan 3 maal de 5 diameter van het verheven deel; is diepgetrokken; een diameter of lengte en/of breedte van het overgangsdeel minimaal 10 cm en/of maximaal 15, 20, 25, 30 of 35 cm; een diameter of lengte en/of breedte minimaal 1 of 2 cm en/of maximaal 3, 4, 5, 6 of 7 cm groter dan die van het overgangsdeel.The deformation part preferably further comprises one or more of the following measures: a height of at least 50 or 60 or 70 mm; a non-flowing or profiled, such as stepped or terraced course of the wall material, preferably a level transition to the raised part forming transition part, with preferably precisely or at least 2, 3, 4 or 5 steps / terraces; the steps / terraces are preferably substantially concentrically positioned; an internal space, preferably below its raised portion of sufficient height for the whole or partial accommodation of another component of the system, such as a shock absorber; the raised part preferably extends on all sides beyond the base of the anchor point; a diameter more than 2 times and / or less than 3 times the diameter of the raised part; is deep drawn; a diameter or length and / or width of the transition part at least 10 cm and / or at most 15, 20, 25, 30 or 35 cm; a diameter or length and / or width at least 1 or 2 cm and / or at most 3, 4, 5, 6 or 7 cm larger than that of the transition part.

10 Voor het geprofileerde (bijvoorbeeld trapvormige/terrasvormige) verloop is bij voorkeur een of meer van het volgende van toepassing: het niveauverschil tussen twee opeenvolgende treden/terrassen is in hoofdzaak gelijk voor alle treden/terrassen; de diepte is voor alle treden/terrassen in 15 hoofdzaak gelijk; tussen twee opeenvolgende treden/terrassen loopt de wand schuin omhoog, bij voorkeur steil met een hoek met de verticaal tussen 0 en 45, 20 of 30 graden; de treden/terrassen staan schuin omhoog, bij voorkeur met een hoek met de horizontaal tussen 0 en 10 of 20 of 30 graden; een 20 trede/terras sluit via een gebogen deel aan op de oplopende wand erboven en/of eronder; het wanddeel dat is gevormd door de treden/terrassen vertoont in zijaanzicht in doorsnede gezien een golvend of verspringend verloop; het geprofileerde deel bevat geen gaten of openingen; maakt een hoek met de horizontaal 25 tussen 30 en 60 graden; het plaatmateriaal tussen de laagste en hoogste binnenwaarts gekromde bocht blijft op afstand binnenwaarts van een het buitenoppervlak van die binnenwaarts gekromde bochten rakende rechte lijn (in fig. 3 lijn A die bochten B en C raakt); heeft een binnenwaarts gewelfd verloop. 30 Het montagedeel omvat bij voorkeur voorts een of meer van de volgende maatregelen: heeft een afmeting, zoals diameter, groter dan die van het deformatiedeel; is alzijdig groter dan het deformatiedeel.For the profiled (e.g. stepped / terraced) course, one or more of the following preferably applies: the difference in level between two consecutive steps / terraces is substantially the same for all steps / terraces; the depth is substantially the same for all steps / terraces; between two successive steps / terraces, the wall slopes upwards, preferably steeply with an angle to the vertical between 0 and 45, 20 or 30 degrees; the steps / terraces are slanted upwards, preferably with an angle to the horizontal between 0 and 10 or 20 or 30 degrees; a step / terrace connects via a curved part to the ascending wall above and / or below; the wall part formed by the steps / terraces has a wavy or staggered sectional side view; the profiled part contains no holes or openings; makes an angle with the horizontal between 30 and 60 degrees; the sheet material between the lowest and highest inwardly curved bend remains spaced inwardly from a straight line tangent to the outer surface of those inwardly curved bends (in Fig. 3 line A tangent to bends B and C); has an inwardly curved course. The mounting part preferably further comprises one or more of the following measures: has a dimension, such as diameter, larger than that of the deformation part; is larger than the deformation part.

Het afdekdeel is alzijdig groter dan het montagedeel.The cover part is larger on all sides than the mounting part.

35 Het systeem wordt bij voorkeur als volgt duurzaam gemonteerd aan de onderconstructie door een of meer van de volgende maatregelen: het montagedeel wordt op de 5 onderconstructie geplaatst en met zijn middelpunt aan de onderconstructie vast gezet, bij voorkeur zodat het montagedeel op slechts een punt aan de onderconstructie is bevestigd en overigens los ligt, waarbij de bevestiging bij voorkeur wordt 5 gevormd door een uit het vlak van het montagedeel en in de onderconstructie stekende pen; over het montagedeel wordt het afdekdeel gelegd en bij voorkeur op vele punten aan het montagedeel gehecht, bij voorkeur om het montagedeel waterdicht te bedekken; het deformatiedeel wordt op de onderconstructie 10 geplaatst, bij voorkeur bovenop het montagedeel en/of het afdekdeel; het deformatiedeel wordt aan de onderconstructie vast gezet, eventueel via het montagedeel, bij voorkeur op een of meer of een groot aantal punten door onder uit het def ormatiedeel stekende pennen die in de onderconstructie en/of 15 het montagedeel en/of afdekdeel steken en zich bij voorkeur aan een omtreksrand en/of buitenwaarts van het verheven deel en/of overgangsdeel bevindend; het deformatiedeel wordt gemonteerd door een groot aantal zelftappende schroeven elk in een gat in het deformatiedeel te steken en de schroef in 20 een of meer van afdekdeel, montagedeel en onderconstructie te boren/tappen; de montageschroef voor het deformatiedeel heeft een schachtdiameter kleiner dan 8, 7, 6, 5, 4, 3 of 2 mm en/of groter dan 1, 2, 3 of 4 mm (gemeten op de toppen van de schroefdraad op de schacht); de bevestigingsmiddelen voor 25 montage van deformatiedeel en/of montagedeel aan de onderconstructie zijn afzonderlijk van het betreffende deel; in niet alle daarvoor bestemde gaten in het def ormatiedeel wordt een schroef gestoken, bij voorkeur blijft minder dan de helft, bijvoorbeeld ongeveer tweederde van deze gaten ongebruikt; het 30 montagedeel steekt alzijdig voorbij het deformatiedeel uit; het afdekdeel steekt alzijdig voorbij het montagedeel en/of deformatiedeel uit; twee of meer van het deformatiedeel, montagedeel en afdekdeel worden in hoofdzaak concentrisch geplaatst; vanaf het deformatiedeel tot onder het 35 isolatiemateriaal stekende en eventueel aan de onderconstructie gemonteerde pennen ontbreken.The system is preferably permanently mounted to the substructure as follows by one or more of the following measures: the mounting part is placed on the substructure and fixed to the substructure with its center point, preferably so that the mounting part is only at one point on the substructure is attached and is otherwise loose, the attachment preferably being formed by a pin protruding from the plane of the mounting part and into the substructure; the cover part is laid over the mounting part and preferably adhered to the mounting part at many points, preferably to cover the mounting part watertight; the deformation part is placed on the substructure 10, preferably on top of the mounting part and / or the cover part; the deformation part is fixed to the substructure, optionally via the mounting part, preferably at one or more or a large number of points by pins protruding from the deflection part which protrude into the substructure and / or the mounting part and / or cover part and preferably located at a peripheral edge and / or outwardly of the raised part and / or transition part; the deformation part is mounted by inserting a large number of self-tapping screws into a hole in the deformation part and drilling / tapping the screw into one or more of cover part, mounting part and substructure; the mounting screw for the deformation part has a shank diameter smaller than 8, 7, 6, 5, 4, 3 or 2 mm and / or larger than 1, 2, 3 or 4 mm (measured on the tops of the thread on the shank); the fastening means for mounting deformation part and / or mounting part to the substructure are separate from the relevant part; a screw is not inserted into all holes intended for this purpose in the deflection section, preferably less than half, for example about two-thirds of these holes remain unused; the mounting part protrudes on all sides beyond the deformation part; the cover part extends beyond the mounting part and / or deformation part on all sides; two or more of the deformation part, mounting part and cover part are placed substantially concentrically; protruding pins from the deformation part to below the insulating material and possibly mounted on the substructure.

66

NIET-BEPERKENDE UITVOERINGSVOORBEELDENNON-LIMITED PERFORMANCE EXAMPLES

Fig. 1 toont een voorbeeld van het deformatiedeel in perspectief, geplaatst op het montagedeel waarvan alleen de alzijdig buiten het deformatiedeel stekende rand zichtbaar is.FIG. 1 shows an example of the deformation part in perspective, placed on the mounting part of which only the edge protruding on all sides from the deformation part is visible.

5 De platte cirkelvormige omtreksrand bevat vier groepen van elk 14 gaten. Voor elke groep zijn 5 schroeven gebruikt met ertussen telkens 2 gaten vrij. Op het centrale verheven deel met een diameter van 60 mm bevindt zich het verankeringspunt. Deformatie- en montagedeel hebben een plaatdikte van 2 mm. Het 10 afdekdeel ontbreekt.The flat circular peripheral edge contains four groups of 14 holes each. For each group 5 screws are used with 2 holes in between each. The anchor point is located on the central raised part with a diameter of 60 mm. Deformation and mounting part have a plate thickness of 2 mm. The cover part is missing.

Fig. 2 toont in perspectief in doorsnede het deformatiedeel, daaronder het afdekdeel (folievormige dakbedekking) en daaronder het montagedeel. Onder het verankeringspunt bevindt zich binnenin het deformatiedeel een 15 schokdemper, zodat het verankeringspunt onder vervormen van de schokdemper verplaatsbaar is ten opzichte van het deformatiedeel of verheven deel.FIG. 2 is a sectional perspective view of the deformation part, below that the cover part (foil-shaped roof covering) and below that the mounting part. Below the anchoring point there is a shock absorber within the deformation part, so that the anchoring point can be displaced relative to the deformation part or raised part while deforming the shock absorber.

Fig. 3 toont het zijaanzicht in doorsnede van de uitvoering van fig. 1 en 2. Het montagedeel is centraal door een tot onder 20 het isolatiemateriaal van het dak stekende lange bout aan een dragend deel van de onderconstructie geborgd. De boutkop ligt verzonken zodat het afdekdeel op die plaats geen bult of kuil vertoont. Het deformatiedeel is via de schroeven aan het montagedeel gemonteerd. Het afdekdeel zit tussen 25 deformatiedeel en montagedeel opgesloten en geklemd door de schroeven. De schroeven steken onder uit het systeem in isolatiemateriaal van de onderconstructie. Het geprofileerde verloop vanaf het verheven deel buitenwaarts is duidelijk zichtbaar. Tussen verheven deel en montageflens waarin de 30 schroeven steken, zijn er vier terrassen. Het verheven deel bevindt zich 70 of 75 mm hoger dan het montagedeel.FIG. 3 shows the side view in section of the embodiment of FIGS. 1 and 2. The mounting part is centrally secured to a bearing part of the substructure by a long bolt protruding below the insulation material of the roof. The bolt head is recessed so that the cover part has no bump or pit at that location. The deformation part is mounted on the mounting part via the screws. The cover part is enclosed between deformation part and mounting part and clamped by the screws. The screws protrude from the bottom of the system in insulation material of the substructure. The profiled course from the raised part to the outside is clearly visible. There are four terraces between raised part and mounting flange in which the 30 screws are inserted. The raised part is 70 or 75 mm higher than the mounting part.

Bij montage op een bestaand dak wordt het montagedeel op de bestaande dakbedekking (niet getoond) gelegd nadat in het dak het gat voor de bout is gemaakt. Na plaatsing van de bout 35 wordt een ruim over het montagedeel vallend afdekdeel gelegd en waterdicht aan de bestaande dakbedekking gehecht. Daar bovenop wordt het deformatiedeel gemonteerd. Bij montage 7 tijdens aanbrengen van een nieuwe dakbedekking wordt het montagedeel op het isolatiepakket gelegd of direct op de dragende delen van het dak indien een isolatiepakker bovenop de dakconstructie ontbreekt, dan wordt de waterdichte 5 dakbedekking over het montagedeel gelegd.When mounting on an existing roof, the mounting part is laid on the existing roof covering (not shown) after the hole for the bolt has been made in the roof. After the bolt 35 has been placed, a cover part which falls generously over the mounting part and is watertightly attached to the existing roof covering. The deformation part is mounted on top of it. When mounting 7 during the installation of a new roof covering, the mounting part is laid on the insulation package or directly on the bearing parts of the roof. If an insulation packer is missing on top of the roof construction, the watertight roof covering is laid over the mounting part.

Nadat montagedeel en afdekdeel zijn aangebracht, zou men het aanbrengen van het deformatiedeel voorlopig achterwege kunnen laten. Het montagedeel is dan nauwelijks zichtbaar en vormt ook geen aspect dat een gevaar (bijvoorbeeld voor 10 struikelen) kan vormen bij het betreden van het dak en bovendien is de waterdichtheid van het dak gewaarborgd.After mounting part and cover part have been fitted, the provision of the deformation part could be omitted for the time being. The mounting part is then hardly visible and does not constitute an aspect that can pose a risk (for example for tripping) when entering the roof and moreover the watertightness of the roof is guaranteed.

Fig. 4 toont een detail van fig. 3; fig. 5 een detail van fig. 2; fig. 6 het deformatiedeel afzonderlijk in bovenaanzicht, zodat duidelijk de concentrische contouren van de overgangen 15 van de terrassen zichtbaar zijn; fig. 7, 8 en 9 telkens een ander type verankeringspunt aan het deformatiedeel (een enkel oog, een dubbel oog op een paalvoet, een adapter).FIG. 4 shows a detail of FIG. 3; Fig. 5 shows a detail of Fig. 2; Fig. 6 shows the deformation part separately in top view, so that the concentric contours of the transitions 15 of the terraces are clearly visible; 7, 8 and 9 each show a different type of anchoring point on the deformation part (a single eye, a double eye on a pole foot, an adapter).

Indien de armatuur direct op een dragend deel van de onderconstructie wordt geplaatst, bijvoorbeeld in geval van 20 een niet-warmtegeïsoleerd dak, kan het montagedeel worden weggelaten zodat het deformatiedeel met de schroeven direct aan de onderconstructie (bijvoorbeeld de dakhuid van metaalplaat) wordt gemonteerd. De schroeven zorgen dan voor een directe duurzame montage, terwijl anders het def ormatiedeel 25 via het enkele montagepunt van het montagedeel duurzaam is vast gezet.If the luminaire is placed directly on a supporting part of the substructure, for example in the case of a non-heat-insulated roof, the mounting part can be omitted so that the deformation part with the screws is mounted directly on the substructure (for example the roof skin of metal sheet). The screws then provide a direct, durable assembly, while otherwise the deflection part 25 is permanently fixed via the single mounting point of the mounting part.

Treedt de valbeveiliging in werking, wordt de val gebroken door al dan niet permanent vervormen of bezwijken van een deel of geheel van de armatuur, bijvoorbeeld van een of meer van 30 het verankeringspunt, deformatiedeel, montagedeel en schokdemper. Van het deformatiedeel ontstaat bijvoorbeeld plastisch vervormen door bijvoorbeeld buigen en/of rekken en eventueel door scheuren van het overgangsdeel dat door de profilering veel valenergie kan opnemen. Het montagedeel 35 vervormt bijvoorbeeld in het losliggende gedeelte tussen zijn perifere, verspreide aanhechting aan het deformatiedeel en geconcentreerde centrale aanhechting aan de onderconstructie.When the fall protection comes into effect, the fall is broken by permanent or permanent deformation or failure of a part or whole of the armature, for example of one or more of the anchor point, deformation part, mounting part and shock absorber. The deformation part is formed, for example, by plastic deformation by, for example, bending and / or stretching and possibly by tearing the transition part which can absorb a lot of fall energy due to the profiling. For example, the mounting portion 35 deforms in the loose portion between its peripheral, dispersed attachment to the deformation portion and concentrated central attachment to the substructure.

88

Ontbreekt het montagedeel, zal de onderconstructie een groter gedeelte van de valenergie opnemen en daardoor sterker vervormen/bezwijken.If the mounting part is missing, the substructure will absorb a larger part of the fall energy and thereby deform more / collapse.

Vele andere varianten en modificaties behoren eveneens 5 tot de uitvinding. Bijvoorbeeld kan het montagedeel (zie fig. 14) met meer dan een bout zijn vast gezet (bijvoorbeeld als fig. 13 toont), die bouten bevinden zich bijvoorbeeld dicht opeen om toch een enkel bevestigingspunt te vormen of zijn uitgevoerd met vensters (bijvoorbeeld zoals fig. 12 toont); 10 de geprofileerde vorm van het deformatiedeel (zie bijvoorbeeld fig. 9) kan zijn vervangen door een ongeprofileerde vorm, bijvoorbeeld de gebolde vorm of klokvorm (zie figuur 10) zoals op zich bekend uit bijvoorbeeld NL1027728. De flens van het deformatiedeel kan breder zijn en/of randuitsnijdingen hebben 15 (bijvoorbeeld zoals fig. 11 toont) . Het afdekdeel kan een zgn. rozet zijn, bijvoorbeeld bij aanbrengen van de armatuur op een reeds bestaand dak. De schokdemper kan worden weggelaten of vervangen door een ander type. Def ormatiedeel en/of montagedeel kunnen anders dan cirkelrond zijn, zoals hoekig, bijvoorbeeld 20 vierkant of veelhoekig zoals minimaal zes- of achthoekig.Many other variants and modifications also belong to the invention. For example, the mounting part (see Fig. 14) may be fixed with more than one bolt (for example, as Fig. 13 shows), which bolts are, for example, close together to form a single mounting point or are provided with windows (e.g. 12); 10 the profiled shape of the deformation part (see for example fig. 9) can be replaced by an unprofiled shape, for example the convex shape or bell shape (see figure 10) as per se known from for instance NL1027728. The flange of the deformation part can be wider and / or have edge cut-outs (for example as shown in Fig. 11). The cover part can be a so-called rosette, for example when fitting the fixture on an already existing roof. The shock absorber can be omitted or replaced with another type. The information part and / or mounting part can be other than circular, such as angular, for example square or polygonal such as at least hexagonal or octagonal.

Alternatief kan het deformatiedeel worden geperst of geforceerd.Alternatively, the deformation part can be pressed or forced.

De demper (aangeduid met cijfer 5 in fig. 4)die gebruikt wordt is bij voorkeur een niet-metalen vaste stof demper, 25 bijvoorbeeld van kunststof of rubber. Zo een demper ondergaat in bedrijf een permanente deformatie. Bij voorkeur omvat deze demper een langwerpig lichaam (hierna: huls 6) met centrale boring in lengterichting. Door deze boring loopt een aan beide uiteinden uit de boring van de huls stekend trekorgaan (hierna: 30 kabel of pen 7) dat aan zijn ene uiteinde gemonteerd is aan het verankeringspunt en aan zijn andere uiteinde een verdikking 8 heeft die niet in de boring past. Door trekken aan de kabel 7 aan de zijde van het verankeringspunt 9, tracht de kabel de verdikking door de boring in de huls te trekken. Zodoende wordt 35 de huls gedeformeerd en neemt valenergie op. Bijvoorbeeld wordt de boring door de verdikking geforceerd/verwijdt en/of scheurt/verbrokkelt het hulsmateriaal. Door geschikt ontwerpen 9 van huls en verdikking kan gezorgd worden dat de verdikking in toenemende mate verder in de boring wordt getrokken, zodat de huls over een groot deel van zijn lengte gelijkmatig wordt gedeformeerd/beschadigd. Bijvoorbeeld is de verdikking 8 in 5 hoofdzaak conisch of bolvormig aan zijn naar de huls 6 gekeerde zijde en is de naar de verdikking 8 gekeerde kant van de huls 6 in bijpassende vorm uitgevoerd, zoals fig. 4 toont.The damper (indicated by the number 5 in Fig. 4) that is used is preferably a non-metal solid-state damper, for example of plastic or rubber. Such a damper undergoes a permanent deformation in operation. This damper preferably comprises an elongated body (hereinafter: sleeve 6) with a central bore in the longitudinal direction. A tensile member protruding from the bore of the sleeve (hereinafter: cable or pin 7) runs through this bore, which cable is mounted at one end to the anchoring point and has a thickening 8 at its other end that does not fit into the bore . By pulling on the cable 7 on the side of the anchoring point 9, the cable attempts to pull the bulge through the bore in the sleeve. Thus, the sleeve is deformed and absorbs fall energy. For example, the bore is forced / widened by the thickening and / or the sleeve material cracks / crumbles. By suitable design 9 of sleeve and thickening it can be ensured that the thickening is increasingly pulled further into the bore, so that the sleeve is uniformly deformed / damaged over a large part of its length. For example, the thickening 8 is substantially conical or spherical on its side facing the sleeve 6 and the side of the sleeve 6 facing the thickening 8 is of matching shape, as shown in FIG.

De demper 5 zou buiten het deformatiedeel kunnen zijn geplaatst, bijvoorbeeld er bovenop. Dit toont fig. 15.The damper 5 could be placed outside the deformation part, for example on top. This shows fig. 15.

10 Dit type demper moet worden tegen gehouden aan zijn van de verdikking afgekeerde uiteinde door een tegenhoudorgaan. Bijvoorbeeld door het deformatiedeel indien daarin geplaatst (zie fig. 4). Of door een behuizing indien bovenop het deformatiedeel geplaatst (zie fig. 15).This type of damper must be stopped at its end remote from the thickening by a retaining member. For example, by the deformation part when placed therein (see Fig. 4). Or through a housing when placed on top of the deformation part (see Fig. 15).

15 Door in werking komen van de demper zal punt 9 weg van de valbeveiliging bewegen, maar via de kabel 7 daaraan vast blijven zitten.When the damper comes into effect, point 9 will move away from the fall protection, but will remain attached to it via the cable 7.

De schroeven waarmee het deformatiedeel wordt bevestigd aan het montagedeel hebben een beperkte lengte die bij voorkeur 20 niet meer bedraagt dan 3 of 4 cm of ten hoogste de helft of een kwart van de dikte van het isolatiepakket direct onder de dakbedekking. Deze zelftappende schroeven (maximum diameter op de toppen van de schroefdraad bij voorkeur 10 mm, bij voorkeur minimaal 5 mm, bijvoorbeeld ongeveer 8 mm) met bij voorkeur 25 een boorpunt tappen bij voorkeur eveneens schroefdraad in het geprefabriceerde gat (diameter bijvoorbeeld ongeveer 7 mm) in het deformatiedeel. Onder de schroefkop bevindt zich bij voorkeur afdichtmateriaal, bijvoorbeeld een rubber ring die afdichtend komt aan te grijpen op het plaatmateriaal rondom 30 het geprefabriceerde gat in het deformatiedeel.The screws with which the deformation part is attached to the mounting part have a limited length that preferably does not exceed 3 or 4 cm or at most half or a quarter of the thickness of the insulation package directly under the roof covering. These self-tapping screws (maximum diameter on the tops of the screw thread, preferably 10 mm, preferably at least 5 mm, for example about 8 mm) with preferably a drill tip, preferably also thread into the prefabricated hole (diameter for example about 7 mm) in the deformation section. Beneath the screw head there is preferably sealing material, for example a rubber ring which comes to engage sealingly on the plate material around the prefabricated hole in the deformation part.

Het montagedeel wordt bijvoorbeeld met kantelbouten of bevestigingsankers aan de onderconstructie gemonteerd.The mounting part is, for example, mounted on the substructure with tilting bolts or mounting anchors.

Fig. 12-14 tonen alternatieve uitvoeringen voor het montagedeel, bijvoorbeeld met montage aan de onderconstructie 35 door een enkel, centraal bevestigingsmiddel, of door drie bevestigingsmiddelen. En een uitvoering met vensters.FIG. 12-14 show alternative embodiments for the mounting part, for example with mounting to the substructure 35 by a single, central mounting means, or by three mounting means. And a version with windows.

Fig. 9-11 tonen alternatieve uitvoeringen voor het 10 deformatiedeel, bijvoorbeeld een uitvoering met een gladwandig overgangsdeel en een uitvoering met randinsnijdingen.FIG. 9-11 show alternative embodiments for the deformation part, for example an embodiment with a smooth-walled transition part and an embodiment with edge incisions.

Al dergelijke alternatieven bieden eveneens een valbeveiliging met kreukelzone.All such alternatives also offer fall protection with a wrinkle zone.

55

Fig. 16 toont een alternatieve uitvoering met een montagedeel zoals dat van bijv. fig. 2 en een gladwandig, dunwandig, hol deformatiedeel dat bij voorkeur door forceren of dieptrekken van plaatmateriaal is geproduceerd. Het 10 deformatiedeel is door vier of zes met gelijke tussenruimte in omtreksrichting in het platte omtreksdeel (ofwel de flens) ervan gestoken schroeven, waarvan de positie denkbeeldig is aangeduid, aan het montagedeel bevestigd. Tussen het montagedeel en het deformatiedeel bevindt zich 15 dakbedekkingsfolie. Nadat het deformatiedeel is gemonteerd, is een rozet van dakbedekkingsfolie zoals weergegeven aangebracht, waarmee de flens van het deformatiedeel en de in de flens gestoken schroeven wordt bedekt. De rozet is gehecht aan de flens van het def ormatiedeel en aan de dakbedekkingsf olie 20 naast het deformatiedeel, zodat een waterdichte aansluiting tussen het deformatiedeel en de dakbedekkingsfolie is gewaarborgd.FIG. 16 shows an alternative embodiment with a mounting part such as that of e.g. FIG. 2 and a smooth-walled, thin-walled, hollow deformation part which is preferably produced by forcing or deep-drawing sheet material. The deformation part is fastened to the mounting part by four or six screws of equal spacing in the circumferential direction, into its flat peripheral part (or the flange) thereof, the position of which is indicated in an imaginary manner. Between the mounting part and the deformation part there is roof covering film. After the deformation part has been mounted, a rosette of roofing film as shown is provided, which covers the flange of the deformation part and the screws inserted into the flange. The rosette is adhered to the flange of the deflection part and to the roofing film 20 adjacent the deformation part, so that a watertight connection between the deformation part and the roofing film is guaranteed.

Met het def ormatiedeel van fig. 16 kan op relatief goedkope wijze een relatief hoog niveau van het verankeringspunt 9 boven 25 het dak worden gerealiseerd, bijvoorbeeld om een grotere inwendige hoogte voor een demper 5 te realiseren.With the deflection part of Fig. 16 a relatively high level of the anchoring point 9 above the roof can be realized in a relatively inexpensive manner, for instance to realize a greater internal height for a damper 5.

Op basis van fig. 16 zijn andere alternatieven denkbaar, voor een valbeveiliging met een montageplaat die via een enkele, centrale bout aan de onderconstructie wordt vast gezet 30 en op die montageplaat is een deformatiedeel, bijvoorbeeld met een afgeknotte kegelvorm, en met bij voorkeur een bevestigingsoog, gemonteerd via een aantal montageschroeven rondom aan de omtreksrand. Het deformatiedeel heeft een deformatiefunctie. Bij voorkeur worden de montageschroeven 35 waterdicht afgedekt. Dit kan door de dakbedekking pas aan te brengen als de valbeveiliging definitief geplaatst is, zodat de dakbedekking de omtreksrand of voet of flens van het 11 deformatiedeel bedekt. Alternatief kan de dakbedekking worden aangebracht over de reeds gemonteerde montageplaat, of de montageplaat wordt op de reeds aangebrachte dakbedekking gemonteerd, terwijl de voet of flens van het deformatiedeel 5 afgedekt wordt met een rozet.Other alternatives are conceivable on the basis of Fig. 16, for fall protection with a mounting plate that is fixed to the substructure via a single, central bolt, and on that mounting plate is a deformation part, for example with a truncated cone shape, and preferably with a mounting eye, mounted via a number of mounting screws around the circumference. The deformation part has a deformation function. Preferably, the mounting screws 35 are covered watertight. This can be done by installing the roof covering only when the fall protection has been definitively placed, so that the roof covering covers the peripheral edge or foot or flange of the deformation part. Alternatively, the roof covering can be applied over the already mounted mounting plate, or the mounting plate is mounted on the already installed roof covering, while the base or flange of the deformation part 5 is covered with a rosette.

Bijvoorbeeld worden voor een op fig. 16 gebaseerde variant een of meer maatregelen van een of meer andere, hierin geopenbaarde uitvoeringen toegepast. Bijvoorbeeld wordt het deformatiedeel met een aanzienlijk groter aantal schroeven aan 10 het montagedeel gemonteerd, en/of wordt het montagedeel met meer dan een bout aan de onderconstructie bevestigd.For example, for a variant based on Fig. 16, one or more features of one or more other embodiments disclosed herein are applied. For example, the deformation part is mounted on the mounting part with a considerably larger number of screws, and / or the mounting part is attached to the substructure with more than one bolt.

De rozet van fig. 16 zou eveneens toegepast kunnen worden op een andere, hierin geopenbaarde uitvoering. Bijvoorbeeld de uitvoering van fig. 1, waarvan eventueel de rechtstreeks 15 of via dakbedekkingsfolie op het montagedeel steunende omtreksrand of flens van het deformatiedeel verbreed is zodat tussen de montageschroeven en het centrale, zich verheffende en de terrassen bevattende deel van het deformatiedeel, meer ruimte ontstaat om in dat gebied de rozet betrouwbaar aan het 20 deformatiedeel te kunnen kleven ten behoeve van de waterdichtheid.The rosette of Fig. 16 could also be applied to another embodiment disclosed herein. For example, the embodiment of Fig. 1, of which the circumferential edge or flange of the deformation part directly supporting or via roofing film on the mounting part is widened, so that more space is created between the mounting screws and the central part of the deformation part extending upwards and containing the terraces in order to be able to reliably stick the rosette to the deformation part in that area for the purpose of watertightness.

Het zal duidelijk zijn dat de rozet een centrale opening bevat om het verhoogde gedeelte van het deformatiedeel door te laten, waarbij de diameter van deze centrale opening 25 voldoende kleiner is dan de diameter van de denkbeeldige cirkel waarop de montageschroeven zich bevinden.It will be clear that the rosette has a central opening to allow the raised portion of the deformation part to pass, the diameter of this central opening being sufficiently smaller than the diameter of the imaginary circle on which the mounting screws are located.

Fig. 17-20 resp. 21 tonen twee alternatieve uitvoeringen. Fig. 17-19 tonen daarbij de drie afzonderlijke hoofdonderdelen 30 van de assemblage van fig. 20.FIG. 17-20 resp. 21 show two alternative embodiments. FIG. 17-19 show the three separate main parts 30 of the assembly of FIG. 20.

Van een op de uitvinding gebaseerde valbeveiliging, bijvoorbeeld gebaseerd op fig. 17-20, heeft het montagedeel op zichzelf of in combinatie met het voorgaande een of meer van de volgende: een bij voorkeur plat omtreks- of ringdeel; 35 een neerwaarts lopende rand, zoals buitenrand, die bij voorkeur tot onder het ringdeel uit steekt; twee of meer montagegaten met bij voorkeur in hoofdzaak gelijke hoektussenruimte en/of 12 gelijke afstand tot het midden; een verheven middendeel met bij voorkeur het midden als hoogste punt; een middelste verheven vlak deel of plateau; het verheven deel heeft een overgangsdeel dat omhoog loopt, bijvoorbeeld schuin, gebogen, 5 niet-rechtlijnig of krom; een of meer verdiepte delen, bij voorkeur lokaal onder het ringdeel en/of de buitenrand; een vorm van het overgangsdeel, bijvoorbeeld als een deel van een bol, koepel of een afgeplatte bol, met een radius tussen 135 en 155 mm of een vorm met een afmeting die tussen die grenzen 10 past of een vorm met een diameter die meer dan 7,5 of 8 of 10 maal groter is dan zijn hoogte; het overgangsdeel sluit via een afronding met tegengestelde kromming op het omtreksdeel aan; een diameter van het plateau 4 van ongeveer 60 mm; een plaatdikte tussen 1 en 3 mm, bij voorkeur ongeveer 2 mm; gemaakt 15 van verzinkt staal (zendzimir); het deel dat de bevestigingsmiddelen bevat houdt een tussenruimte met de ondergrond.Of a fall protection based on the invention, for example based on Figs. 17-20, the mounting part alone or in combination with the foregoing has one or more of the following: a preferably flat peripheral or ring part; A downwardly extending edge, such as an outer edge, which preferably protrudes below the ring part; two or more mounting holes with preferably substantially equal angular spacing and / or 12 equal spacing from the center; a raised middle part with preferably the middle as the highest point; a middle raised flat part or plateau; the raised part has a transition part that rises, for example obliquely, curved, non-linear or curved; one or more recessed portions, preferably locally below the ring portion and / or the outer edge; a shape of the transition part, for example as a part of a sphere, dome or a flattened sphere, with a radius between 135 and 155 mm or a shape with a size that fits between those limits or a shape with a diameter that is more than 7 5 or 8 or 10 times greater than its height; the transition part connects to the peripheral part via a rounding with opposite curvature; a diameter of the plateau 4 of approximately 60 mm; a plate thickness between 1 and 3 mm, preferably about 2 mm; made from galvanized steel (Zendzimir); the part containing the fixing means maintains a gap with the substrate.

Een op de uitvinding gebaseerde valbeveiliging, bijvoorbeeld gebaseerd op fig. 17-20, heeft op zichzelf of in 20 combinatie met het voorgaande een of meer van de volgende:; een rozet van folie; de rozet loopt tot het overgangsdeel of bedekt dit; montagedeel en deformatiedeel houden de rozet of ander folievormig dakbedekkingsmateriaal tussen zich opgesloten, daarbij bij voorkeur over een grootvlakkig 25 oppervlak op de folie drukkend; het montagedeel en het deformatiedeel zijn door een centraal middel aan elkaar bevestigd; het deformatiedeel is waterdicht; de folie is vast gezet, bij voorkeur vastgekleefd of is los; de folie wordt alleen ter plaatse van de buitenste omtreksrand van het 30 deformatiedeel erdoor geklemd; het deformatiedeel heeft aan de buitenste omtreksrand een flens die in hoofdzaak evenwijdig loopt aan het omtreksdeel van het montagedeel; de folie kan worden terug geslagen om toegang te krijgen tot de mechanische bevestigingsmiddelen; de buitendiameter van het plateau is 35 kleiner dan een derde deel van de buitendiameter van het overgangsdeel; het overgangsdeel is breder dan het ringdeel; het montagedeel of ten minste het overgangsdeel en/of het 13 deformatiedeel is een ononderbroken plaatdeel; indien gemonteerd steken de bevestigingsmiddelen door de dakbedekking en isolatielaag heen en zijn vast gezet aan de dragende onderconstructie en drukken bij voorkeur de isolatielaag en 5 dakbedekking tussen het deel en de onderconstructie samen.A fall protection based on the invention, for example based on Figs. 17-20, has one or more of the following on its own or in combination with the foregoing: a foil rosette; the rosette runs or covers the transition part; mounting part and deformation part keep the rosette or other foil-like roofing material enclosed between them, preferably pressing it over a large-surface surface on the foil; the mounting part and the deformation part are attached to each other by a central means; the deformation part is watertight; the film is fixed, preferably stuck or loose; the film is only clamped through at the location of the outer peripheral edge of the deformation part; the deformation part has on the outer peripheral edge a flange which is substantially parallel to the peripheral part of the mounting part; the foil can be folded back to gain access to the mechanical fasteners; the outer diameter of the plateau is smaller than a third of the outer diameter of the transition member; the transition part is wider than the ring part; the mounting part or at least the transition part and / or the deformation part is a continuous plate part; when mounted, the fasteners protrude through the roofing and insulating layer and are secured to the bearing substructure and preferably compress the insulating layer and roofing between the part and the substructure.

Fig. 17 toont in perspectief het montagedeel in doorsnede. Drie van zijn vier montagegaten zijn getoond en in elk steekt een montagebout waarmee het montagedeel aan de ondergrond wordt gemonteerd. Anders dan in de voorgaande uitvoeringen wordt het 10 montagedeel dus niet met een enkele centrale montagebout gemonteerd. Het aantal montagemiddelen kan meer of minder dan vier zijn.FIG. 17 shows a perspective view of the mounting part. Three of his four mounting holes are shown and each has a mounting bolt that mounts the mounting part to the substrate. Unlike in the previous embodiments, the mounting part is therefore not mounted with a single central mounting bolt. The number of mounting means can be more or less than four.

Het montagedeel of de schijf 100 van fig. 17 heeft een plat ringdeel 102 met een neerwaarts lopende buitenrand 105 15 die tot onder het deel 102 uit steekt. In het deel 102 bevinden zich vier gaten met gelijke hoektussenruimte en gelijke afstand tot de centrale boring 113. In elk gat steekt een mechanisch bevestigingselement 107 (bout) van voldoende lengte om door de isolatielaag heen tot in de dragende onderconstructie te 20 steken. Met de bouten 107 wordt de schijf 100 tegen de ondergrond geklemd.The mounting part or the disc 100 of Fig. 17 has a flat ring part 102 with a downwardly extending outer edge 105 which protrudes below the part 102. In the part 102 there are four holes with equal angular spacing and equal distance to the central bore 113. A mechanical fastening element 107 (bolt) of sufficient length protrudes into each hole to protrude through the insulating layer into the load-bearing substructure. The disc 100 is clamped against the substrate with the bolts 107.

Vanaf het deel 102 binnenwaarts verheft de schijf 100 zich om bij de boring 113 het hoogste punt te bereiken. Dit verheven deel omvat in het midden een plateau 104 en tussen plateau 104 25 en deel 102 een overgangsdeel 103 dat bolvormig is. Het deel 103 sluit via een aansluiting 125 met tegengestelde kromming aan op deel 102.From the part 102 inwards, the disc 100 rises to reach the highest point at the bore 113. This raised part comprises a plateau 104 in the middle and a transition part 103 which is spherical between plateau 104 and part 102. The part 103 connects to part 102 via a connection 125 with opposite curvature.

De gaten of boringen voor de bouten 107 bevinden zich elk in een eigen verdiept deel 106, zodat de kop van de bout 30 verzonken ligt in het deel 102. Tijdens montage zullen de verdiepingen 106 het isolatiemateriaal eronder lokaal indrukken, of kunnen worden opgenomen in daarvoor aangebrachte lokale uitsparingen in de ondergrond. Onder de boutkop bevindt zich een afdichtring.The holes or bores for the bolts 107 are each in its own recessed part 106, so that the head of the bolt 30 is recessed in the part 102. During assembly, the depressions 106 will press the insulation material underneath locally, or can be inserted in local recesses in the substrate. A sealing ring is located under the bolt head.

35 Fig. 18 toont in perspectief het deformatiedeel dat verkregen is door het in fig. 5 getoonde deformatiedeel te ontdoen van de met schroefgaten uitgevoerde flens aan de radiale 14 buitenzijde .FIG. 18 is a perspective view of the deformation member obtained by removing the deformation member shown in FIG. 5 from the flange provided on the radial 14 with screw holes.

Fig. 19 toont in perspectief het verankeringspunt ten behoeve van een lijnsysteem. Het traject van de lijn is in fig. 19 en 20 met stippellijn aangegeven.FIG. 19 shows in perspective the anchor point for a line system. The trajectory of the line is indicated in dotted lines in Figs. 19 and 20.

5 Fig. 20 toont in een zijaanzicht in doorsnede (gedeeltelijk weggebroken) hoe het montagedeel, het deformatiedeel en het verankeringspunt aan elkaar zijn gemonteerd door middel van een enkele pen 114 die is gestoken in het gat 113, en hoe dit samenstel gemonteerd is op een dak. 10 De buitenrand van het deformatiedeel 30 houdt de rozet 17 op de schijf 100 geklemd, in het gebied waar de delen 102 en 103 in elkaar over gaan. Door te zorgen dat de aansluiting tussen het verankeringspunt en het deformatiedeel waterdicht is, kan onder het deformatiedeel geen regen komen zodat rozet 17 niet 15 waterdicht hoeft te worden bevestigd aan schijf 100. Zodoende is rozet 17 los tussen de delen 30 en 100 geplaatst, kan echter in een alternatief aan de schijf 100 en/of het deformatiedeel 30 worden gehecht, bijvoorbeeld in het gebied waar de delen 102 en 103 in elkaar over gaan. Deze variant wordt bij voorkeur 20 geassembleerd geleverd, zodat in de fabriek onder ideale omstandigheden het verankeringspunt wordt gemonteerd en getest.FIG. 20 shows in a sectional side view (partially broken away) how the mounting part, the deformation part and the anchoring point are mounted to each other by means of a single pin 114 inserted into the hole 113, and how this assembly is mounted on a roof. The outer edge of the deformation part 30 holds the rosette 17 clamped on the disc 100, in the area where the parts 102 and 103 merge. By ensuring that the connection between the anchoring point and the deformation part is watertight, no rain can get underneath the deformation part, so that rosette 17 does not have to be watertightly attached to disk 100. Thus, rosette 17 is placed loosely between parts 30 and 100. however, in an alternative, they are adhered to the disc 100 and / or the deformation part 30, for example, in the area where the parts 102 and 103 merge. This variant is preferably supplied assembled, so that the anchor point is mounted and tested in the factory under ideal conditions.

Aan de buitenste omtreksrand is aan het deformatiedeel een flens aangebracht die overlapt met en evenwijdig loopt aan 25 het deel 102 en bijdraagt aan het klemmen van rozet 17.On the outer peripheral edge a flange is provided on the deformation part which overlaps with and runs parallel to the part 102 and contributes to the clamping of rosette 17.

In een alternatief van fig. 9 kan de rozet 17 een kleinere centrale opening bezitten, zodat die zich over een deel van het overgangsdeel 103 uitstrekt.In an alternative of Fig. 9, the rosette 17 can have a smaller central opening, so that it extends over a part of the transition part 103.

Indien de rozet 17 het deel 102 overlapt, dient de rozet 30 17 los te liggen van deel 102 zodat de gaten 106 toegankelijk zijn om de schijf 100 op het dak te kunnen monteren door de rozet 17 terug te vouwen.If the rosette 17 overlaps the part 102, the rosette 17 must be separate from the part 102 so that the holes 106 are accessible to be able to mount the disc 100 on the roof by folding back the rosette 17.

Cijfer 18 verwijst naar de dakfolie die het gehele dakoppervlak bedekt. Schijf 100 wordt daarop geplaatst. Dan 35 worden de pennen 107 in de ondergrond bevestigd. De tussen de delen 30 en 100 geklemde rozet 17 wordt met zijn voorbij de schijf 100 lopende ringdeel aan de dakfolie waterdicht gehecht.Number 18 refers to the roof foil that covers the entire roof surface. Disc 100 is placed thereon. Then the pins 107 are fixed in the substrate. The rosette 17 clamped between the parts 30 and 100 is watertightly adhered to the roof foil with its ring part extending beyond the disc 100.

1515

Uit de tekening is duidelijk dat de buitendiameter van het plateau 104 kleiner is dan een derde deel van de buitendiameter van het overgangsdeel 103, dat het overgangsdeel 103 breder dan het ringdeel 102; dat de schijf 1 een 5 ononderbroken plaatdeel is, afgezien van de gaten voor de pennen 107 en 114.It is clear from the drawing that the outer diameter of the tray 104 is smaller than a third of the outer diameter of the transition member 103, that the transition member 103 is wider than the ring member 102; that the disc 1 is a continuous plate portion, apart from the holes for the pins 107 and 114.

Diverse andere varianten voor fig. 17-20 zijn mogelijk, bijvoorbeeld: deel 103 kan een andere vorm hebben, bijvoorbeeld conisch. Rand 105 kan onder de verdiepte delen 106 uit steken. 10 Plateau 104 kan niet-vlak zijn of ontbreken. Schijf 100 kan onrond zijn, zoals hoekig of vierkant of veelhoekig. Deel 30 heeft een andere vorm, bijvoorbeeld gebaseerd op de vorm van fig. 16. Fig. 21 toont een variant voor fig. 20, met een duidelijk andere vorm voor de schijf 100 met een op een vaste 15 afstand van gat 113 rondom lopende welving waarop de vrije rand van deel 30 de rozet 17 klemt, en een centrale welving die het gat 113 bevat om de kop van de pen 114 in de schijf 100 te verzinken.Various other variants for Figs. 17-20 are possible, for example: part 103 can have a different shape, for example conical. Edge 105 can protrude below recessed portions 106. Plateau 104 may be non-flat or missing. Disc 100 can be unround, such as angular or square or polygonal. Part 30 has a different shape, for example based on the shape of Fig. 16. Figs. 21 shows a variant for FIG. 20, with a clearly different shape for the disc 100 with a curvature running around a fixed distance from hole 113 on which the free edge of part 30 clamps the rosette 17, and a central curvature that supports the hole 113 to sink the head of the pin 114 into the disc 100.

In plaats van of in aanvulling op klemmen van de rozet 20 17 tussen de delen 30 en 100 zou de rozet op die plaats aan een of beide delen kunnen zijn gehecht door kleving.Instead of or in addition to clamping the rosette 17 between the parts 30 and 100, the rosette could be attached to one or both parts at that location by adhesion.

Met de uitvinding is ook overbelasting ten gevolge van bijvoorbeeld het breken van een val duidelijk aantoonbaar; de valbeveiliging is waterdicht, geschikt voor montage op een plat 25 dak, een schuin dak of een gevel; zorgt voor aanzienlijk beter dempen van de krachten tijdens breken van een val.With the invention overload due to, for example, the breaking of a fall is also clearly detectable; the fall protection is watertight, suitable for mounting on a flat roof, a sloping roof or a facade; provides considerably better damping of forces during breaking of a fall.

Fig. 22 toont een variant op fig. 16, met in afwijking daarvan het volgende: Het montagedeel ontbreekt en in plaats van via het platte omtreksdeel van het deformatiedeel is de 30 bevestiging nu uitgevoerd door een zich over de gehele hoogte van het deformatiedeel daar binnenin uitstrekkend trekorgaan, dat in de tekening gestippeld is weergegeven. Bevestigingmiddelen, zoals schroeven, in het platte omtreksdeel van het deformatiedeel ontbreken dus. Het centrale 35 trekorgaan is bij voorkeur torsiestijf en/of buigstijf, bijvoorbeeld een metalen stift. Dit trekorgaan is vast gezet aan de bovenzijde van het deformatiedeel alwaar zich tevens 16 het bevestigingsoog bevindt. Bij voorkeur zijn het trekorgaan en/of het bevestigingsoog draaivast geborgd om de veilige werking te garanderen. Vanaf het bevestigingsoog loopt het trekorgaan recht naar beneden en is door de zich onder het 5 deformatiedeel bevindende dakbedekking in een in de onderconstructie bevestigd ankerpunt geschroefd.FIG. 22 shows a variant of FIG. 16, with the following deviation therefrom: The mounting part is missing and instead of via the flat peripheral part of the deformation part, the fastening is now carried out by a tension member extending inside it over the entire height of the deformation part , which is shown in dotted lines in the drawing. Fasteners, such as screws, in the flat peripheral part of the deformation part are therefore missing. The central tensioning member is preferably torsionally rigid and / or bendingly rigid, for example a metal pin. This tensioning member is fixed on the upper side of the deformation part where the fixing eye is also located. The tension member and / or the fixing eye are preferably secured against rotation to ensure safe operation. From the fastening eye the tension member runs straight down and is screwed through the roof covering located below the deformation part into an anchor point fixed in the substructure.

Bij zowel fig. 16 als 22 is de hoogte van het deformatiedeel ongeveer twee maal de diameter, waarbij de diameter halverwege de hoogte is genomen. Specifieker bedraagt de hoogte 102 en 10 de diameter halverwege de hoogte 43 eenheden (opgemeten in de tekening).In both Figs. 16 and 22, the height of the deformation part is approximately twice the diameter, the diameter being taken halfway through the height. More specifically, the height 102 and 10 the diameter halfway the height is 43 units (measured in the drawing).

Montage van de armatuur van fig. 22 is als volgt: Het deformatiedeel wordt op het dak geplaatst zodat het draadeind aan het trekorgaan in het getapte gat in het reeds geplaatste 15 ankerpunt steekt. Door het deformatiedeel rond het trekorgaan te draaien wordt het draadeind van het trekorgaan in het ankerpunt geschroefd. Nadat door verder draaien van het deformatiedeel de armatuur voldoende vast is geschroefd door het trekorgaan, wordt een rozet van dakbedekkingsfolie zoals 20 weergegeven aangebracht, waarmee de flens van het deformatiedeel wordt bedekt. De rozet is gehecht aan de flens van het deformatiedeel en aan de dakbedekkingsfolie naast het deformatiedeel, zodat een waterdichte aansluiting tussen het deformatiedeel en de dakbedekkingsfolie is gewaarborgd.Assembly of the fixture of Fig. 22 is as follows: The deformation part is placed on the roof so that the threaded end on the tension member protrudes into the tapped hole in the anchor point already placed. By turning the deformation part around the tension member, the threaded end of the tension member is screwed into the anchor point. After further rotation of the deformation part the fixture has been sufficiently screwed by the pulling member, a rosette of roofing film as shown is provided, with which the flange of the deformation part is covered. The rosette is adhered to the flange of the deformation part and to the roofing film adjacent to the deformation part, so that a watertight connection between the deformation part and the roofing film is guaranteed.

25 Het trekorgaan kan ook op een andere wijze aan de onderconstructie worden geborgd, bijvoorbeeld door haken in plaats van schroeven. Door het trekorgaan draaibaar te maken ten opzichte van het deformatiedeel, zou het trekorgaan aan het ankerpunt kunnen worden vast gezet zonder het 30 deformatiedeel te moeten draaien, bijvoorbeeld door draaien van het bevestigingsoog.The tension member can also be secured to the substructure in a different way, for example by hooking instead of screws. By making the pulling member rotatable relative to the deformation part, the pulling member could be fixed to the anchor point without having to rotate the deformation part, for example by turning the fastening eye.

Fig. 23 toont een alternatief voor de uitvoering van fig. 22, waarbij een op fig. 17 gebaseerd montagedeel aanwezig is. Dit montagedeel is op een aantal plaatsen langs zijn omtrek 35 aan de ondergrond gefixeerd. De binnenin het deformatiedeel lopende verticale stift is aan het midden van het montagedeel gefixeerd. Aldus is de stift via het montagedeel aan de 17 ondergrond gefixeerd, in plaats van rechtsreeks zoals fig. 22 toont.FIG. 23 shows an alternative to the embodiment of FIG. 22, wherein a mounting part based on FIG. 17 is present. This mounting part is fixed to the substrate at a number of places along its circumference. The vertical pin running inside the deformation part is fixed at the center of the mounting part. The pin is thus fixed to the substrate via the mounting part, instead of directly as shown in Fig. 22.

Fig. 24 toont een uiteengetrokken weergave van de armatuur van fig. 22 met toevoeging van twee platen met elk een kraag.FIG. 24 shows an exploded view of the fixture of FIG. 22 with the addition of two plates, each with a collar.

5 Tussen deze twee platen wordt de dakbedekking opgesloten (sandwich). Fig. 25 en 26 tonen twee alternatieven voor de geassembleerde toestand van de armatuur van fig. 24. In fig. 25 passen de kragen klemmend in elkaar, in fig. 26 passen de kragen met speling in elkaar en door de dakbedekking daartussen 10 te plaatsen worden de platen aan elkaar geklemd via de kragen.The roof covering is sandwiched between these two plates (sandwich). FIG. 25 and 26 show two alternatives for the assembled state of the luminaire of Fig. 24. In Fig. 25 the collars fit snugly into each other, in Fig. 26 the collars fit into play and by placing the roof covering between them the plates clamped together via the collars.

Fig. 27 toont een uiteengetrokken weergave van een alternatief voor op fig. 1 en 16 gebaseerde uitvoeringen, waarbij een op een enkele centrale plaats aan de ondergrond gefixeerd montagedeel is gebruikt, bijvoorbeeld gebaseerd op 15 het montagedeel van fig. 1 of fig. 15. Van dit montagedeel is de omtreksrand omhoog gebogen, zodat het montagedeel komvormig is. Het deformatiedeel bevat in een opstaande wand rondom schroefgaten waarvan er drie in de tekening zichtbaar zijn en waarvan een vierde en vijfde met een hartlijn zijn aangeduid. 20 Bij assemblage van montage- en deformatiedeel overlappen de zijwanden van het montagedeel en de opstaande wand van het deformatiedeel elkaar, zodat montage- en deformatiedeel door in de schroefgaten gestoken bevestigingsmiddelen aan elkaar worden gefixeerd.FIG. 27 shows an exploded view of an alternative to embodiments based on FIGS. 1 and 16, wherein a mounting part fixed to the substrate at a single central location is used, for example based on the mounting part of FIG. 1 or FIG. 15. mounting part, the peripheral edge is bent upwards, so that the mounting part is cup-shaped. The deformation part comprises screw holes in an upstanding wall, three of which are visible in the drawing and of which a fourth and fifth are indicated by a center line. When assembling the mounting and deformation part, the side walls of the mounting part and the upright wall of the deformation part overlap each other, so that mounting and deformation part are fixed to each other by fastening means inserted into the screw holes.

25 Ook andere uitvoeringen behoren tot de uitvinding. De verschillende hierin geopenbaarde uitvoeringen van de wijze van bevestigen, de montagedelen, de deformatiedelen, de verankeringspunten, de dakbedekking, alsmede de wederzijdse positionering zijn willekeurig op alle hierin geopenbaarde 30 uitvoeringen toepasbaar. Alle beschreven of in de tekening weergegeven maatregelen vormen op zich of in willekeurige combinatie het onderwerp van deze uitvinding, ook onafhankelijk van hun samenvatting in de conclusies of hun terugverwijzing.Other embodiments also belong to the invention. The various embodiments of the method of fixing disclosed herein, the mounting parts, the deformation parts, the anchoring points, the roof covering, as well as the mutual positioning, can be arbitrarily applied to all embodiments disclosed herein. All measures described or shown in the drawing constitute the subject of this invention, alone or in any combination, also independently of their summary in the claims or their referral back.

Claims

An assembly of: a roof of a building with a load-bearing substructure and a fall protection mounted above it with one or more of: - a thin-walled, hollow deformation part (30) supported on the roof; - an anchor point (9) mounted on top of the deformation part (30); 10. a fastener (107) secured to the bearing substructure; - a tension member (114) which runs downwards substantially centrally within the deformation part and is mounted such that external tensile force exerted at the anchor point is transmitted via the tension member to the fastening means; - the fastening means is in line with or in line with the pulling element.

2. The assembly according to claim 1, further comprising one or more of: - an incompressible layer of heat-insulating material on the substructure and a film-like roof covering (18) thereon; - the deformation part is a smooth-walled, single part of metal sheet produced by forcing or deep-drawing; - the deformation part has a height of at least twice the diameter, the diameter being taken halfway through the height; - the deformation part has a height of 50, 60 or 70 30 millimeters; - the tensioning member is rigidly bent and torsional and mounted under pre-stress; the tension member bridges the distance between the anchor point and the fastening means; 35. the fastener protrudes through the insulating layer; - the deformation part is kept pressed on the substrate by the pulling member; - the insulation layer is compressed between the deformation part and the substructure; - fastening means, such as screws, are missing in the base of the deformation part supported on the substrate (Fig. 22); 5. a shock absorber (5).

The assembly as claimed in claim 1 or 2, further comprising one or more of: - the deformation part has a base supported on the substrate, such as roofing film 10, which is provided by a flange-like peripheral part; - a substantially cylindrical or truncated or not truncated cone shape of the deformation part; a height of the deformation part at least one, one and a half, two or three times the diameter of the deformation part, which diameter is preferably measured in the part with a cylindrical or conical shape or at least 3, 4, 5, 6 or 10 centimeters above the base or half way up; - a preferably preferred central tension member extending over the entire height of the deformation part / fixture.

4. The assembly according to claim 1, 2 or 3, the tension member has one or more of: 25. is torsionally rigid and / or bendingly rigid, for example a metal pin; - is fixed to the top of the deformation part / fixture where the fixing eye is preferably located; 30. runs straight down, for example from the fastening eye; - is screwed through the roof covering located under the deformation part / fixture into an anchor point fixed in the substructure or otherwise attached thereto; 35. extends inside the deformation part / fixture; - the pulling member and / or the fixing eye are locked for rotation.

5. The assembly according to any of claims 1-4, with one or more of the following measures: - a rosette of roofing film covers the base or flange of the deformation part and the area of the roof next to the base and is adhered to the flange of the deformation part and to the roof, such as the roofing film, next to the deformation part, so that a watertight connection between the deformation part and the roofing film is guaranteed by the rosette; 10. the rosette includes a central opening to allow the raised portion of the deformation portion to pass; - the deformation part is watertight.

Fall protection for an assembly according to any one of claims 1-5, with one or more of: - a thin-walled, hollow frame member (30) supported on the roof; - an anchor point (9) mounted on top of the deformation part (30); - a fastener (107) secured to the bearing substructure; - a tension member (114) which runs downwards substantially centrally within the deformation part and is mounted such that external tensile force exerted at the anchor point is transmitted via the tension member to the fastening means; 25. the fastener is in line with the tension member. EXTRACTION The invention relates to a fall protection for mounting on a roof of a building. This fall protection has - a thin-walled, hollow deformation part (30) that rests on the roof; - an anchor point (9) mounted on top of the deformation part; - a fastening means (107) which protrudes through the roof covering and insulating layer and is fixed to the bearing substructure; - a tension member (114) which runs downwards substantially centrally within the deformation part and is mounted such that external tensile force exerted at the anchor point is transmitted via the tension member to the fastening means. / ^ TT \ /! I \ f 11 \ J | I it 1 I S 1 /! I i 11 I! 1 H / ll | S! ^ 14 \ y '! I Vv (I 11-1 J '"107 ^ 18!" ------------ 1