NL1011819C2 - Werkwijze voor het verkrijgen van een plant met een duurzame resistentie tegen een pathogeen. - Google Patents

Werkwijze voor het verkrijgen van een plant met een duurzame resistentie tegen een pathogeen. Download PDF

Info

Publication number
NL1011819C2
NL1011819C2 NL1011819A NL1011819A NL1011819C2 NL 1011819 C2 NL1011819 C2 NL 1011819C2 NL 1011819 A NL1011819 A NL 1011819A NL 1011819 A NL1011819 A NL 1011819A NL 1011819 C2 NL1011819 C2 NL 1011819C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
lettuce
plant
resistance genes
resistance
sativa
Prior art date
Application number
NL1011819A
Other languages
English (en)
Inventor
Nanne Machiel Faber
Johannes Jacobus Maria Lambalk
Jacqueline Nieuwenhuis
Petrus Cornelis Johanne Conijn
Cornelis Jacob De Jong
Arie Bastiaan Bruijnis
Ijfke Arendtje De Witte
Original Assignee
Zaden Enza
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Family has litigation
First worldwide family litigation filed litigation Critical https://patents.darts-ip.com/?family=19769030&utm_source=google_patent&utm_medium=platform_link&utm_campaign=public_patent_search&patent=NL1011819(C2) "Global patent litigation dataset” by Darts-ip is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.
Application filed by Zaden Enza filed Critical Zaden Enza
Priority to NL1011819A priority Critical patent/NL1011819C2/nl
Priority to ES00923018T priority patent/ES2264932T3/es
Priority to AT00923018T priority patent/ATE330034T1/de
Priority to EP00923018A priority patent/EP1179089B1/en
Priority to AU43204/00A priority patent/AU4320400A/en
Priority to DE60028760T priority patent/DE60028760T2/de
Priority to PCT/NL2000/000241 priority patent/WO2000063432A1/en
Priority to US09/959,037 priority patent/US6903249B2/en
Publication of NL1011819C2 publication Critical patent/NL1011819C2/nl
Application granted granted Critical
Priority to US11/146,392 priority patent/US7501555B2/en
Priority to US12/362,556 priority patent/US7790948B2/en
Priority to US12/853,881 priority patent/US20100299777A1/en

Links

Classifications

    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C12BIOCHEMISTRY; BEER; SPIRITS; WINE; VINEGAR; MICROBIOLOGY; ENZYMOLOGY; MUTATION OR GENETIC ENGINEERING
    • C12QMEASURING OR TESTING PROCESSES INVOLVING ENZYMES, NUCLEIC ACIDS OR MICROORGANISMS; COMPOSITIONS OR TEST PAPERS THEREFOR; PROCESSES OF PREPARING SUCH COMPOSITIONS; CONDITION-RESPONSIVE CONTROL IN MICROBIOLOGICAL OR ENZYMOLOGICAL PROCESSES
    • C12Q1/00Measuring or testing processes involving enzymes, nucleic acids or microorganisms; Compositions therefor; Processes of preparing such compositions
    • C12Q1/68Measuring or testing processes involving enzymes, nucleic acids or microorganisms; Compositions therefor; Processes of preparing such compositions involving nucleic acids
    • C12Q1/6876Nucleic acid products used in the analysis of nucleic acids, e.g. primers or probes
    • C12Q1/6888Nucleic acid products used in the analysis of nucleic acids, e.g. primers or probes for detection or identification of organisms
    • C12Q1/6895Nucleic acid products used in the analysis of nucleic acids, e.g. primers or probes for detection or identification of organisms for plants, fungi or algae
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C12BIOCHEMISTRY; BEER; SPIRITS; WINE; VINEGAR; MICROBIOLOGY; ENZYMOLOGY; MUTATION OR GENETIC ENGINEERING
    • C12QMEASURING OR TESTING PROCESSES INVOLVING ENZYMES, NUCLEIC ACIDS OR MICROORGANISMS; COMPOSITIONS OR TEST PAPERS THEREFOR; PROCESSES OF PREPARING SUCH COMPOSITIONS; CONDITION-RESPONSIVE CONTROL IN MICROBIOLOGICAL OR ENZYMOLOGICAL PROCESSES
    • C12Q2600/00Oligonucleotides characterized by their use
    • C12Q2600/13Plant traits
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C12BIOCHEMISTRY; BEER; SPIRITS; WINE; VINEGAR; MICROBIOLOGY; ENZYMOLOGY; MUTATION OR GENETIC ENGINEERING
    • C12QMEASURING OR TESTING PROCESSES INVOLVING ENZYMES, NUCLEIC ACIDS OR MICROORGANISMS; COMPOSITIONS OR TEST PAPERS THEREFOR; PROCESSES OF PREPARING SUCH COMPOSITIONS; CONDITION-RESPONSIVE CONTROL IN MICROBIOLOGICAL OR ENZYMOLOGICAL PROCESSES
    • C12Q2600/00Oligonucleotides characterized by their use
    • C12Q2600/156Polymorphic or mutational markers

Landscapes

  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Analytical Chemistry (AREA)
  • Proteomics, Peptides & Aminoacids (AREA)
  • Organic Chemistry (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Biotechnology (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Wood Science & Technology (AREA)
  • Microbiology (AREA)
  • Biochemistry (AREA)
  • Biophysics (AREA)
  • Molecular Biology (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Mycology (AREA)
  • Botany (AREA)
  • Immunology (AREA)
  • Bioinformatics & Cheminformatics (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Health & Medical Sciences (AREA)
  • Genetics & Genomics (AREA)
  • Breeding Of Plants And Reproduction By Means Of Culturing (AREA)
  • Measuring Or Testing Involving Enzymes Or Micro-Organisms (AREA)
  • Agricultural Chemicals And Associated Chemicals (AREA)

Description

* ψ
Werkwijze voor het verkrijgen van een plant met een duurzame resistentie tegen een pathogeen
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het identificeren van een plant met twee of meer resistentiegenen tegen een pathogeen. De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor 5 het verkrijgen van een plant met een duurzame resistentie tegen een pathogeen. De uitvinding betreft tevens een plant waarin twee of meer resistentiegenen tegen het pathogeen aanwezig zijn, alsmede zaden en nakomelingen van deze plant, en nakomelingen daarvan.
10 In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het identificeren van een cultuur-slaplant (Lactuca sativa) met twee of meer resistentiegenen tegen Bremia lactucae Regel. De uitvinding heeft verder in het bijzonder betrekking op een werkwijze voor 15 het verkrijgen van een cultuurslaplant (L. sativa) met een duurzame resistentie tegen Bremia lactucae. De uitvinding betreft tevens een DNA-merker welke specifieke gekoppeld is aan een resistentiegen tegen Bremia lactucae . De uitvinding heeft verder betrekking op een cul-20 tuurslaplant (L. sativa) waarin twee of meer Dm-resisten-tiegenen aanwezig zijn, alsmede zaden en nakomelingen van deze plant, en nakomelingen daarvan.
De ziekte die wordt veroorzaakt door de schimmel Bremia lactucae Regel staat bekend als valse meel-25 dauw. Valse meeldauw komt wereldwijd voor en vormt een groot probleem voor zowel de opbrengst als de kwaliteit van cultuursla.
De schimmel kan de slaplant in elk groeistadium infecteren. De eerste symptomen van valse meeldauw be-30 staan uit het verschijnen van chlorotische gele plekken op het bladoppervlak. Vervolgens wordt binnen 24 tot 48 uur een witte katoen-achtige schimmelgroei zichtbaar op het onderste bladoppervlak als aanwijzing voor sporevor-ming. Gedurende de infectie worden de lesies steeds 1011819 2 r groter en meer chlorotisch, totdat de bladeren volledig bruin worden.
Bremia lactucae behoort tot de zogeheten Oömyceten, een klasse van relatief primitieve schimmels.
5 Andere bekende schimmels uit deze groep zijn bijvoorbeeld Phvtium en Phvtophtora. De schimmel B. lactucae bevat verschillende fysiologische species (fysio's) en is gastheerspecifiek. Bremia lactucae staat bekend als een zeer variabel pathogeen. Nieuwe fysio's ontstaan relatief 10 frequent door mutatie van de avirulentiegenen tijdens de sporevorming voorafgaand aan de voortplanting van B. lactucae.
Binnen het geslacht Lactucae. waartoe de cul-tuursla (Lactuca sativa) behoort, bestaan verschillende 15 soorten die resistent zijn tegen Bremia lactucae Regel.
De resistentie berust in de meeste gevallen op kwalitatieve genen, bekend als Dm-resistentiegenen (Dm= Downey mildew). Het resistentiemechanisme staat bekend als een gen-om-gen werkingsprincipe, gebaseerd op de specifieke 20 interactie tussen producten van het Dm-resistentiegen en het pathogeen-specifieke avirulentiegen, hetgeen resulteert in resistentie van de slaplant (Michelmore et al., Plant Pathology 33, 301-315, 1984). Dit resistentiemechanisme is ook aangetoond voor diverse andere resistentie-25 genen in verschillende andere plantensoorten (Michelmore et al., Genome Research, 8, 1113-1130, 1998).
Er zijn reeds een groot aantal Dm-resistentie-genen geïdentificeerd, die resistentie tegen specifieke fysio's van Bremia lactucae Regel kunnen bewerkstelligen. 30 Uit genetisch onderzoek is gebleken dat deze Dm-resistentiegenen vaak geclusterd in groepen op het zelfde chromosoom voorkomen. Er zijn vier van dergelijke koppelings-groepen op verschillende chromosomen in het genoom van sla aangetoond die verschillende Dm-resistentiegenen 35 bevatten (Farrara et al., Plant Pathology 36, 499-514, 1987) . Nieuw geïdentificeerde Dm-genen kunnen vaak worden ingedeeld in één van de bekende resistentie-koppelings-groepen.
101 1819 1 r 3
Recentelijk zijn echter nieuwe Bremia lactucae fysio's geïdentificeerd die de resistentie als gevolg van de bekende Dm-resistentiegenen in de huidige cultuur-slarassen "doorbreken". Dit houdt in dat er Bremia lactu-5 cae fysio's zijn ontstaan waarvoor geen resistentie in huidige cultuurslarassen aanwezig is. Resistentiegenen zijn dan soms nog wel te vinden in gedateerde slaculti-vars, maar vooral in aan cultuursla verwante wilde Lactu-cae-soorten. zoals bijvoorbeeld L. virosa en L. serriola. 10 Een aantal breed spectrum Dm-resistentiegenen zijn geïdentificeerd met een resistentie tegen alle geteste Bremia fysio's.
Dm-resistentiegenen uit gedateerde slacultivars of uit wilde slasoorten kunnen worden ingekruist in cul-15 tuursla om opnieuw resistentie te.verkrijgen. Ingekruiste Dm-resistentiegenen worden op conventionele wijze door middel van een kunstmatige Bremia lactucae ziektetoets aangetoond. Hiertoe wordt een aantal bladponsen (doorsnede 18-20 mm) of zaailingen van de slaplant geïnoculeerd 20 met verschillende fysio's van B. lactucae. Vervolgens wordt na 10 tot 14 dagen de mate van ontwikkeling en sporulatie op de ponsen/zaailingen bekeken. Aan de hand hiervan kan een uitspraak worden gedaan of een geteste slaplant of veredelingslijn resistent of vatbaar is voor 25 de geteste B. lactucae fysio's.
Wanneer bekend is dat twee of meer nieuwe Dm-resistentiegenen in verschillende koppelingsgroepen voorkomen kunnen deze resistentiegenen door inkruising worden samengebracht ('gestapeld') in een cultuursla-30 plant, waardoor de kans op het doorbreken van de resistentie wordt verkleind. Het stapelen van meerdere kwalitatieve breed spectrum Dm-resistentiegenen uit verschillende koppelingsgroepen kan echter niet met de conventionele premia lactucae ziektetoets worden uitgevoerd, 35 omdat, wanneer één kwalitatief 2m-resistentiegen aanwezig is, reeds algehele resistentie wordt waargenomen in de ziektetoets en de mogelijke aanwezigheid van een tweede breed spectrum Dm-resistentiegen dus niet zal worden 7011819 r 4 waargenomen. Het is dus niet mogelijk juist die planten te selecteren waarin twee of meer kwalitatieve breed spectrum Dm-resistentiegenen aanwezig zijn, om zo planten te verkrijgen met een duurzame resistentie tegen |L_ 5 lactucae.
Het is dus gewenst dat er een werkwijze wordt ontwikkeld waarmee na inkruising van kwalitatieve resistent iegenen in een plant, die planten kunnen worden geïdentificeerd en geselecteerd waarin twee of meer resis-10 tentiegenen, aanwezig zijn.
Het algemene doel van de onderhavige uitvinding is derhalve het verschaffen van een werkwijze voor het identificeren van een plant met twee of meer resistentie-genen tegen een pathogeen, ter verkrijging van een plant 15 met een duurzame resistentie tegen het betreffende pathogeen. Een bijzonder doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een werkwijze voor het identificeren van een cultuurslaplant (L.sativa) met twee of meer Dm-resistentiegenen, ter verkrijging van een cultuurslaplant 20 met een duurzame resistentie tegen B. lactucae.
Hiertoe verschaft de uitvinding een werkwijze voor het identificeren van een plant met twee of meer resistentiegenen tegen een pathogeen, omvattende het identificeren van specifieke, aan de resistentiegenen 25 gekoppelde DNA-merkers en het met behulp van deze DNA-merkers vaststellen van de aanwezigheid van twee of meer resistentiegenen in de plant.
De uitvinding verschaft verder een werkwijze voor het verkrijgen van een plant met een duurzame resis-30 tentie tegen een pathogeen, omvattende het kruisen van een eerste plant, welke ten minste een of meer resistentiegenen omvat, met een tweede plant, welke ten minste een of meer resistentiegenen omvat, en het uit de nakomelingen selecteren van een plant waarin twee of meer 35 resistentiegenen aanwezig zijn met behulp van de hiervoor genoemde werkwijze.
In het bijzonder verschaft de onderhavige uitvinding een werkwijze voor het identificeren van een 1011819 5 cultuurslaplant (L. sativa) met twee of meer Dm-resis-tentiegenen tegen Bremia lactucae. omvattende het identificeren van specifieke, aan de Dm-resistentiegenen gekoppelde DNA-merkers, en het met behulp van de DNA-merkers 5 aantonen van de aanwezigheid van twee of meer Dm-resis-tentiegenen in de cultuurslaplant.
Verder verschaft de uitvinding in het bijzonder een werkwijze voor het verkrijgen van een cultuurslaplant (L. sativa) met een duurzame resistentie tegen B. Lactu-10 cae. omvattende het kruisen van een cultuurslaplant, welke ten minste een of meer Dm-resistentiegenen omvat, met een andere cultuurslaplant, of een wilde slaplant, welke ten minste een of meer Dm-resistentiegenen omvat, en het uit de nakomelingen daarvan selecteren van een 15 cultuurslaplant met twee of meer Dm-resistentiegenen met behulp van de hiervoor genoemde werkwijze.
Met de werkwijze volgens de uitvinding kunnen op eenvoudige wijze planten, in het bijzonder cultuursla-planten, worden geselecteerd waarin twee of meer resis-20 tentiegenen, in het bijzonder twee of meer Dm-resistentiegenen, aanwezig zijn ter verkrijging van een plant met een duurzame resistentie tegen een pathogeen, in het bijzonder Bremia lactucae. Het selecteren van planten waarin twee of meer kwalitatieve resistentiegenen aanwe-25 zig zijn kan alleen bewerkstelligd worden met behulp van moleculaire DNA-merkers die de specifieke genen kunnen aantonen in het genoom van de slaplant. Met de conventionele ziektetoetsen is het niet mogelijk de aanwezigheid van twee of meer kwalitatieve resistentiegenen in een 30 cultuurslaplant aan te tonen. De werkwijzen volgens de uitvinding kunnen tevens gebruikt worden voor kwantitatieve resistentiegenen.
Om een plant met twee of meer resistentiegenen te kunnen identificeren en selecteren wordt gebruik 35 gemaakt van specifieke, aan de resistentiegenen gekoppelde moleculaire DNA-merkers. Hiervoor kan gebruikt worden gemaakt van verschillende DNA-merkers zoals bijvoorbeeld RAPD (random amplified polymorphic DNA), AFLP (amplified 1011819 6 fragment length polymorphism), SCAR (sequence characterized amplified region) etc. De specifieke, aan de resis-tentiegenen gekoppelde DNA-merkers worden ontwikkeld volgens op zich bekende technieken (Paran et al., Genome 5 34, 1021-1027, 1991; Paran et al., TAG 85, 985-993, 1993). De toepassing van dergelijke DNA-merkers om verschillende resistentiegenen te stapelen in een plant, in het bijzonder om verschillende breed spectrum Dm-resis-tentiegenen bij elkaar te brengen in een slaplant (L.
10 sativa), ter verkrijging van een plant, in het bijzonder een cultuurslaplant (L. sativa), met een duurzame resistentie tegen een pathogeen, in het bijzonder Bremia lactucae. is echter nog niet eerder beschreven.
Volgens de onderhavige uitvinding zijn voor 15 vier Dm-resistentiegenen, in het bijzonder kwalitatieve breed spectrum Dm-resistentiegenen uit de Lactuca familie DNA-merkers gevonden. Met behulp van deze DNA-merkers is vastgesteld dat de vier jDm-resistentiegenen in afzonderlijke koppelingsgroepen zijn gelegen, waardoor stapeling 20 van de Dm-resistentiegenen in cultuursla (L. sativa) mogelijk is.
Er zijn verschillende methoden om aan te tonen of verschillende resistentiegenen in dezelfde of in verschillende koppelingsgroepen aanwezig zijn. De positie 25 van de DNA-merkers kan worden bepaald door het genereren van een zogeheten genetische kaart of door het bestuderen van de afhankelijke, respectievelijk onafhankelijke uitsplitsing van de verschillende DNA-merkers ten opzichte van elkaar. In de onderhavige uitvinding werd door het 30 bestuderen van de uitsplitsing van de DNA-merkers vastgesteld dat de specifieke, aan de Dm-resistentiegenen gekoppelde DNA-merkers onafhankelijk van elkaar uitsplitsen en dus in vier verschillende koppelingsgroepen liggen.
35 In het onderzoek dat heeft geleid tot de onder havige uitvinding werden uit een populatie van planten die uitsplitsen voor B. lactucae-resistentie de vatbare en resistente individuen voor hetzelfde B. lactucae 101 1819 » 7 fenotype onderzocht met commercieel verkrijgbare RAPD-primers (OPA-Ol t/m OPAN-20, Operon Technologies, Alameda, USA; UBC 1 t/m 800, University of British Columbia, Vancouver, Canada). RAPD-analyse is een op zich bekende 5 techniek (Williams et al., Nucleic Acids Research, 18, 6531-6535, 1990), gebaseerd op het gebruik van primers met een willekeurige sequentie om willekeurig segmenten van het genomisch DNA te amplificeren. Tussen de amplifi-catieproducten kunnen vervolgens op een agarose gel 10 polymorfismen worden aangetoond, welke kunnen worden gebruikt als genetische merkers.
Voor het onderzoek werden 800 primers (Operon technologies) gebruikt. Het DNA van de planten werd gemengd met de primers in een geschikt amplificatiemeng-15 sel en vervolgens geamplificeerd. De amplificatieproduc-ten werden op een agarosegel geanalyseerd op de aanwezigheid van geschikte DNA-merkers.
De in de RAPD-analyse gevonden 'kandidaat' moleculaire DNA-merkers werden getest op de individuen 20 van de splitsende populatie, waarna kon worden vastgesteld welke van deze DNA-merkers op geschikte wijze fysiek gekoppeld waren aan de verschillende onderzochte kwalitatieve Dm-resistentiegenen. Op deze wijze werden de volgende DNA-merkers geïdentificeerd: DNA-merker A (pri-25 mer OPAF06, 451 bp); DNA-merker B (primer OPAM10, 555 bp); DNA-merker C (primer OPW16, 750 bp); en merker D (primer OPW04, 520 bp) (figuur 2). Van de DNA-merkers A en B werd vervolgens de sequentie bepaald welke zijn weergegeven in figuur l.
30 De gevonden DNA-merkers werden vervolgens ge bruikt voor het selecteren van een cultuurslaplant met twee of meer Dm-resistentiegenen, na inkruising van de resistentiegenen uit wilde slasoorten, zoals bijvoorbeeld Lactuca virosa en L. serriola. Het in cultuurslarassen 35 inkruisen van twee of meer resistentiegenen, in het bijzonder kwalitatieve breed spectrum Dm-resistentiege-nen, uit wilde slasoorten, zoals L. virosa. is nog niet eerder beschreven.
1011819 8
Indien kruising van twee slaplanten niet lukt via de normale methoden kan voor het inkruisen van de Dm-resistentiegenen in een cultuurslaplant gebruik worden gemaakt van bekende celbiologische technieken zoals 5 embryo redding (Maisonneuve, Agronomie 7, 313-319, 1987) of protoplastenfusie (Maisonneuve et al., Euphytica 85, 281-285, 1995). In de onderhavige uitvinding werden de verschillende Qm-resistentiegenen ingekruist zoals beschreven in Voorbeeld 2.
10 Introductie van een nieuw breed spectrum Dm- resistentiegen in een van de vier bekende koppelingsgroe-pen kan als gevolg van recombinatieprocessen resulteren in uitkruising van reeds in de koppelingsgroep aanwezige Dm-resistentiegenen, of andere resistentie- of vanuit 15 tuinbouwkunding oogpunt waardevolle genen. Om dit te voorkomen worden nieuwe kwalitatieve resistentiegenen met een breed spectrum Dm-resistentie bij voorkeur geïntro-gresseerd in elk van de afzonderlijke koppelingsgroepen.
De werkwijze volgens de uitvinding wordt bij 20 voorkeur gebruikt voor het stapelen van kwalitatieve breed spectrum Dm-resistentiegenen in cultuursla (L. sativa). Hieronder vallen ook bijvoorbeeld kropsla-varië-teiten (L. sativa Lineaus capitata), zoals ijsbergsla, bataviasla en botersla, pluksla-variëteiten (L. sativa 25 Lineaus aceohala), zoals krulsla en stengelsla, bindsla (L. sativa Lineaus romana), snijsla (L. sativa Lineaus secalina) en aspergesla (L. sativa Lineaus angustana).
De werkwijzen volgens de uitvinding voor het identificeren van een plant met twee of meer resistentie-30 genen tegen een pathogeen, voor het verkrijgen van een plant met een duurzame resistentie tegen het betreffende pathogeen, zoals beschreven voor cultuursla, kunnen op analoge wijze worden gebruikt voor andere cultuurgewas-sen, of andere planten, en andere pathogenen. Als niet 35 beperkende voorbeelden worden bijvoorbeeld genoemd het verkrijgen van een duurzame resistentie tegen bepaalde nematoden, zoals Meloidogyne iavanica, M. arenaria, en M. incognita, of tegen Oidium lvcooersici in tomaat, en het 1011818 9 verkrijgen van een duurzame potyvirusresistentie in paprika door inkruising van twee of meer pvr-resistentie-genen (pvr=potyvirus resistance).
De onderhavige uitvinding verschaft verder DNA-5 merkers, welke specifiek gekoppeld zijn aan een Dm-resis-tentiegen, en welke een DNA-fragment omvatten met een sequentie die ten minste 70%, bij voorkeur ten minste 80%, meer bij voorkeur ten minste 90%, en meest bij voorkeur ten minste 95% homoloog is aan één van de se-10 quenties zoals getoond in figuur 1.
De uitvinding heeft verder betrekking op een plant, waarin twee of meer resistentiegenen tegen een pathogeen aanwezig zijn, in het algemeen, en in het bijzonder op een cultuurslaplant (L sativa), waarin twee of 15 meer pm-resistentiegenen aanwezig zijn, alsmede op de zaden en nakomelingen van de plant, in het bijzonder de cultuurslaplant, of de nakomelingen daarvan.
Met een duurzame resistentie wordt in de onderhavige uitvinding dus bedoeld dat in een plant ten minste 20 twee of meer resistentiegenen tegen een pathogeen, bijvoorbeeld twee of meer breed spectrum Dm-resistentiegenen tegen B. lactucae. aanwezig zijn. Een pathogeen kan elk organisme zijn dat in staat is ziekte te veroorzaken in planten, zoals bijvoorbeeld schimmels, virussen, nemato-25 den, bacteriën, (zuig)insecten etc.
Een Drn-resistentiegen volgens de onderhavige uitvinding is bij voorkeur een kwalitatief, breed spectrum pm-resistentiegen tegen de schimmel Bremia lactucae.
De uitvinding wordt meer in detail beschreven 30 aan de hand van de volgende, niet beperkende, voorbeelden en figuren.
Figuur 1 toont de sequenties van de DNA-merkers A (fig. IA) en B (fig. 1B) volgens de uitvinding.
Figuur 2 toont de vier DNA-merkers die zijn 35 gebruikt in de onderhavige uitvinding in 24 geteste F2-individuen. Merker A werd geïdentificeerd met primer OPAF06 (451 bp); merker B werd geïdentificeerd met behulp van primer OPAM10 (555 bp), merker C met behulp van 1011819 10 primer OPW16 (750 bp) en merker D met primer OPW04 (520 bp) .
5 VOORBEELDEN VOORBEELD 1:
Merkeranalvse in sla F2 populaties welke splitsen voor een Bremia lactucae Regel resistentieaen 10
De gebruikte technieken om snel en gericht moleculaire DNA-merkers te identificeren die nauw gekoppeld zijn met resistentiegenen tegen B.lactucae zijn op zich bekend (Paran et al., Genome 34, 1021-1027, 1991; 15 Paran et al., TAG 85, 985-993, 1993; Williams et al., Nucleic Acids Research, 18, 6531-6535, 1990), en kunnen op analoge wijze worden gebruikt voor identificatie van DNA-merkers in andere gewassen.
Vanuit een populatie (zie kruisingsschema, 20 voorbeeld 2) van meer dan 300 planten die uitsplitsten voor B.lactucae-resistentie werden de vatbare en resistente individuen voor hetzelfde B.lactucae fenotype separaat gepoold (per pool 5 planten). Deze pools werden onderzocht met behulp van commercieel verkregen RAPD-25 primers (Operon Technologies, Alameda USA, OPA-01 t/m OPAN-20). Het PCR mengsel (25 μΐ) bestond uit DNA (25 ng), RAPD primer (5 pmol), dNTP's (0.2 mM), MgCl2 (2 mM) , Taq DNA polymerase (0.5 U) in PCR-buffer. Dit mengsel werd geamplificeerd in 30 cycli (30'' 92°, 1'36°, 1' 30 72 °) .
Na het vaststellen van kandidaat moleculaire DNA merkers met behulp van de RAPD-analyse op de DNA-pools werden deze DNA-merkers gecontroleerd op individuen van de splitsende populatie waarna kon worden vastgesteld 35 welke van de DNA-merkers het best fysiek gekoppeld waren met het onderzochte kwalitatieve Dm-resistentiegen met een breed spectrum resistentie tegen B. lactucae.
1011819 11
Voor elk van de 4 onderzochte genen met een breed spectrum Dm-resistentie zijn de 4 best gekoppelde moleculaire DNA-merkers (A-D) weergegeven in figuur 1. Merker A werd geïdentificeerd met primer OPAF06 (451 bp); 5 merker B werd geïdentificeerd met behulp van primer OPAMIO (555 bp), merker C met behulp van primer 0PW16 (750 bp) en merker D met primer OPW04 (520 bp).
VOORBEELD 2 10 Kruisinqsschema1s
In dit voorbeeld worden de kruisingsschema1s voor de vier verschillende populaties weergegeven. Hierin worden de volgende symbolen/tekens gebruikt: 15 * = resistente plant, hiermee wordt bedoeld: resistentie tegen alle geteste β.lactucae fysio's.
BC = "Back Crossing" ofwel terugkruising.
Z = Zelfbestuiving, het aantal cijfers achter Z geeft aan hoeveel maal er zelfbestoven is.
20
Populatie A. L.virosa CGN9365. (IVT1398) (merker A): L.sativa X L.virosa (ijssla type) CGN9365 (IVT1398) i 25 embryo-redding ί
Fl X L.sativa (ijssla type) i embryo-redding 30 i resistente* BC1 plant X L.sativa (ijssla type) * embryo-redding ί 35 resistente* BC2 plant X L.sativa (ijssla type) (fertiel) b resistente* BC3 plant zelfbestuiven 1011819 12
De BC3Z-populatie werd vervolgens getoetst en merker A geïdentificeerd. Individuele BC3Z planten werden zelfbestoven en uit de BC3Z2-populaties werden de voor gen A homozygote individuele BC3Z2-planten geselecteerd.
5 De geselecteerde plant werd gebruikt voor koppelingsana-lyse van de diverse geïdentificeerde DNA-merkers (Voorbeeld 3) .
Populatie B, L.virosa CGN4683. (IVT280) (merker B); 10 L.sativa (kropsla type) X L.virosa CGN4683 (IVT280) i embryo-redding 4 FI X L.sativa (kropsla type) 15 i embryo-redding i resistente* BC1 plant X L.sativa (kropsla type) (fertiel) 20 * resistente* BC2 plant X L.sativa (kropsla type) resistente* BC3 plant zelfbestuiven
25 De BC3Z-populatie werd getoetst en merker B
geïdentificeerd. Individuele BC3Z planten werden zelfbestoven en uit de verkregen BC3Z2-populaties werden de voor gen B homozygote individuele BC3Z2-planten geselecteerd en gebruikt voor koppelingsanalyse van de diverse 30 geïdentificeerde DNA-merkers (Voorbeeld 3).
101 1819 13
Populatie C, L.virosa CGN5148 (IVT1538) (merker C); L.sativa X L.virosa (kropsla type) CGN5148 (IVT1583) l 5 embryo-redding i FI X L.sativa (kropsla type) 4 embryo-redding 10 Φ resistente* BC1 plant X L.sativa (kropsla type) (fertiel) i resistente* BC2 plant X L.sativa (kropsla type) 15 i resistente* BC3 plant'zelfbestuiven
De BC3Z-populatie werd getoetst en merker C geïdentificeerd. De individuele BC3Z planten werden 20 zelfbestoven en en uit de BC3Z2-populaties werden de voor gen C homozygote individuele BC3Z2-planten geselecteerd en gebruikt voor koppelingsanalyse van de diverse geïdentificeerde DNA-merkers (Voorbeeld 3). 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 1011819
Populatie D. L.serriola CGN5913 (IVT 1308) (merker D): 2 L.sativa (kropsla X L.serriola CGN5913 3 type) (IVT 1308) 4 i 5 FI X L.sativa (kropsla type) 6 4* 7 resistente* BC1 plant X L.sativa (kropsla type) 8 i 9 resistente* BC2 plant X L.sativa (kropsla type) 10 * 11 resistente* BC3 plant zelfbestuiven 14
De BC3Z-populatie werd getoetst en merker D geïdentificeerd. De individuele BC3Z planten werden zelfbestoven en uit de BC3Z2-populaties werden voor gen D homozygote individuele BC3Z2-planten geselecteerd en 5 gebruikt voor koppelingsanalyse van de diverse geïdentificeerde DNA-merkers (Voorbeeld 3).
VOORBEELD 3
Koppelinasanalvse van de geïdentificeerde DNA-merkers 10
Er bestaan meerdere methoden om aan te tonen of de diverse kwalitatieve resistentiegenen in dezelfde of in verschillende koppelingsgroepen (chromosomen) gepositioneerd kunnen worden.
15 Ά. Genetische kaart:
Het bepalen van de positie van DNA-merkers kan worden uitgevoerd door een genetische kaart te genereren van de 9 chromosomen van sla. Voor het generen van een 20 genetische kaart waarop de positie van de diverse moleculaire DNA-merkers is aangegeven worden kruisingen gemaakt tussen slaplanten die vanuit genetisch oogpunt hoog polymorf ten opzichte van elkaar zijn. Voor dit type kruisingen met een hoge polymorfismegraad kan onderscheid 25 worden gemaakt tussen: - intraspecifieke kruising:
Dit is een kruising tussen bijvoorbeeld kropsla en ijs-sla, er wordt een kruising binnen een soort (L.sativa) gemaakt.
30 - interspecifieke kruising.-
Dit is een kruising tussen twee Lactuca soorten, bijvoorbeeld kropsla (L.sativa) met L.virosa.
Van beide type kruisingen wordt een F2 of BC1 populatie gegenereerd. Door deze F2 of BC1 populatie te 35 analyseren met bijvoorbeeld RAPD-merkers kunnen alle planten individueel worden geanalyseerd op de aan- of afwezigheid van de polymorfe moleculaire DNA-merkers.
1011819 15
Door de verkregen data te analyseren m.b.v. een computerprogramma als bijvoorbeeld JoinMap (Stam, Plant Journal 3, 739-744, 1993) kunnen koppelingsgroepen worden geconstrueerd die de diverse geteste DNA-merkers lineair ten 5 opzichte van elkaar plaatsen, gescheiden door specifieke afstanden aangeduid in centiMorgans. Indien een breed-spectrum Dm-resistentiegen in de gebruikte F2 of BC1 populatie uitsplitst kan na toetsen met B.lactucae het breed-spectrum Dm-resistentiegen worden geplaatst binnen 10 een van de koppelingsgroepen weergegeven op een gedetailleerde genetische kaart van sla. Een genetische slakaart met 9 koppelingsgroepen is door Michelmore (Genetics 116, 331-337, 1987) beschreven.
Wanneer de geïdentificeerde moleculaire DNA 15 merkers volgens de onderhavige uitvinding polymorf zijn in de ouders die gebruikt zijn voor het maken van een F2 of BC1 populatie kunnen deze DNA-merkers geplaatst worden op de genetische kaart, waardoor kan worden vastgesteld of de DNA-merkers uit dezelfde dan wel uit verschillende 20 koppelingsgroepen afkomstig zijn.
B. Testkruisingen:
Een andere werkwijze voor het vaststellen van de positie van de aan de resistentiegenen gekoppelde DNA-25 merkers, zoals in de onderhavige uitvinding toegepast bestaat uit het bestuderen van de afhankelijke of onafhankelijke uitsplitsing van de verschillende DNA-merkers. Hiertoe werden uit de vier populaties individuele planten geselecteerd die homozygoot zijn voor de specifieke 30 breed-spectrum Dm-resistentiegenen uit respectievelijk populatie A, B, C of D. Vervolgens werden specifieke kruisingen gemaakt voor de generatie van een splitsende F2-populatie waarin alle Dm-resistentiegenen en hun corresponderende DNA-merkers aanwezig waren.
35
Selectie van plant met gen A en B:
Een plant, homozygoot voor Dm-resistentiegen A (zoals aangetoond met merker A), werd gekruist met een . i -O i è) 16 voor Em-resistentiegen B (merker B) homozygote plant. De individuele F1 plant met zowel Dm-resistentiegen A als B (na analyse met de DNA-merkers A en B), evenals de individuele planten van de F2 populatie werden vervolgens 5 zelfbestoven. Uit de F3 populaties werd geselecteerd op planten die zowel homozygoot waren voor Dm-resistentiegen A als voor Dm-resistentiegen B, met behulp van de voor Dm-resistentiegen A en B specifieke DNA-merkers.
Het kunnen selecteren van een plant met de 10 kwalitatieve Dm-resistentiegenen A en B met elk een breed spectrum Dm-resistentie betekent dat beide resistentie-genen in verschillende koppelingsgroepen gelocaliseerd zijn.
15 Selectie van een plant met beide genen C en D:
Een plant, homozygoot voor Dm-resistentiegen C (zoals aangetoond met merker C), werd gekruist met een voor Dm-resistentiegen D (merker D) homozygote plant. De individuele Fl plant met zowel Dm-resistentiegen C als D 20 (na analyse met de DNA-merkers C en D), evenals de individuele planten van de F2 populatie werden vervolgens zelfbestoven. Uit de F3 populaties werd geselecteerd op planten die zowel homozygoot waren voor Dm-resistentiegen C als voor Dm-resistentiegen D, met behulp van de voor de 25 Dm-resistentiegenen C en D specifieke DNA-merkers.
Het kunnen selecteren van een plant met de kwalitatieve Dm-resistentiegenen C en D met elk een breed spectrum Dm-resistentie betekent dat beide resistentie-genen in verschillende koppelingsgroepen gelocaliseerd 30 zijn.
VOORBEELD 4
Koppelinosanalyse voor de 4 genen uit de 4 verschillende populaties: 35
De voor Dm-resistentiegenen A en B homozygote geselecteerde plant werd vervolgens gekruist met de voor Dm-resistentiegenen C en D homozygote geselecteerde 1011819 17 plant. De voor de Dffi-resistentiegenen A, B, C en D hete-rozygote F1 planten (zoals vastgesteld met de voor die genen specifieke DNA-merkers) werden zelfbestoven.
De F2 populatie werd getoetst in de B.lactucae 5 ziektetoets en geanalyseerd met de DNA-merkers voor de 4 breed spectrum Dm-resistentiegenen.
Voor de ziektetoets werden van te toetsen slaplanten drie tot zes bladponsen met een doorsnede van 18 tot 20 mm genomen met een kurkboor, of werden 50 zaad-10 jes uitgelegd op een filtreerpapiertje. De ponsen of filtreerpapiertjes met slazaad werden in een bak op nat dik filtreerpapier gelegd en tot het moment van inoculeren afgedekt met een glasplaat. De ponsen werden geïnocu-leerd op dezelfde dag of enkele dagen na het ponsen. De 15 zaadjes werden gekiemd en verder opgekweekt in een kli-maatcel van 12-16°C met 16 uur licht en 8 uur donker totdat de kiemlobben gestrekt zijn waarna inoculatie plaatsvindt.
Het B.lactucae inoculum werd bereid door een 20 bepaald fysio van B.lactucae. (vers of ingevroren) welke sporuleert op bladmateriaal, in een kleine afgemeten hoeveelheid water aan te brengen, te roeren en deze oplossing te zeven. Daarna werd de concentratie van levende sporen bepaald door middel van fluorescentiemi-25 croscopie en indien nodig aangepast. De optimale spore-concentratie is 10.000 - 50.000 virulente sporen/ml water
Het inoculum werd op de ponsen of zaailingen aangebracht met een plantensspuit totdat de ponsen licht vochtig zijn. Daarna werd de bak weer afgedekt met een 30 glasplaat en weggezet bij 12-16°C en 16 uur licht 8 uur donker. Na 10 tot 14 dagen waren de ponsen te beoordelen op de mate van ontwikkeling en sporulatie en kon een uitspraak worden gedaan of een geteste plant of slanummer resistent of vatbaar is voor het geteste B.lactucae 35 fysio.
De DNA-merker-analyse werd uitgevoerd zoals beschreven in Voorbeeld 1.
? r-> 4, 4 r'4, f) I u i I V I· ·>·’ 18
Van de gemaakte F2 populatie zijn in figuur 2 (tabel 1) 24 planten weergegeven welke zijn getest in de B.lactucae ziektetoets en zijn geanalyseerd met de vier RAPD-merkers. Uit deze test bleken de vier RAPD-merkers 5 onafhankelijk van elkaar uit te splitsen en derhalve te positioneren zijn in vier verschillende koppelingsgroe-pen.
Tabel 1: RAPD-merkers afkomstig uit verschillende koppe-10 lingsgroepen (chromosomen).
F2plantno. Ziektetoets Merker A Merker B MerkerC Merker D planten met ______alle merkers O
J__R__+_+ _·__+__ 2_R_:_+ ~ ~ - _ 15 3__ +_+___ : 4___+_+_+_+_*_ 5 _R_+__+_+__ 6 _R_+_+_ _+_j__ 7 _R_+_+ ~~ -___ 8 _R_+_+_+_+_*_ 20 -t-1-+---+--+-- _10_R_+_+_+_+__ JJ_R__+_+_ -_+___ J2_R +_+ + ____ J3_R_+_+__+ _ J4_R__+___+__-_ +___ J5_R_+_^__ 25 J6_R_+_+_+_+_*_ _17_R_+ _+__ J8_R_+_+___+_________+_*_ J9_R_:__+__ 20 __ R_+__ + +___ 21 'R _^^ _+_ +__ 30 22__R_+__-_+_j__ 23 _JR_jf__+_+_+__*_ 24 Ir U |+ U U l* R = resistent 35 Merker A = OPAF06/451bp Merker B = OPAM10/555bp Merker C = OPW16/750bp Merker D = OPW04/520bp ï *- Γ I J I t C : 19
Conclusie :
Uit figuur 2 (tabel 1) blijkt dat de vier DNA-merkers onafhankelijk van elkaar uitsplitsen en dus te positioneren zijn in de vier afzonderlijke koppelings-5 groepen. Hierdoor kunnen planten worden geselecteerd die ten minste 2, bij voorkeur 3, en meest bij voorkeur 4 kwalitatieve resistentiegenen (aangegeven met: * in bovenstaande tabel 1) met een breed spectrum Dm-resis-tentie bezitten en dus waardevol zijn om verder te bewer-10 ken tot een commercieel slaras.
Alleen toepassing van de DNA-merkers volgens de uitvinding maakt een dergelijke selectie mogelijk omdat in de B.lactucae ziektetoets geen onderscheid kan worden gemaakt tussen de aanwezigheid van één of meer kwalita-15 tieve breed spectrum Dm-resistentiegenen.
1011819

Claims (26)

1. Werkwijze voor het identificeren van een plant met twee of meer resistentiegenen tegen een patho- 5 geen, omvattende het identificeren van specifieke, aan de resistentiegenen gekoppelde DNA-merkers, en het met behulp van deze DNA-merkers vaststellen van de aanwezigheid van twee of meer resistentiegenen in de plant.
2. Werkwijze voor het verkrijgen van een plant 10 met een duurzame resistentie tegen een pathogeen, omvattende het kruisen van een eerste plant, welke ten minste een of meer resistentiegenen omvat, met een tweede plant, welke ten minste een of meer resistentiegenen omvat, en het uit de nakomelingen selecteren van een plant waarin 15 ten minste twee of meer resistentiegenen aanwezig zijn met behulp van de werkwijze volgens conclusie 1.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk dat de resistentiegenen kwalitatieve resistentiegenen zijn.
4. Werkwijze volgens conclusie 1,2 of 3 met het kenmerk dat de resistentiegenen in verschillende koppe-lingsgroepen gelegen zijn.
5. Werkwijze voor het identificeren van een cultuurslaplant (L. sativa) met twee of meer Dm-resisten-25 tiegenen tegen Bremia lactucae. omvattende het identificeren van specifieke, aan de Dm-resistentiegenen gekoppelde DNA-merkers, en het met behulp van deze DNA-merkers vaststellen van de aanwezigheid van twee of meer Dm-resistentiegenen in de cultuurslaplant.
6. Werkwijze voor het verkrijgen van een cul tuurslaplant (L. sativa) met een duurzame resistentie tegen Bremia lactucae. omvattende het kruisen van een cultuurslaplant, welke ten minste een of meer Dm-resis-tentiegenen omvat, met een andere cultuurslaplant, of een 35 wilde slaplant, welke ten minste een of meer Dm-resisten-tiegenen omvat, en het uit de nakomelingen daarvan selecteren van een cultuurslaplant met twee of meer Dm-resis- 101 16 19 tentiegenen met behulp van de werkwijze volgens conclusie 4.
7. Werkwijze volgens conclusie 5 of 6 met het kenmerk dat de Dm-resistentiegenen kwalitatieve Dm-resis- 5 tentiegenen zijn.
8. Werkwijze volgens conclusie 5, 6 of 7 met het kenmerk dat de βτη-resistentiegenen breed spectrum Dm-resistentiegenen zijn.
9. Werkwijze volgens één van de conclusies 5-8 10 met het kenmerk dat de Dm-resistentiegenen in verschillende koppelingsgroepen gelegen zijn.
10. Werkwijze volgens één van de conclusies 6-9 met het kenmerk dat de wilde slaplant bijvoorbeeld L. serriola. of L. virosa is.
11. Werkwijze volgens één van de conclusies 5- 10 met het kenmerk dat de wilde slaplant bij voorkeur L. virosa is.
12. Werkwijze volgens één van de conclusies 5- 11 met het kenmerk dat de cultuurslaplant wordt gekozen 20 uit kropsla (L. sativa Lineaus capitata). zoals ijsbergsla, bataviasla en botersla; pluksla (L. sativa Lineaus acephala), zoals krulsla en stengelsla; bindsla (L. sativa Lineaus romana); snijsla (L. sativa Lineaus seca-lina) en aspergesla (L. sativa Lineaus anaustana).
13. DNA-merker omvattende een sequentie welke ten minste 70%, bij voorkeur ten minste 80%, meer bij voorkeur ten minste 90% en meest bij voorkeur ten minste 95% homoloog is aan de sequentie zoals getoond in figuur IA.
14. DNA-merker omvattende een sequentie welke ten minste 70%, bij voorkeur ten minste 80%, meer bij voorkeur ten minste 90% en meest bij voorkeur ten minste 95% homoloog is aan de sequentie zoals getoond in figuur IB.
15. Plant omvattende twee of meer resistentie- genen tegen een pathogeen met het kenmerk dat de plant is verkregen met behulp van een werkwijze volgens één van de conclusies 1-4. 1011819
16. Plant volgens conclusie 15 met het kenmerk dat de resistentiegenen kwalitatieve resistentiegenen zijn.
17. Plant volgens conclusie 15 of 16 met het 5 kenmerk dat de resistentiegenen in verschillende koppe- lingsgroepen gelegen zijn.
18. Zaden van een plant volgens één van de conclusies 15-17.
19. Nakomelingen van een plant volgens één van 10 de conclusies 15-17, of nakomelingen daarvan.
20 Dm-resistentiegenen zijn.
20. Cultuurslaplant (L. sativa) omvattende twee of meer Dm-resistentiegenen met het kenmerk dat de cultuurslaplant is verkregen met behulp van een werkwijze volgens één van de conclusies 5-12.
21. Cultuurslaplant volgens conclusie 20 met het kenmerk dat de Dm-resistentiegenen kwalitatieve Dm-resistentiegenen zijn.
22. Cultuurslaplant volgens conclusie 20 of 21 met het kenmerk dat de Dm-resistentiegenen breed spectrum
23. Cultuurslaplant volgens één van de conclusie 20, 21 of 22 met het kenmerk dat de Dm-resistentiegenen in verschillende koppelingsgroepen gelegen zijn.
24. Cultuurslaplant volgens één van de conclu- 25 sies 20-23 met het kenmerk dat de cultuurslaplant wordt gekozen uit kropsla (L. sativa Lineaus capitata), zoals ijsbergsla, bataviasla en botersla; pluksla (L. sativa Lineaus acephala), zoals krulsla en stengelsla; bindsla (L. sativa Lineaus romana); snij sla (L. sativa Lineaus 30 secalina) en aspergesla (L. sativa Lineaus anorustana) .
25. Zaden van een cultuurslaplant volgens één van de conclusies 20-24.
26. Nakomelingen van een cultuurslaplant volgens één van de conclusies 20-24, of nakomelingen daar- 3. van. * * * 1011819
NL1011819A 1999-04-16 1999-04-16 Werkwijze voor het verkrijgen van een plant met een duurzame resistentie tegen een pathogeen. NL1011819C2 (nl)

Priority Applications (11)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1011819A NL1011819C2 (nl) 1999-04-16 1999-04-16 Werkwijze voor het verkrijgen van een plant met een duurzame resistentie tegen een pathogeen.
AU43204/00A AU4320400A (en) 1999-04-16 2000-04-13 Method for obtaining a plant with a lasting resistance to a pathogen
AT00923018T ATE330034T1 (de) 1999-04-16 2000-04-13 Verfahren zur gewinnung einer pflanze mit andauernder resistenz gegen ein pathogen
EP00923018A EP1179089B1 (en) 1999-04-16 2000-04-13 Method for obtaining a plant with a lasting resistance to a pathogen
ES00923018T ES2264932T3 (es) 1999-04-16 2000-04-13 Metodo para obtener una planta con una resistencia perdurable a un patogeno.
DE60028760T DE60028760T2 (de) 1999-04-16 2000-04-13 Verfahren zur gewinnung einer pflanze mit andauernder resistenz gegen ein pathogen
PCT/NL2000/000241 WO2000063432A1 (en) 1999-04-16 2000-04-13 Method for obtaining a plant with a lasting resistance to a pathogen
US09/959,037 US6903249B2 (en) 1999-04-16 2000-04-13 Lettuce plants having broad-spectrum Dm-resistance genes
US11/146,392 US7501555B2 (en) 1999-04-16 2005-06-06 Method for obtaining a plant with a lasting resistance to a pathogen
US12/362,556 US7790948B2 (en) 1999-04-16 2009-01-30 Method for obtaining a plant with a lasting resistance to a pathogen
US12/853,881 US20100299777A1 (en) 1999-04-16 2010-08-10 Method for obtaining a plant with a lasting resistance to a pathogen

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1011819 1999-04-16
NL1011819A NL1011819C2 (nl) 1999-04-16 1999-04-16 Werkwijze voor het verkrijgen van een plant met een duurzame resistentie tegen een pathogeen.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1011819C2 true NL1011819C2 (nl) 2000-10-17

Family

ID=19769030

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1011819A NL1011819C2 (nl) 1999-04-16 1999-04-16 Werkwijze voor het verkrijgen van een plant met een duurzame resistentie tegen een pathogeen.

Country Status (8)

Country Link
US (4) US6903249B2 (nl)
EP (1) EP1179089B1 (nl)
AT (1) ATE330034T1 (nl)
AU (1) AU4320400A (nl)
DE (1) DE60028760T2 (nl)
ES (1) ES2264932T3 (nl)
NL (1) NL1011819C2 (nl)
WO (1) WO2000063432A1 (nl)

Families Citing this family (60)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
AU2002221582A1 (en) * 2000-12-19 2002-07-01 Danmarks Jordbrugsforskning A novel tissue specific plant promoter
NL1019596C2 (nl) * 2001-12-18 2003-06-19 Helmut Nellen Cytoplasmatische resistentie tegen Bremia lactucae in sla (lactuca species).
CN101098965B (zh) * 2004-06-16 2012-11-21 瑞克斯旺种苗集团公司 莴苣和菠菜中对病原体特别是卵菌如霜霉降低的易感性
US7790962B2 (en) * 2005-07-11 2010-09-07 Rijk Zwaan Zaadteelt En Zaadhandel B.V. Downy mildew resistant lettuce
CN101528029A (zh) * 2006-08-15 2009-09-09 孟山都技术有限公司 用高密度标记信息进行植物育种的组合物和方法
EP2272328A1 (en) * 2009-07-06 2011-01-12 Syngenta Participations AG Plant resistant to a pathogen
PE20121693A1 (es) 2010-01-22 2012-12-01 Bayer Ip Gmbh Combinacion de espiromesifeno y abamectina como insecticidas
BR112013010683B1 (pt) 2010-11-02 2018-06-26 Bayer Intellectual Property Gmbh Composto, composição fungicida e método para controlar fungos fitopatogênicos de safras
WO2012065944A1 (en) 2010-11-15 2012-05-24 Bayer Cropscience Ag N-aryl pyrazole(thio)carboxamides
US20130289077A1 (en) 2010-12-29 2013-10-31 Juergen Benting Fungicide hydroximoyl-tetrazole derivatives
US8766039B2 (en) 2011-07-22 2014-07-01 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce cultivar Gaviota
US8692074B2 (en) 2011-07-28 2014-04-08 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce cultivar Denali
CN103717076B (zh) 2011-08-10 2016-04-13 拜耳知识产权股份有限公司 含有特定特特拉姆酸衍生物的活性化合物组合物
US8692075B2 (en) 2011-09-28 2014-04-08 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce cultivar Borromini
US8772580B2 (en) 2012-04-17 2014-07-08 Enza Zaden Beheer B.V. Cuervo lettuce variety
US8822763B2 (en) 2012-05-02 2014-09-02 Enza Zaden Beheer B.V. Pommegranate crunch lettuce variety
US8847019B2 (en) 2012-05-14 2014-09-30 Enza Zaden Beheer B.V. Capulin lettuce variety
US8957284B2 (en) 2012-05-23 2015-02-17 Enza Zaden Beheer B.V. Holon lettuce variety
US8987559B2 (en) 2012-06-11 2015-03-24 Enza Zaden Beheer B.V. Mirlo lettuce variety
US8987560B2 (en) 2012-06-15 2015-03-24 Enza Zaden Beheer B.V. Poloma lettuce variety
US8962927B2 (en) 2012-06-15 2015-02-24 Enza Zaden Beheer B.V. Ansar lettuce variety
US8993848B2 (en) 2012-06-18 2015-03-31 Enza Zaden Beheer B.V. Poneloya lettuce variety
US9000268B2 (en) 2012-07-30 2015-04-07 Enza Zaden Beheer B.V. Tamarindo lettuce variety
US8993849B2 (en) 2012-07-31 2015-03-31 Enza Zaden Beheer B.V. Truchas lettuce variety
US8962928B2 (en) 2012-08-16 2015-02-24 Enza Zaden Beheer B.V. Bandelier lettuce variety
NL1040073C2 (en) 2013-02-28 2014-09-01 Agrisemen B V Lactuca sativa with bremia lactucae (downy mildew) resistance.
US8993850B2 (en) 2013-03-11 2015-03-31 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce variety ‘E01L.1935’
US9113609B2 (en) 2013-03-11 2015-08-25 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce variety ‘E01L.1937’
US9179638B2 (en) 2013-03-12 2015-11-10 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce variety ‘E01L30144’
US9198394B2 (en) 2013-03-14 2015-12-01 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce variety ‘ arroyo’
US9277726B2 (en) 2013-07-10 2016-03-08 Enza Zaden Beheer B.V. Pennylea lettuce variety
US9313994B2 (en) 2013-12-16 2016-04-19 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce variety ‘E01K7719’
US9332725B2 (en) 2014-04-14 2016-05-10 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce variety ‘red mist’
US9392765B2 (en) 2014-06-25 2016-07-19 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce variety ‘Celinet’
US9635828B2 (en) 2014-12-03 2017-05-02 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce variety ‘Newham’
US9572321B2 (en) 2015-01-12 2017-02-21 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce varieties ‘Ezrilla’, ‘Analora’, and ‘Anandra’
US9743633B2 (en) 2015-10-12 2017-08-29 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce varieties ‘Tuolomne’, ‘Rainier’ and ‘E01G70048’
US9961873B2 (en) 2015-11-20 2018-05-08 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce varieties ‘mezquite’ and ‘clouny’
US10582681B2 (en) 2016-03-02 2020-03-10 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce varieties ‘Bayfield’ and ‘Pueblo’
US10015948B2 (en) 2016-03-09 2018-07-10 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce varieties ‘cristabel’, ‘crispinet’, and ‘fairly’
US10506773B2 (en) 2017-02-10 2019-12-17 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce variety ‘weaverville’
US10542698B2 (en) 2017-02-27 2020-01-28 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce variety ‘Brentwood’
US10517248B2 (en) 2017-03-03 2019-12-31 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce variety ‘Somerset’
US10405510B2 (en) 2017-04-19 2019-09-10 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce variety ‘Icemaker’
US11089751B2 (en) 2017-05-18 2021-08-17 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce varieties ‘Ezthana’ and ‘Eztron’
US10757880B2 (en) 2017-07-31 2020-09-01 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce variety ‘Cavendish’
US10874071B2 (en) 2017-12-21 2020-12-29 Enza Zaden Beheer B.V. Machine harvestable iceberg lettuce
US11102943B2 (en) 2018-09-17 2021-08-31 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce variety ‘milagro’
US11490579B2 (en) 2019-08-08 2022-11-08 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce variety ‘Casey’
EP3808170A1 (en) 2019-10-17 2021-04-21 Bejo Zaden B.V. Lactuca sativa resistance to bremia lactucae
US11337390B2 (en) 2020-02-14 2022-05-24 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce variety ‘Roscoe’
US11678622B2 (en) 2020-05-08 2023-06-20 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce variety ‘E01G11244’
MX2023000293A (es) * 2020-07-06 2023-02-09 Syngenta Crop Protection Ag Resistencia a bremia lactucae sg01.
US11778966B2 (en) 2020-10-21 2023-10-10 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce variety ‘Marciano’
US11864514B2 (en) 2020-12-16 2024-01-09 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce variety ‘Kailua’
US11944054B2 (en) 2021-01-19 2024-04-02 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce variety ‘Newcastle’
US11350584B1 (en) 2021-02-03 2022-06-07 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce variety ‘Airton’
US11559017B2 (en) 2021-05-25 2023-01-24 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce variety ‘E01L.30617’
US12089549B2 (en) 2021-06-22 2024-09-17 Enza Zaden Beheer B.V. Lettuce variety ‘E01G.11092’
MX2024003526A (es) 2021-09-29 2024-04-01 Bejo Zaden Bv Plantas de lechuga con resistencia a bremia que proporcionan fragmentos genomicos de lactuca serriola.

Non-Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
FARRARA B F ET AL: "IDENTIFICATION OF NEW SOURCES OF RESISTANCE TO DOWNY MILDEW IN LACTUCA SPP", HORTSCIENCE, vol. 22, no. 4, 1 August 1987 (1987-08-01), pages 647 - 649, XP000749877, ISSN: 0018-5345 *
KESSELL R. ET AL.,: "Recessive resistance to plasmopara lactucae-radicis maps by bulked segregant analysis to a cluster of dominant disease resistance gens in lettuce", MOLECULAR PLANT-MICROBE INTERACTIONS, vol. 6, no. 6, - 1993, pages 722 - 728, XP002115628 *
MICHELMORE R.W. ET AL.,: "Molecular markers and genome analysis in the manipulation of lettuce downy mildew", CURR. PLANT. SCI. BIOTECHNOL. AGRIC., vol. 14, - 1993, pages 517 - 523, XP002115627 *
PARAN I ET AL: "DEVELOPMENT OF RELIABLE PCR-BASED MARKERS LINKED TO DOWNY MILDEW RESISTANCE GENES IN LETTUCE", THEORY OF APPLIED GENETICS, vol. 85, no. 8, 1993, pages 985 - 993, XP002913459 *
PARAN I ET AL: "IDENTIFICATION OF RESTRICTION FRAGMENT LENGTH POLYMORPHISM AND RANDOM AMPLIFIED POLYMORPHIC DNA MARKERS LINKED TO DOWNY MILDEW RESISTANCE GENES IN LETTUCE, USING NEAR-ISOGENIC LINES", GENOME, vol. 34, no. 6, 1991, pages 1021 - 1027, XP002913463, ISSN: 0831-2796 *

Also Published As

Publication number Publication date
ES2264932T3 (es) 2007-02-01
DE60028760D1 (de) 2006-07-27
DE60028760T2 (de) 2007-05-24
EP1179089A1 (en) 2002-02-13
EP1179089B1 (en) 2006-06-14
US20040226060A1 (en) 2004-11-11
US6903249B2 (en) 2005-06-07
US7501555B2 (en) 2009-03-10
AU4320400A (en) 2000-11-02
US20060005272A1 (en) 2006-01-05
WO2000063432A1 (en) 2000-10-26
US20090271890A1 (en) 2009-10-29
US20100299777A1 (en) 2010-11-25
US7790948B2 (en) 2010-09-07
ATE330034T1 (de) 2006-07-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1011819C2 (nl) Werkwijze voor het verkrijgen van een plant met een duurzame resistentie tegen een pathogeen.
Lerceteau-Köhler et al. Identification of SCAR markers linked to Rca2 anthracnose resistance gene and their assessment in strawberry germplasm
Ude et al. Genetic diversity in an African plantain core collection using AFLP and RAPD markers
Iruela et al. Validation of a QTL for resistance to ascochyta blight linked to resistance to fusarium wilt race 5 in chickpea (Cicer arietinum L.)
Carter et al. Population structure of Fusarium fujikuroi from California rice and water grass
Onfroy et al. Cultural, molecular and pathogenic variability of Mycosphaerella pinodes and Phoma medicaginis var. pinodella isolates from dried pea (Pisum sativum) in France
Mian et al. Molecular mapping of the Rcs3 gene for resistance to frogeye leaf spot in soybean
Serfling et al. Diagnostic value of molecular markers for Lr genes and characterization of leaf rust resistance of German winter wheat cultivars with regard to the stability of vertical resistance
Gong et al. Genetic mapping of rust resistance genes in confection sunflower line HA-R6 and oilseed line RHA 397
US8779234B2 (en) Resistance to downy mildew of onion caused by the fungus Peronospora destructor
Singh et al. Comparison of AFLP and SAMPL markers for assessment of intra-population genetic variation in Azadirachta indica A. Juss.
Weeden et al. Identifying and mapping genes of economic significance
Chakraborty et al. Linkage map construction in allotetraploid creeping bentgrass (Agrostis stolonifera L.)
Dridi et al. Characterization of olive progenies derived from a Tunisian breeding program by morphological traits and SSR markers
Hossain Wheat blast: A review from a genetic and genomic perspective
Adoukonou-Sagbadja et al. Reproductive system and molecular phylogenetic relationships of fonio millets (Digitaria spp., Poaceae) with some polyploid wild relatives
Hannachi et al. Genetic and phenotypic differences of Fusarium oxysporum f. sp. citri isolated from sweet orange and tangerine
Molagholizadeh et al. Evaluation of tomato rootstocks resistant to the fungal wilt disease caused by Fusarium oxysporum f. sp. lycopersici
Martins Filho et al. RAPD and SCAR markers linked to resistance to frogeye leaf spot in soybean
Admassu et al. Genetic mapping of the stem rust (Puccinia graminis f. sp. tritici Eriks. & E. Henn) resistance gene Sr13 in wheat (Triticum aestivum L.)
CN107881191A (zh) 黄单胞菌抗性的甘蓝植物
Cabrera Mapping the Ur-5 gene conferring resistance to common bean rust
US10041089B1 (en) Resistance alleles in soybean
de Arruda et al. Identification of random amplified polymorphic DNA markers linked to the Co-4 resistance gene to Colletotrichum lindemuthianum in common bean
LoGiudice et al. THE NATURE OF RESISTANCE OF THE´ B. 9´ APPLE ROOTSTOCK TO FIRE BLIGHT

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
RD1A Patents in respect of which a request for advice has been filed [in relation to nullification]

Effective date: 20130715

RD1N Patents in respect of which a request for novelty search has been filed

Effective date: 19990423

VD4 Discontinued due to resignation by the proprietor

Effective date: 20130902

RD2N Patents in respect of which a decision has been taken or a report has been made (novelty report)

Effective date: 19991020

MK Patent expired because of reaching the maximum lifetime of a patent

Effective date: 20190415