wintervakantie
Uiterlijk
- win·ter·va·kan·tie
- samenstelling van winter en vakantie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wintervakantie | wintervakanties |
verkleinwoord | wintervakantietje | wintervakantietjes |
de wintervakantie v
- Vakantie in de winterperiode.
- Het woord wintervakantie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.