welig
Uiterlijk
- we·lig
- In de betekenis van ‘rijkelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
- afleiding met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | welig | weliger | weligst |
verbogen | welige | weligere | weligste |
partitief | weligs | weligers | - |
welig
- heel overvloedig
- President Hollande was laatst in opspraak vanwege de kapperskosten voor zijn weinig welige kop haar.[2]
- Het woord welig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "welig" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "welig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ O.L.E. JongmansChris Reinewald Ike Teuling Adriaan Visser NRC 12 augustus 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be