Naar inhoud springen

schoonmoeder

Uit WikiWoordenboek
  • schoon·moe·der
  • In de betekenis van ‘behuwdmoeder’ voor het eerst aangetroffen in 1477 [1]
  • afgeleid van moeder met het voorvoegsel schoon- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord schoonmoeder schoonmoeders
verkleinwoord schoonmoedertje schoonmoedertjes

de schoonmoederv

  1. (familie) de moeder van de huwelijkspartner
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]