salt

Niet te verwarren met: şalt

Salt
Zout

Engels

Uitspraak

• Geluid:  salt (VS)    (hulp, bestand)
• IPA: /sɑlt/

stellend	vergrotend	overtreffend
salt	more salt	most salt

Bijvoeglijk naamwoord

salt

1. zout

Naar frequentie	2640

enkelvoud	meervoud
salt	salts

Zelfstandig naamwoord

salt

1. (voeding) zout

Noors

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / sɑlt /

Woordafbreking

• salt

Woordherkomst en -opbouw

• Afkomstig van het Oudnoorse woord salt

Naar frequentie	3016

		stellend	vergrotend	overtreffend
onbepaald (sterk)	m/v enkelvoud	salt	saltere	saltest
	o enkelvoud	salt
	meervoud	salte
bepaald (zwak)	enkelvoud en meervoud	salte	saltere	salteste

Bijvoeglijk naamwoord

salt

1. (kleur) zout

   «Suppa er altfor salt.»

   De soep is te zout.

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	salt	saltet	salter	salta saltene
genitief	salts	saltets	salters	saltas saltenes

Zelfstandig naamwoord

salt, o

1. (voeding) zout

   «Salt har flere funksjoner i brød. Salt gir smak og forsterker smaken av de øvrige ingrediensene.»

   Zout heeft verschillende functies in het brood. Zout geeft smaak en versterkt de smaak van andere ingrediënten.

2. (scheikunde) zout

Afgeleide begrippen

badesalt grovsalt havsalt klorsalt koksalt saltagurk saltbøsse salteri saltafisk saltforbruk saltgehalt saltgruve salthandel salthandler salthet saltholdig saltholdighet salting saltinnhold saltkar saltkilde

saltkjelde saltkjøtt saltklump saltkoker saltkorn saltladning saltlag saltlake saltløselig saltløselighet saltløsning saltmat saltoppløsning saltopptak saltopptakshastighet saltpastill saltsild saltskatt saltslikkestein saltsmak saltspreder

saltspreier saltstein saltsyre saltsyreoppløsning saltsyreutslipp salttåkekammer saltutvinning saltvann saltvannsbad saltvannsfisk saltvannsfiske saltvannsfiskeri saltvassbad saltvassfisk saltvassfiske saltvassfiskeri saltvatn sjøsalt steinsalt urtesalt

Nynorsk

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / sɑlt /

Woordafbreking

• salt

Woordherkomst en -opbouw

• Afkomstig van het Oudnoorse woord salt

		stellend	vergrotend	overtreffend
onbepaald (sterk)	m/v enkelvoud	salt	saltare	saltast
	o enkelvoud	salt
	meervoud	salte
bepaald (zwak)	enkelvoud en meervoud	salte	saltare	saltaste

Bijvoeglijk naamwoord

salt

1. (kleur) zout

   «Sjøvatn er salt.»

   Sjøvatn is zout.

	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	salt	saltet	salt	salta

Zelfstandig naamwoord

salt, o

1. (voeding) zout
2. (scheikunde) zout

Afgeleide begrippen

• badesalt
• saltagurk
• saltbørse

Zweeds

Uitspraak

• Geluid:  salt    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• salt

salts	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	salt	saltet	-	-
genitief	salts	saltets	-	-

Zelfstandig naamwoord

salt, o

1. (voeding) zout

Afgeleide begrippen

• fixersalt, gallsalter, glaubersalt, havssalt, hjorthornssalt, karlsbadersalt, koksalt, kryddsalt, luktsalt, mineralsalt, närsalt, saltanrikning, saltarv, saltbil, saltdeg, saltglasyr, saltgräs, salthalt, saltkorn, saltkar, saltkristall, saltstod, saltvatten, sellerisalt, tösalt, vitlökssalt, vägsalt