Naar inhoud springen

pasta

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: påstå
  • pas·ta
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘Italiaanse deegwaren’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1984 [1]
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘deeg, kneedbaar mengsel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1722 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord pasta pasta's
verkleinwoord pastaatje pastaatjes

de pastam

  1. de benaming voor een aantal Italiaanse deegproducten
     Pogue floot een oude countryhit en Goldie verslond drie pannen pasta en praatte met volle mond aan één stuk door.[2]
  2. een moes van chocolade, pinda's, noten enz., veelal gebruikt als broodbeleg
    • Chocopasta is een pasta die op brood gesmeerd kan worden. 
     Tijdens het kauwen op haar tortilla met chocopasta begon ze een gedeelte voor te lezen:[2]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]


  • Afgeleid van het Italiaanse pasta

pasta

  1. pasta


  • Afgeleid van het Italiaanse pasta

pasta

  1. pasta


  • Afgeleid van het Laat-Latijnse pasta of Italiaanse pasta

pasta v

  1. pasta; een moes


  • Afgeleid van het Laat-Latijnse pasta of Italiaanse pasta

pasta v

  1. pasta; een moes


vervoeging van
pastar

pasta

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van pastar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van pastar


  • pa·s·ta
  • Afgeleid van het Laat-Latijnse pasta of Italiaanse pasta

pasta v

  1. pasta; een moes