mistig
Uiterlijk
- mis·tig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | mistig | mistiger | mistigst |
verbogen | mistige | mistigere | mistigste |
partitief | mistigs | mistigers | - |
mistig
- met mist, met beperkt zicht door mist
- Een kille mistige novemberdag.
- Het woord mistig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mistig" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be