meemoeder
Uiterlijk
- mee·moe·der
- samenstelling van mee en moeder [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | meemoeder | meemoeders |
verkleinwoord | meemoedertje | meemoedertjes |
de meemoeder v
1. niet-biologische moeder in een lesbisch koppel
- Het woord meemoeder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "meemoeder" herkend door:
25 % | van de Nederlanders; |
48 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ meemoeder op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be