lernen
Uiterlijk
- ler·nen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
lernen |
lernde |
gelernd |
zwak -d | volledig |
lernen
- (Jiddisch-Hebreeuws) bestuderen van de Tora en andere godsdienstige geschriften
- Het woord lernen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ler·nen
- erfwoord Ontwikkeld uit Oudhoogduits lernēn, uit Westgermaans *le/irnan-, verwant aan Engels learn, Nederlands leren. [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
lernen /ˈlɛʁnən/ |
lernte /ˈlɛʁntə/ |
gelernt /gəˈlɛʁnt/ |
volledig |
lernen
- ↑ Weblink bron lernen in: Wolfgang Pfeifer et al.Etymologisches Wörterbuch des Deutschen (1993), digitalisierte und von Wolfgang Pfeifer überarbeitete Version im Digitalen Wörterbuch der deutschen Sprache op dwds.de
Categorieën:
- Jiddisch-Hebreeuws in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Woorden in het Duits
- Woorden in het Duits van lengte 6
- Woorden in het Duits met audioweergave
- Woorden in het Duits met IPA-weergave
- Erfwoord in het Duits
- Werkwoord in het Duits
- Overgankelijk werkwoord in het Duits