dertighoek
Uiterlijk
- Geluid: dertighoek (hulp, bestand)
- IPA: / ˈdɛrtəxˌhuk / (3 lettergrepen)
- der·tig·hoek
- samenstelling van dertig ht en hoek zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dertighoek | dertighoeken |
verkleinwoord | dertighoekje | dertighoekjes |
de dertighoek m
- (wiskunde) meetkundige figuur met dertig hoeken
- ▸ Zo publiceerde hij in 1602 de zijde van de regelmatige dertighoek in vele decimalen nauwkeurig, en in 1609, onder de titel 'Mathematicae Analyseos Triumphus of Triomf van de Mathematische Analyse', de zijde van de regelmatige negenhoek in 108 decimalen.[1]
- Het woord 'dertighoek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Paul BockstaeleDe wiskunde in:Robert Halleux e.a. (red.)Geschiedenis van de wetenschappen in België van de Oudheid tot 1815. (1998), Gemeentekrediet / Dexia, Brussel, ISBN 9050661831, p. 130
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Wiskunde in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal