Naar inhoud springen

Nijmeegs

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Kiosk in de Nijmeegse binnenstad met een naam in het dialect. Hier zijn duidelijk de umlaut in verkleinwoorden en de verstemlozing van fricatieven in te zien

Het Nijmeegs (eigen naam Nimwaegs of Nimweegs) is het stadsdialect van de Nijmeegse volksklasse. Het behoort in principe tot de Zuid-Gelderse dialecten, en maakt in bredere zin deel uit van het Nederfrankisch. Echter, doordat het Nijmeegs in de 20e eeuw sterk naar het Standaardnederlands is toegegroeid, wijkt het tegenwoordig zeer sterk van de dialecten uit de omgeving af.

Plaatsbepaling en fonologische kenmerken

[bewerken | brontekst bewerken]

Het Nijmeegs is slechts minimaal beïnvloed door de Keulse expansie, en onderscheidt zich hierdoor sterk van de meeste Limburgse dialecten. Het Nijmeegs onderscheidt zich verder van het Brabants door met name het ontbreken van de diftongen ij en ui, die in het Nijmeegs worden uitgesproken als ie en uu. De Brabantse expansie heeft ervoor gezorgd dat de ij en ui over een groot deel van de rest van Nederland wel zijn verspreid.

Verder ligt Nijmegen nog net ten westen van de Diest-Nijmegenlinie, dat wil zeggen buiten het gebied waar woorden als oud en goud als alt resp. gold worden uitgesproken; het Nijmeegs heeft dus noch de l in de clusters ld en lt bewaard, noch de tegenstelling ou-au. De ee wordt, zoals in het Limburgs en Noord-Limburgs, vaak als ae [ε:] gerealiseerd. Er treedt klinkerverkorting (uü, eei) of umlaut (ooeu, oö) op in de vorming van verkleinwoorden. Het verkleinwoord zelf krijgt het achtervoegsel -(s)ke, dus bijv. bruurbrürke, roosreuske, molmölleke.[noten 1]

Andere typische kenmerken van het Nijmeegs zijn het ontbreken van de slot-t in medeklinkerclusters, het als ao realiseren van wat elders aa is (haos, straot), oeur in plaats van aar (kiek doeur), diftongering van oo richting ou en een algemene tendens om klinkers te veranderen en tegelijk te verkorten t.o.v. het Standaardnederlands. Ook het verschijnsel dat het persoonlijk voornaamwoord "hun" als onderwerp fungeert is in het Nijmeegs erg gebruikelijk.

Uit onderzoek van Roeland van Hout uit 1989 bleek dat sprekers van het Nijmeegs toen vooral hun zachte g, de articulatie van -z- als -s- (swart, leese, ... ) , de articulatie van een korte -e- als -ae- (bael, slaech(t), ...), de articulatie van -aa- als -ao- (haose e.d.) en de ui-klanken (als in het Franse soeur) als typisch voor hun eigen dialect zagen.[1]

Verschillen met de dialecten uit de omgeving

[bewerken | brontekst bewerken]

Spaarzame teksten uit de negentiende eeuw geven aan dat het Nijmeegs veel meer dan nu in die dagen op de dialecten uit de omgeving leek. Dit Nijmeegs werd trouwens tot diep in de twintigste eeuw nog door ouderen gesproken maar is inmiddels vervangen door een ander, veel Nederlandser Nijmeegs. Net als in veel andere stadsdialecten zijn ook in het hedendaagse Nijmeegs invloeden uit het Turks en het Berbers hoorbaar. Het Sranantongo en Papiamento hebben geen grote invloed op het Nijmeegs gehad, omdat de Antilliaanse en Surinaamse gemeenschappen in Nijmegen relatief klein zijn.

Onderzoekers van het dialect spreken van Oud- en Nieuw-Nijmeegs. De belangrijkste verschillen zijn:

  • De uu en ii zijn vervangen door varianten op de Standaardnederlandse ij en ui: halfopen monoftongen èè en öö (zoals in het Haags). Dit geldt althans voor de meeste woorden; enkele woorden, zoals uut (uit), hebben hun oude uitspraak behouden.
  • De persoonlijke voornaamwoorden gij en gullie zijn verdrongen door jij en jullie. Volgens onderzoek hoort men de oudere vormen nog een enkele keer bij ouderen; typisch zijn ze zeker niet (zelfs voor de oudere generatie).
  • De stemhebbende fricatieven v, z en g zijn verstemloosd naar f, s en ch (zoals ook in het Amsterdams). Dit is niet zo typisch voor de omgeving, en tevens het belangrijkste kenmerk waardoor het Nijmeegs zich van het Arnhems onderscheidt.
  • De combinatie aor (corresponderend met Ndl. aar) onderging umlaut en veranderde in äör (zoals in een hele reeks andere stadsdialecten: het Zutphens, het Deventers en het Zwols; steeds komt het alleen in de stad voor, als gevolg van de brouwende r die daar gebruikelijk is).
  • De woordenschat vervlakte door Nederlandse invloed.

Opmerkelijk is dat twee van deze veranderingen niet verklaard kunnen worden uit invloed van het Standaardnederlands omdat ze zich er juist verder van af bewogen, namelijk de verstemlozing van fricatieven (leese, sien, feel) en de verandering van aor in äör. Door deze laatste eigenaardigheid kan het Nederlandse foneem /a:/ in het Nijmeegs op vijf manieren worden gerealiseerd: "De graaf staart maar naar de staart van het paard" wordt De graof stäört mar näör de stert van 't peerd. De /a:/ uit het Nederlands kan in het Nijmeegs dus terugkomen als [ɒ:], [œ:], [ɑ], [ε] en [e:].

Sociolinguïstische aspecten

[bewerken | brontekst bewerken]

Vroeger werd het Nijmeegs door alle autochtone Nijmegenaren gesproken. Sinds de late negentiende eeuw kwam daar echter in snel tempo verandering in: de hogere klassen gingen over op het Nederlands. Daarbij namen ook de sprekers uit de lagere klassen de kenmerken van het Nederlands over, ondanks de excentrische ligging van de stad.[noten 2]

Nijmegen is als stad zeer naar de buitenwereld gericht; het is een universiteitsstad en trekt ook wat betreft de werkgelegenheid zeer veel mensen van buitenaf aan. Hierdoor is het typisch Nijmeegse dialect zeer sterk onder druk komen te staan. Een andere belangrijke factor was het bombardement op Nijmegen van 1944, waarbij een groot deel van de oude binnenstad verdween. Dit had indirect ook tot gevolg dat het Nijmeegse stadsdialect sterk nivelleerde.[2]

Het Nijmeegs wordt verder over het algemeen laag gewaardeerd, ook door de sprekers zelf; zij bestempelden hun dialect desgevraagd als "onbeschoft" en "gemeen".[3] Sommigen betogen dat de waardering net zo laag is als die voor de dialecten uit de Randstad.[bron?]

In Nijmegen zijn er, ondanks de lage status van het Nijmeegs, toch vrij veel opschriften in dit dialect. Er verschijnen stukjes in het Nijmeegs in de plaatselijke kranten en er zijn voorstellingen waarin de taal van de volksbuurten wordt gebezigd. Nijmegen kende tevens een volkszanger die in het Nijmeegs zong: Graodus fan Nimwegen. Ook wordt elk jaar het Nimweegs Dictee georganiseerd, waar Nijmegenaren strijden om de 'Groadus van Nimwegen Bokaal'.

Nijmeegse woorden

[bewerken | brontekst bewerken]
  • Nuilen (zeuren)
  • Snol (snoep)
  • Spiense (gluren)
  • Schume (zoeken)
  • Schuumke (schuimpje, onverzorgd iemand)
  • Stiep (fietsstandaard)
  • Zeiklim (mier)
  • Lusepote (lucifers)
  • Mullemert (knikker)
  • Makke (ziek)
  • Lofi (geld)
  • Stuver (stuiver)
  • Kadee (prostituee)
  • Toet (zak(je))
  • Buis (dronken)
  • Staon (staan)
  • Rukske (rokje)
  • Schuumspaon (schuimspaan)
  • Piluir (pilaar)
  • Boks (broek)
  • Menneke (jongetje)
  • Mert (markt)