verwerken

Dutch

Etymology

From Middle Dutch verwerken, from Old Dutch farwirken. By surface analysis, ver- +‎ werken (“to work”).

Pronunciation

• IPA^(key): /vərˈʋɛr.kə(n)/

• Audio:

  (file)

• Rhymes: -ɛrkən

Verb

verwerken

1. to process

   Wacht even tot ik de gegevens verwerkt heb.

   Wait a moment until I have processed the data.

2. to assimilate, to cope with, to come to terms with

   De dood van je moeder is een groot verlies om te verwerken.

   The death of your mother is a big loss to cope with.

Conjugation

Conjugation of verwerken (weak, prefixed)
infinitive	verwerken
past singular	verwerkte
past participle	verwerkt
infinitive	verwerken
gerund	verwerken n
	present tense	past tense
1st person singular	verwerk	verwerkte
2nd person sing. (jij)	verwerkt, verwerk2	verwerkte
2nd person sing. (u)	verwerkt	verwerkte
2nd person sing. (gij)	verwerkt	verwerkte
3rd person singular	verwerkt	verwerkte
plural	verwerken	verwerkten
subjunctive sing.1	verwerke	verwerkte
subjunctive plur.1	verwerken	verwerkten
imperative sing.	verwerk
imperative plur.1	verwerkt
participles	verwerkend	verwerkt
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms

• informatieverwerkend
• onverwerkt
• verwerkbaar
• verwerker
• verwerking