‘Ik heb nu al meer gepraat dan in m’n hele carrière tot nu”, zegt Paul de Munnik als zijn voorstelling Nieuw ongeveer een half uur onderweg is. Een klein, monkelend grapje is dat, verwijzend naar het razend populaire cabaret- en hitduo dat hij jarenlang vormde met zijn kompaan Thomas Acda.
In dat duo was Acda immers altijd degene met de meeste praatjes, terwijl De Munnik – doorgaans aan de piano – garant stond voor de begeleiding, de samenzang en de aangeefzinnetjes waarop Acda met een rake grap kon reageren.
Nieuw, zijn eerste soloprogramma nadat hij dit voorjaar ook al een gelijknamige cd had gemaakt, is heel anders. In korte monologen en sfeerliedjes – soms intiem, soms uitbundig – roept De Munnik beelden op van zijn jongensjaren. Niets bijzonders, op het eerste gezicht, maar toch: hij vertoont een strikt persoonlijk soort weemoed waarvan de authenticiteit boven elke twijfel verheven is.
De Munnik zingt zijn nieuwe repertoire, maar ook nummers van muzikale helden als Charles Aznavour (‘Yesterday’) en Jacques Brel (‘Mijn vlakke land’) en zelfs een stukje Paul Rodgers (‘In my time of dying’). Een hoogtepunt is een blues voor Bram Vermeulen en Maarten van Roozendaal in wier traditie hij staat. Een pakkende ode die bovendien bewijst dat de piano hem veel meer drama biedt dan de gitaar. Fluisterzacht of forte – de piano geeft hem vleugels.