Indertijd kort na verschijnen gekocht, want in 1985 was ik dankzij het werk van Kansas een enorme fan van Steve Walsh geworden. Of het door een recensie in Oor was of dat ik de elpee in de alternatieve platenwinkel van de Grote Stad tegenkwam, weet ik niet meer. Wel herinner ik me een mooie voorjaarsavond, april of mei. De speakers luid, knalde de muziek in mijn zolderkamer, een grote grijns op mijn gezicht brengend. Het was tevens mijn eerste kennismaking met Streets, waarbij ik bovendien een hoes zag waarvan ik onder de indruk was. En ben. Prachtige tekening van een onbekende kunstenaar. Een kogel in het licht en een sigaret in de schaduw. Mijn hoge verwachtingen werden nergens teniet gedaan.
De slotnoten die Walsh in opener Don't Look Back zingt bijvoorbeeld, dat fantastische rauwe randje in diens stem... Kippenvel van schoonheid. En zo gaat het door, het ene na het andere nummer. Variatie is troef tussen uptempo en midtempo nummers, maar altijd blijft er tempo: de "verplichte" ballade ontbreekt. Hoezee! Jaaa, Broken Glass mag langzaam zijn, het klinkt anders dan wat ik doorgaans als ballade beleef: intenser, spannender en die stém met dat gitáárwerk... Huiveren van schoonheid. Dan het heerlijke gitaarintro van Hit 'n Run dat uptempo en melodieus uit de boxen komt gestormd, alweer een heerlijk nummer met wederom een fraaie solo, gevolgd door het midtempo titellied.
Ook op de tweede plaatkant (vanaf I Can't Wait) blijft dit hoge niveau met dat stoempende ritme. Maar ook een eenvoudiger compositie als Desiree met de bijna huilende vocalen mag er zijn. Mijn absolute favoriet is Rat Race, met zijn sterke opbouw en een tekst die mij tot de dag van vandaag doet nadenken als het in werk of privé idioot druk wordt: "Do you wanna join the rat race?". Of het gekke intro van Turn My Head, het emotierijke nummer dat swingend de plaat afsluit?
Wat verder opvalt is dat Walsh en de Britse gitarist Mike Slamer bijna alle nummers gezamenlijk schreven, vaak samen met liedschrijver Randy Goodrum. De solo's en licks van Slamer zijn nergens lang, het liedje staat centraal. Maar hij maakt ze steevast uiterst krachtig, in een stijl die enigszins aan die van Eddie Van Halen doet denken: vernuftig, frivool en uiterst effectief.
Ozric Spacefolk en Mssr Renard zijn het hierboven oneens over de productie, maar ik ben elders op MuMe tegengekomen dat dit één en dezelfde persoon zou zijn... Belangrijker is dat Beau Hill deze aor héérlijk laat dansen, scheuren, zweten, ontroeren en het geluid transparant maakte. Heel anders dan de massieve productie die tegenwoordig modieus is (denk bijvoorbeeld aan de laatste Ozzy Osbourne). Toetsen en gitaren werken heel goed samen, nergens wordt het vierkant of gezapig; veel energie, toegankelijke hardrock, ijzersterke composities. Opgenomen in thuisstad Atlanta, Georgia, had Hill een uitgelezen kwartet muzikanten voor zich; enkele overdubs volgden in New York.
Veel gelikter dan Kansas, waarover ik weleens gemopper lees als we bij hun werk vanaf 1978 komen, toen het volgens sommigen te glad werd. Waarom ben ik dan al bijna veertig jaar enthousiast?
Ik noem nogmaals en met opzet de sterke, emotioneel geladen zang (diens dagen in Kansas overtreffend!) en herhaal dat een heerlijke gitarist de boel niet dichtsmeert maar wel frequent op zijn zes snaren danst. En ook zo lekker: de elektronische toms van Tim Gehrt, die met de immer betrouwbare bassist Billy Greer solide in dienst van de liedjes speelt. Tien sterke composities, adult oriented rock op eenzame hoogte.