Stripgeschiedenis
De Toonder Studio's
De grondstenen van de Toonder Studio's werden gelegd toen Marten Toonder in 1941 Diana Edition overnam. Toonder werkte vanaf 1939 voor dit agentschap, dat werd geleid door de naar Amsterdam uitgeweken Joodse Oostenrijker Fritz Gottesmann. Toonder had toen al een redelijke stripproductie onder zijn hoede. Naast zijn eigen creatie 'Dom Sombrero' (1940-1945), "ghoste" hij ook al een aantal strips van Oostenrijkse tekenaars, waarmee Gottesmann door de oorlog het contact had verloren. Een van Toonders medewerkers van het eerste uur was Wim Lensen, die al vrij gauw meewerkte aan de zojuist gestarte 'Tom Poes' strip voor De Telegraaf.
Na de Duitse inval in 1940 had Gottesmann Toonder als vennoot aangesteld, tot na de hopelijk toekomstige capitulatie. In september 1941 trok hij zich volledig terug uit het bedrijf, omdat hij moest onderduiken. De afspraak was dat Toonder het bedrijf na de oorlog zou teruggeven, maar dat is nooit gebeurd. Op 14 augustus 1944 werd Gottesmann opgepakt en naar Westerbork gebracht, Hij overleed uiteindelijk op 25 februari 1945 in concentratiekamp Mauthausen. Hoewel zijn naam grotendeels uit de geschiedschrijving is verdwenen, kan gesteld worden dat deze Ween aan de basis heeft gestaan van de latere Toonder Studio's, en dus ook van de Nederlandse na-oorlogse stripcultuur.
'Fiedelflier in het Land zonder Vreugde' werd door de Toonder Studio's (Ben van 't Klooster) voor de Spar gemaakt rond 1948. De stroken konden worden gespaard bij de Spar-kruidenier en ingeplakt in een album.
"Als moeder steeds de boodschappen bij "De Spar" doet, dan zijn er iedere week nieuwe avonturen van onze Fiedelflier".
Door een financiering van Polygoon kon Toonder in de vroege jaren '40 ook beginnen te experimenteren in het animatievak. Hij kreeg assistenten, een secretaresse en een bedrijfsruimte. Door toedoen van de Duitse bezetter trok Polygoon uiteindelijk de financiering terug, maar Toonder en zijn zakelijk compagnon Jan Bouman vonden al gauw een nieuwe geldschieter in de vorm van de Duitse filmmaatschappij Degeto, die wel wat zag in een avondvullende 'Tom Poes' film.
In juni 1942 brachten Marten Toonder en Joop Geesink hun studio's tezamen in de Toonder-Geesink Studio's, met de bedoeling om er opdrachtfilms in stop-motion technieken, zoals tekenfilms en poppenfilms, te gaan maken. De in de Amsterdamse Vijzelstraat gelegen studio bood al gauw onderdak aan medewerkers als John van der Meulen, Cees van de Weert, Hans Kresse en Frits Godhelp.
Boven: Henk Sprenger poseert voor een Bommel-tekening voor tekenaar Wim de Mooij van Wieringen (circa 1946).
Links: Van boven naar beneden, van links naar rechts: Frits Godhelp, Richard Klokkers, Cees van de Weert (?), Wim de Mooij van Wieringen, Henk Kabos, Mary Oosterdijk, Geertje Knoeff, James Ringrose, John van de Meulen, Ben van 't Klooster, Ton Beek
De studio produceerde enkele reclamefilms voor de Nederlandse Spoorwegen en Philips, maar het grote 'Tom Poes' project kwam nooit van de grond. Het bood echter een uitstekende kans om medewerkers aan het werk te houden en ze zo te beschermen tegen deportatie en de Arbeitseinsatz. Ook op stripgebied was er genoeg te doen. Naast de dagelijkse 'Tom Poes' strip, liepen ook de twee van oorsprong Oostenrijkse strips door, evenals een aantal strips voor het weekblad Bravo!
In 1943 kwam er echter een splitsing tussen poppenfilm (Geesink) en tekenfilm (Toonder). De Toonder Studio's breidden zich gauw uit aan de Nieuwezijds, tegenover De Telegraaf, tot daar op Dolle Dinsdag een eind aan kwam. Eind 1944 staakte Marten Toonder de publicatie van Tom Poes strips in De Telegraaf, omdat een SS-er de leiding van het dagblad overnam. Marten Toonder legde zich volledig toe op het verzet, en de naam van zijn studio's werd een dekmantel voor de illegale drukkerij D.A.V.I.D. (De Algemene Vrije Illegale Drukkerij), die het ondergrondse blad op de markt bracht. Naast Marten Toonder leverden ook Hans Kresse en Henk Kabos tekeningen voor dit blad.
De Toonder Studio's aan de Nieuwezijds Voorburgwal in 1944. V.l.n.r. Kees van de Weert, Frans van Lamsweerde, Marten Toonder, Jan Dirk van Exter, Geertje Knoef, Henk Kabos en Hans G. Kresse.
In het voorjaar van 1946 ging de studio opnieuw van start in de Keizersgracht. Naast Marten Toonder werkten er ook Toonders broer Jan Gerhard en Toonders vrouw Phiny Dick, en later kreeg zelfs Toonders vader een erebaantje als commissaris van de N.V. De dagelijkse leiding was in handen van Marten Toonder zelf en zijn compagnon Anton de Zwaan, de opvolger van Bouman die de zakelijke belangen behartigde.
In 1948 maakte de tekenfilmafdeling van de Toonder Studio's een aantal reclamefilms in opdracht van Philips. De films werden in kleur uitgebracht en hadden elk een speelduur van vier minuten. In 'Tom Puss and the Haunted Castle' bieden Tom Poes en Heer Bommel hulp in een kasteel dat wordt geteisterd door een schaduwenplaag. Door een Philips gloeilamp te ontsteken brengt onze jonge vriend uitkomst - de schaduwen verdwijnen als sneeuw voor de zon.
Na de oorlog begon de opleving van het stripverhaal. 'Tom Poes' verscheen vanaf 1947 in het NRC en de snel in oplage stijgende Volkskrant. Mede door de volhardende verkopersmentaliteit van Ton de Zwaan vond Toonders strip al gauw aftrek in het buitenland. Er werden tevens vele nieuwe strips opgezet, waaronder 'Olle Kapoen' (door Phiny Dick, 1946-1954), 'Kappie' eind 1945, en 'Panda' in 1946. 'Panda' wordt al gauw een van de succesvolste producten van de studio's, die net als 'Tom Poes' ook over de grens gepubliceerd wordt. De strip heeft nog decennia lang gelopen in GPD-bladen als de Gooi- en Eemlander, Utrechts Nieuwsblad, etc. De Telegraaf, die tijdens de oorlog 'Tom Poes' had gepubliceerd, wilde ook weer een Toonderstrip en na overleg werd besloten dat 'Koning Hollewijn' in deze krant kwam te staan, vanaf maart 1954. Van zowel 'Panda' als 'Koning Hollewijn' heeft Marten Toonder naar verluidt de eerste afleveringen zelf getekend. Daarna besteedde hij dit werk uit aan zijn studiomedewerkers, met name Ben van 't Klooster, Ben van Voorn en Piet Wijn.
'Panda'.
Maar ook het realistische genre wordt aangeboord. Hans Kresse, die aanvankelijk nog de dierenstrip 'Robby' voor Trouw tekende, begint in samenwerking met Marten Toonder in 1946 aan de fantasystrip 'De Steen van Atlantis', de eerste aflevering van 'Eric de Noorman'.
'Kappie'.
In november 1947 kwamen de Toonder Studio's met een eigen weekblad op de markt: Tom Poes Weekblad. Bijna alle vaste en freelance werknemers deden mee. Het blad liep in eerste instantie niet slecht, maar dat werd in de loop der jaren steeds minder. Het oprichten van de Tom Poes-club en de Liga van Tom Poes en Bommel-vrienden kon daar weinig aan veranderen. De laatste poging om het blad onder de naam Bommelbode via de Volkskrant te verkopen werd al na twaalf nummers opgegeven.
Aan Tom Poes Weekblad werkten onder andere mee: Wim Lensen ('Professor Eureka'), Piet Wijn ('De Zwarte Hertog', 'Aram van de Eilanden'), Frits Godhelp ('Bas & van der Pluim'), Hans G. Kresse ('Xander'), Cees van de Weert ('Marco Polo'), Ben van Voorn en Henk Sprenger ('Piloot Storm').
PumPum, genoemd naar een van de figuren uit Kresse's Eric de Noorman, was een weekblad dat aanvankelijk zelfstandig verscheen, en na 96 nummers een jeugdbijlage bij de Belgische krant Het Laatste Nieuws werd, vanaf 1953. Hierin verscheen 'De Jeugd van Eric de Noorman', geschreven door Hans G. Kresse en Dirk Huizinga. Verder stond er werk in van andere Toonder-medewerkers, zoals Wim Lensen, Henk Sprenger, Gerrit Stapel en James Ringrose.
In 1951 werd besloten een punt achter de uitgave van Tom Poes Weekblad te zetten. De strips liepen wel, maar het binnenkomende geld werd voor het overgrote deel door de verlies draaiende tekenfilmafdeling opgeslokt. Dit zat niet iedereen even lekker, onder andere Ton de Zwaan, die als zakelijk compagnon verantwoordelijk was voor de verkoopsuccessen van strips in het buitenland (vooral 'Panda' was een wereldwijde hit), waarmee hij internationaal de reputatie van Nederland als stripproducerend land vestigde.De animatieafdeling, die sinds 1947 was gevestigd in de Reguliersdwarsstraat, stond sinds 1949 onder leiding van de Brit Harold Mack. Naast animatiefilms werkte de afdeling aan experimentele projecten als 'The Golden Fish' en 'Moonglow'. Deze zorgden weliswaar voor lovende kritieken, maar brachten weinig geld in het laadje. In 1952 werd de afdeling aangevuld met de drie Denen Børge Ring, Bjørn Frank Jensen en Per Lygum.
Links: Henk Kabos met Tekko Taks, die hij samen met James Ringrose tekende.
Rechts: Ton de Zwaan.
In 1953 was het genoeg geweest voor De Zwaan. Toonder en hij gingen als heren uiteen, en De Zwaan richtte zijn eigen syndicaat op, het Swan Feature Syndicate. Hij nam enkele tekenaars van de Toonder Studio's met zich mee, waaronder Hans G. Kresse ('Eric de Noorman'), Henk Sprenger ('Kick Wilstra') en Henk Alleman.
Ondanks deze verzwakking ging het nog steeds goed met de Toonder Studio's. Toonders ideeënmensen, zoals Waling Dijkstra, Dirk M. Huizinga en Lo Hartog van Banda, die samen met Toonder zelf de zogenaamde "Brain Trust" vormden, zorgden voor de regelmatige toestroom van nieuwe ideeën voor verhalen. Een van de andere schrijvers van de Toonder Studio's was Harry van den Eerenbeemt, die begin jaren vijftig in dienst kwam en tot 1961 als freelancer voor de studio bleef werken. Hij schreef onder andere tientallen verhalen van 'Kappie' en de dagstrip 'Marion' (1956-1961), die in de Telegraaf verscheen, getekend door Jan Wesseling met assistentie van Thé Tjong Khing.
'Marion' door Jan Wesseling en Thé Tjong Khing.
Met een groot aantal tekenaars en schrijvers werd de productie voortgezet en in de vijftiger en zestiger jaren flink uitgebreid. Ben van Voorn en Ben van 't Klooster waren in de jaren '50 de belangrijkste tekenaars van de studio. Het duo was grotendeels verantwoordelijk voor de dagstrips van 'Tom Poes' en 'Koning Hollewijn', Van Voorn voor de decors en Van 't Klooster voor de figuren. Het inktwerk werd gedaan door studiotekenaars Frits Godhelp en Richard Klokkers, en later ook Andries Brandt, terwijl Lo Hartog van Banda een groot deel van de plots voor zijn rekening nam. Ton Beek tekende rond deze periode 'Kappie', en de Engelsman Harry Hargreaves werd aangetrokken om 'Panda' te tekenen.
Koning Hollewijn - 'De Lorrocraat'.
Maar het is moeilijk om vast te stellen wie precies wat heeft getekend. Vooral in de jaren 1960 werd er voortdurend geschoven, en sprong iedereen hier en daar bij. Jan Wesseling werkte een tijdje met zijn assistenten Khing en Julsing aan 'Hollewijn', terwijl Frits Kloezeman en Frits Godhelp hielpen met het tekenwerk voor 'Tom Poes'. Fred Julsing en Dick Matena werden voor verschillende producties ingezet. Piet Wijn keerde in de vroege jaren '60 terug op de studio en heeft daarna zijn stempel gedrukt op 'Panda', 'Hollewijn' en met name 'Tom Poes', die hij tot het eind in 1986 tekende. Toonder zelf hield zich na zijn vertrek naar Ierland (1965) uitsluitend bezig met de teksten van de 'Tom Poes' strip, die hij ook niet onverdienstelijk in inkt zette.
Uit: 'Tom Poes en de Stamboom', verschenen in Revu.
In de kranten verschenen verschillende strips van Toonder-tekenaars. Gerrit Stapel, George Mazure, Jan van Haasteren, Jan Wesseling, Dick Vlottes, Gerard Soeteman, Thé Tjong-Khing, Andries Brandt, Richard Klokkers en Jan van Reek werkten aan series zoals 'Floris', 'Student Tijloos', 'Myra van Dijk', 'Marion', 'Horre, Harm en Hella' (1968-1971) en 'Martin Evans' (1955-1959).
In de zeventiger jaren geven uitgeverij Arboris en Het Stripschap de Toonder-krantestrips opnieuw uit in albumvorm. Bij 'Horre, Harm en Hella' van Andries Brandt schreef Marten Toonder het volgende:
"Andries Brandt is een begaafd schrijver-tekenaar, en één van de boeiendste artisten waarmee ik heb mogen werken. Weliswaar verbergt hij zijn kwaliteiten achter een volstrekt normaal uiterlijk. Zijn kleding is eerder conservatief dan hip, en zijn gelaat, dat niet door bovenmatige haargroei aan het oog wordt onttrokken, spreekt van ernst en diepe gedachten. Zijn woorden komen kalm en weloverwogen te voorschijn - en bij besprekingen valt hij op door zijn bezadigd zwijgen.In het begin van onze samenwerking heb ik mij door dit optreden laten misleiden, maar langzamerhand werd het duidelijk dat achter dit optreden een wereld schuil ging die de buitenstaander voor raadselen plaatste. Door een lichte flikkering van het oog, een geheimzinnig lachje om de mondhoeken of een onverklaarbare opmerking begreep ik al spoedig, dat hij anders was en dat zijn opvattingen zich aan de gangbare normen onttrokken.Welke normen hij zelf aanlegde, kon ik slechts vermoeden topat hij met een eigen strip aankwam, die de lotgevallen van Horre, Harm en Hella behandelt..."
Briefhoofd 1970.
In 1965 vestigde Marten Toonder zich in Greystones, Ierland. Bert Kroon werd managing director van de Studio's, die in 1967 verhuisden naar kasteel De Nederhorst in Nederhorst den Berg, waar ook Geesink Filmproductie werd gehuisvest. Na Toonders vertrek naar Ierland werd Andries Brandt benoemd tot chef van de stripstudio. Toonder verrichtte het schrijfwerk en het inktwerk voor 'Tom Poes' vanuit Ierland, terwijl Fred Julsing, Dick Matena en uiteindelijk Piet Wijn voor het schetswerk werden ingeschakeld.
'Tom Poes en de Zwarte Sluiper', verscheen in Donald Duck, 1982
Er was geen gebrek aan werk: De Geïllustreerde Pers schakelde de studio in om verhalen te maken met 'Hiawatha' en 'De grote Boze Wolf' voor Donald Duck en met Hanna Barbera's 'De Flintstones' voor de gelijknamige titel. De studio leverde verhalen voor Gösta Knutsson en Lucie Lundberg's 'Pelle Svanslös' aan het Zweedse Semic Press, 'Polletje Pluim' (1968-1972) door achtereenvolgens Dick Matena en Jan van Haasteren verscheen achterop Prinses en in Donald Duck stond jarenlang de 'Tom Poes' balloonstrip. Genoeg werk dus voor twee schrijvers (Andries Brandt en Patty Klein) en een flinke groep tekenaars: freelancers als Ton Beek, Jan Steeman, Jan van Haasteren, Dick Vlottes, en de drie tekenaars in loondienst Klokkers, Lensen en Godhelp. Piet Wijn, Dick Matena en Fred Julsing werden soms ingeschakeld bij lopende producties. Dan waren er nog tekenaars-schrijvers die samen een complete strip aanleverden, zoals Thé Tjong-Khing en Lo Hartog van Banda met 'Arman en Ilva' (1969-1975), Fred Julsing met 'Komkommertje' (1970), Gerard Soeteman en Gerrit Stapel met 'Floris' (1972-1975), een bewerking van de gelijknamige televisieserie.
'Komkommertje' van Fred Julsing.
Rond 1970 werd er een speciale verkoper voor de strip aangetrokken: Ab Dingemans-Wiertz. Andries Brandt en Patty Klein kregen opdracht om een groot aantal nieuwe strips te onwikkelen. Zo is bijvoorbeeld 'Horre, Harm en Hella' (1968-1971) ontstaan en 'Bartje en Opa' (tekst van Klein, tekeningen Jan van Haasteren, 1967-1970). Dingemans-Wiertz zag kans om de opbrengst van de strip in een jaar tijd te verdubbelen (vooral door de prijzen van de dagstrips die al jaar en dag voor dezelfde prijs werden aangeleverd, flink op te rekken).
Toch bleef de stripafdeling rood staan in de boekhouding. De onkosten van de huur van het kasteel in Nederhorst, onderhoud kasteel, wagenpark, boekhouding en dergelijke werden namelijk fifty-fifty over de strip en de film verdeeld. De strip maakte wel winst (er werd immers bijna uitsluitend met free-lancers gewerkt), maar geen grote winsten, en tegenstelling tot de film.Er kwam een grote opdracht van Kauka Verlag in München voor het blad Fix und Foxi in 1973. Bert Kroon waarschuwde dat koste wat kost deze opdracht binnengehaald moest zien te worden om de stripstudio te redden. Er werd een aantal verhalen gemaakt die zeer enthousiast werden ontvangen in München; de opdracht ging door, maar... Kroon hief toch de stripstudio op. De free-lancers zoals Jan Steeman, Jan van Haasteren en Patty Klein zochten hun heil bij Pep, Sjors, Tina en Donald Duck.
'Student Tijloos', door Gerrit Stapel en Lo Hartog van Banda.
Na maart 1973 bestond de stripstudio alleen nog uit Richard Klokkers, Frits Godhelp en Jaap Lamberton, de drie tekenaars in loondienst (die vaak bij de tekenfilm werden ingeschakeld als er geen stripwerk was). Ook maakte een aantal freelance mensen thuis hun eigen strip voor kranten en dergelijke, maar waar het stickertje Toonder Studio's wel op stond. Dit waren 'Arman en Ilva', 'Horre Harm en Hella', 'Aafje Anders', 'Floris' en natuurlijk de Toonder-strips 'Tom Poes' en 'Panda'. De avonturen van 'Kappie' waren in 1972 tot een einde gekomen. In de jaren tachtig kwam er af en toe een reclame-opdracht binnen van firma's die door de goede naam van Toonder Studio's gelokt waren. De 'Tom Poes' strip liep tot 1986 en in 1991 kwam ook een definitief einde aan 'Panda'. De stripafdeling van de Toonder Studio's bestond daarna bijna alleen nog op papier, tot in 2000 de stripstudio écht opgeheven werd.
'Panda en de Meester-Zakenman', 1986.
De tekenfilmafdeling floreerde echter, en Toonders droom van een lange, avondvullende tekenfilm gaat in vervulling wanneer de Bommelfilm 'Als Je Begrijpt Wat Ik Bedoel' in 1983 in de bioscopen gaat draaien en een groot succes wordt. In de negentiger jaren gaat het bedrijf naar de beurs.
(met dank aan Patty Klein, Harry van den Eerenbeemt en Dirk Arend)