NL8301973A - APPARATUS AND METHOD FOR SPREADING MATERIAL OVER A SURFACE - Google Patents

APPARATUS AND METHOD FOR SPREADING MATERIAL OVER A SURFACE Download PDF

Info

Publication number
NL8301973A
NL8301973A NL8301973A NL8301973A NL8301973A NL 8301973 A NL8301973 A NL 8301973A NL 8301973 A NL8301973 A NL 8301973A NL 8301973 A NL8301973 A NL 8301973A NL 8301973 A NL8301973 A NL 8301973A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
spreading
frame
brake
relative
fastening member
Prior art date
Application number
NL8301973A
Other languages
Dutch (nl)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8301973A priority Critical patent/NL8301973A/en
Priority to JP59502187A priority patent/JPS60501490A/en
Priority to EP84200780A priority patent/EP0127922B1/en
Priority to US06/668,377 priority patent/US4763844A/en
Priority to AT95200524T priority patent/ATE199471T1/en
Priority to AT84200780T priority patent/ATE127656T1/en
Priority to EP95200524A priority patent/EP0663143B1/en
Priority to FR848408518A priority patent/FR2546710B1/en
Priority to PCT/NL1984/000015 priority patent/WO1984004868A1/en
Priority to GB08413712A priority patent/GB2140662B/en
Priority to NZ208359A priority patent/NZ208359A/en
Priority to DE19843420617 priority patent/DE3420617A1/en
Priority to DE19843420669 priority patent/DE3420669A1/en
Priority to DE3448273A priority patent/DE3448273C2/en
Publication of NL8301973A publication Critical patent/NL8301973A/en
Priority to FI850428A priority patent/FI87297C/en
Priority to DK198500475A priority patent/DK172501B1/en
Priority to GB08613373A priority patent/GB2177886B/en
Priority to GB08613375A priority patent/GB2178288B/en
Priority to GB08613374A priority patent/GB2177887B/en
Priority to FR898915546A priority patent/FR2637448B1/en
Priority to FR898915545A priority patent/FR2637447B1/en
Priority to FR898915544A priority patent/FR2637446B1/en
Priority to DK199700689A priority patent/DK173935B1/en

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C17/00Fertilisers or seeders with centrifugal wheels
    • A01C17/006Regulating or dosing devices
    • A01C17/008Devices controlling the quantity or the distribution pattern

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Fertilizing (AREA)
  • Catching Or Destruction (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)

Description

» .4 t / C. van der Lely N.V., Maasland t "Inrichting en werkwijze voor het over een oppervlak verspreiden van materiaal"».4 t / C. van der Lely N.V., Maasland t" Device and method for spreading material over a surface "

De uitvinding heeft betrekKing op een inrichting voor het over een oppervlak verspreiden van materiaal, in het bijzonder een kunstmeststrooier voor het verspreiden van kunstmeststoffen, voorzien van een gestel en ten 5 minste één om een zich in hoogterichting uitstrekkende as beweegbaar strooiorgaan, dat t.o.v. het te bestrooien oppervlak dwars op de mormale voortbewegingsrichting van de inrichting scheef gesteld kan worden, waarbij de inrichting is voorzien van ten minste één bevestigings-10 orgaan waarmede zij aan een drager, bijvoorbeeld een trekker of dergelijk voertuig, koppelbaar is.The invention relates to a device for spreading material over a surface, in particular a fertilizer spreader for spreading fertilizers, provided with a frame and at least one spreading member which is movable in the direction of height and which extends relative to the the sprinkling surface can be tilted transversely to the normal direction of travel of the device, wherein the device is provided with at least one fastening element with which it can be coupled to a carrier, for instance a tractor or the like vehicle.

Uit het DE-AS 1.180.562 is een strooiinrichting bekend die met de hefinrichting van een trekker koppelbaar is. Bij deze inrichting kan de trekker dwars op de normale 15 voortbewegingsrichting scheef gesteld worden door één van de beide onderste hefarmen van de driepuntshefinrichting van de trekker te verstellen ten opzichte van de andere hefarm. Bij deze constructie is de scheefstelling van de strooiinrichting moeilijk uit te voeren waarbij de gewenste 20 scheefgestelde stand slechts met moeizaam meten in te stellen is. Het weer in de normale stand brengen van de inrichting vanuit de scheefgestelde stand vraagt verder eveneens moeizame arbeid, waarbij het rechtzetten van de inrichting weer moeilijk is in te stellen. Verder is uit het DAS 25 1.180.562 een strooiinrichting bekend die aan een tussen- gestel aangebracht kan worden om de inrichting scheef op te stellen. Met deze constructie kan de inrichting eveneens moeilijk vanuit de scheefgestelde stand teruggebracht worden naar een horizontale stand en omgekeerd. Verder wordt bij 30 deze bekende inrichtingen de scheefstelling zodanig gebruikt dat daarmede het materiaal aan weerszijden van de inrichting even ver uitgestrooid wordt.DE-AS 1,180,562 discloses a spreading device which can be coupled to the lifting device of a tractor. With this device, the tractor can be tilted transversely to the normal direction of travel by adjusting one of the two lower lifting arms of the three-point lifting device of the tractor relative to the other lifting arm. In this construction, the skewing of the spreading device is difficult to carry out, the desired skewed position being adjustable only with laborious measuring. Bringing the device back into the normal position from the skewed position also requires laborious work, in which case it is difficult to adjust the device. Furthermore, DAS 25 1,180,562 discloses a spreading device which can be mounted on an intermediate frame to arrange the device at an angle. With this construction, the device is also difficult to return from the skewed position to a horizontal position and vice versa. Furthermore, the skew is used in these known devices such that the material is scattered equally on either side of the device.

Een doel van de uitvinding is een inrichting te verkrijgen waarmede de inrichting snel en gemakkelijk vanuit 8301973 ' V * 2An object of the invention is to obtain a device with which the device can be installed quickly and easily from 8301973 'V * 2

Mt de normale werkstand in een bepaalde scheefgestelde stand geplaatst' kan worden om het materiaal naar één zijde toe op kortere afstand uit te strooien dan in de normale horizontale werkstand van de inrichting. Volgens de uitvinding kan dit c ’ verkregen worden wanneer althans een deel van het beves- tigingsorgaan t.o.v. het gestel van de inrichting in hoogte- richting verstelbaar en in ten minste twee verschillende standen aanbrengbaar is, zodanig dat de inrichting door het verstellen van het bevestigingsorgaan scheef te stellen is.The normal working position can be placed in a certain skewed position to spread the material to one side at a shorter distance than in the normal horizontal working position of the device. According to the invention this can be obtained when at least a part of the fastening member is adjustable in height relative to the frame of the device and can be arranged in at least two different positions, such that the device is skewed by adjusting the fastening member can be set.

10 Op deze wijze kan in het bijzonder langs de randen van bijvoorbeeld te bestrooien akkers het materiaal over kortere afstand uitgestrooid worden. De scheefstelling kan hierbij zodanig benut worden dat het materiaal over de rand van een akker gelijkmatig en met de gewenste hoeveel- 15 heden materiaal per oppervlakteeenheid uitgestrooid wordt zonder dat daarvoor andere instellingen aan de inrichting * uitgevoerd behoeven te worden. In het algemeen moet voor het zogenaamde zijstrooien één of meerdere afvoeropeningen meer of minder afgesloten worden of moeten één of meer 20 afvoeropeningen t.o.v. de draaiingsas van het strooiorgaan versteld worden om de strooirichting te kunnen instellen.In this way, the material can be spread over a shorter distance, in particular along the edges of, for example, fields to be sprinkled. The skew can be utilized in such a way that the material is spread evenly over the edge of a field and with the desired amounts of material per unit area without the need for other adjustments to be made on the device *. In general, for the so-called side spreading, one or more discharge openings must be closed more or less or one or more discharge openings must be adjusted relative to the rotation axis of the spreading member in order to be able to set the spreading direction.

Bij deze bekende inrichtingen en werkwijzen is een gewenst gelijkmatig strooibeeld moeilijk te verkrijgen. Met de inrichting volgens de uitvinding zijn deze problemen opgeheven. 25 Een gunstig uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding wordt verkregen wanneer het bevestigingsorgaan een draagarm omvat die scharnierbaar is ten opzichte van het gestel van de inrichting om een althans nagenoeg horizontale scharnieras. Bij een ander uitvoerings-30 voorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding omvat het bevestigings-orgaan ten minste een vast met het gestel verbonden plaat die een sleufgat bezit, waarin een met de trekker koppelbaar koppelingsorgaan ten opzichte van het gestel beweegbaar is aangebracht en in ten minste twee verschil-35 lende standen in het sleufgat aanbrengbaar is. Hierbij heeft het bevestigingsorgaan weinig beweegbare delen en kan gemakkelijk gemaakt worden.In these known devices and methods, a desired uniform spreading pattern is difficult to obtain. These problems are eliminated with the device according to the invention. A favorable embodiment of the device according to the invention is obtained when the fastening member comprises a carrying arm which is pivotable relative to the frame of the device about an at least substantially horizontal pivot axis. In another exemplary embodiment of the device according to the invention, the fastening member comprises at least one plate fixedly connected to the frame and having a slotted hole, in which a coupling member which can be coupled to the tractor is movably mounted relative to the frame and in at least two different positions can be made in the slotted hole. The fastening member hereby has few movable parts and can be easily made.

Volgens een verder uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de uitvinding bezit het bevestigingsorgaan 8301973 3 ί * een verstelmechanisme voor het in hoogterichting verstellen van althans een deel van het bevestigingsorgaan t.o.v. het gestel van de inrichting. Op deze wijze is het scheefstellen van de inrichting gemakkelijk uit te voeren.According to a further exemplary embodiment of the device according to the invention, the fastening member 8301973 3 'has an adjusting mechanism for adjusting at least a part of the fastening member relative to the frame of the device in the height direction. In this way, the skewing of the device is easy to carry out.

5 Verder is bij een inrichting voor het overheen oppervlak verspreiden van materiaal, in het bijzonder een kunstmeststrooier voor het verspreiden van kunstmeststoffen, voorzien van een gestel en tei minste één om zich in hoogterichting uitstrekkende as beweegbaar strooiorgaan, volgens de uit-10 vinding om althans een deel van de omtrek van het verspreid-orgaan waarover het materiaal door het strooiorgaan tijdens bedrijf van de inrichting wordt weggeworpen, althans één remorgaan aangebracht voor het afremmen van de snelheid van het door het strooiorgaan weggeworpen materiaal zodanig dat 15 althans een deel van het door het verspreidorgaan tijdens bedrijf uitgestrooide materiaal over minder grote afstand van het strooiorgaan op het te bestrooien oppervlak terecht komt dan zonder remorgaan. Hierdoor is een inrichting te verkrijgen, waarmede eveneens op gemakkelijke wijze bijvoorbeeld 20 <2e randen van een akker bestrooid kunnen worden zonder dat verdere instellingen aan de inrichting nodig zijn. Bij deze inrichting wordt het remorgaan in de strooibaan van het materiaal gebracht. Het remorgaan remt de snelheid van het materiaal dan zodanig af dat dit op de gewenste zijdelingse afstand 25 van de inrichting wordt uitgestrooid, die kleiner is dan de normale afstand waarover het materiaal zijwaarts wordt verspreid. -Furthermore, in a device for spreading material over a surface, in particular a fertilizer spreader for spreading fertilizers, it is provided with a frame and at least one spreading member movable about a height extending axis, according to the invention at least a part of the circumference of the spreading member over which the material is thrown away by the spreading device during operation of the device, at least one brake member arranged for slowing down the speed of the material thrown away by the spreading device, such that at least part of the material the spreading material, which is spread during operation, ends up on the surface to be spread less than the distance from the spreading member than without a braking element. This makes it possible to obtain a device with which, for example, 20 second edges of a field can also be sprinkled in an easy manner without the need for further adjustments to the device. In this device, the braking member is introduced into the spreading path of the material. The brake member then slows down the speed of the material such that it is spread at the desired lateral distance from the device, which is less than the normal distance over which the material is laterally distributed. -

De inrichting heeft verderbetrekking op een werkwijze voor het strooien van materiaal, in het bijzonder voor het uit-30 strooien van kunstmest, met een strooiinrichting voorzien van ten minste één om een zich in hoogterichting uitstrekkende draaiingsas beweegbaar verspreidorgaan, waarbij volgens de uitvinding de strooibreedte naar één zijde van de inrichting beperkt kan worden door het scheefstellen van althans het 35 strooiorgaan van de inrichting in een richting dwars op de voortbewegingsrichting van de inrichting.The device further relates to a method for spreading material, in particular for spreading fertilizer, with a spreading device provided with at least one spreading member movable about a height axis of rotation, according to the invention the spreading width towards one side of the device can be limited by skewing at least the spreading element of the device in a direction transverse to the direction of travel of the device.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen van enkele uitvoeringsvoorbeelden van de werkwijze en inrichtingen volgens de uitvinding.The invention will be explained in more detail with reference to the drawings of some exemplary embodiments of the method and devices according to the invention.

8301973 » i „48301973 »4

Fig. 1 geeft schematisch de wijze weer waarop de landbouwmachines over het land worden bewogen voor het uitvoeren van de verschillende bewerkingen.Fig. 1 schematically illustrates the manner in which the agricultural machinery is moved across the land to perform the various operations.

Fig. 2 geeft schematisch strooibeelden weer van op 5 elkaar aansluitende wérkgangen van een strooiinrichting voor het bestrooien van het land.Fig. 2 schematically shows scattering images of the working runs of a spreading device for sprinkling the land which are contiguous to one another.

Fig. 3 geeft schematisch in bovenaanzicht de met fig. 2 overeenkomende werkgangen weer van een strooiinrichting.Fig. 3 is a schematic plan view of the working passages of a spreading device corresponding to FIG.

Fig. 4 geeft schematisch een achteraanzicht weer op 10 een strooier voor het uitvoeren van een werkwijze volgens de uitvinding.Fig. 4 schematically shows a rear view of a spreader for carrying out a method according to the invention.

Fig. 5 geeft schematisch een strooibeeld weer verkregen tijdens een werkwijze volgens fig. 4.Fig. 5 schematically shows a scattering image obtained during a method according to FIG. 4.

Fig. 6 geeft op vergrote schaal een vooraanzicht op 15 een strooier in een werkstand voor het uitvoeren van de werkwijze volgens fig. 4.weer.Fig. 6 is an enlarged front view of a spreader in a working position for performing the method of FIG. 4.

Fig. 7 geeft een ten opzichte van fig. 6 tegengestelde werkstand weer.Fig. 7 represents an operating position opposite to that of FIG.

Fig. 8 geeft op vergrote schaal een doorsnede van een 20 gedeelte van de inrichting weer, gezien volgens de lijn VIII-VIII in fig. 6Fig. 8 is an enlarged sectional view of a portion of the device, taken along line VIII-VIII in FIG. 6

Fig. 9 is een vooraanzicht van een ander uitvoerings-voorbeeld van een bevestigingsorgaan voor het scheefstellen van een inrichting volgens de uitvinding.Fig. 9 is a front view of another exemplary embodiment of a fastener for skewing a device according to the invention.

25 Fig. 10 is een vooraanzicht van een naar de andere zijde scheef opgestelde strooier met een verstalorgaan volgens fig. 9.FIG. 10 is a front view of a spreader, which is inclined to the other side, with an adjusting member according to FIG. 9.

Fig. 11 is een doorsnede volgens de lijn XI - XI in fig. 9 van een gedeelte van de strooier.Fig. 11 is a section on line XI-XI in FIG. 9 of a portion of the spreader.

50 Fig. 12 geeft een met fig. 11 overeenkomend aanzicht weer van een ander uitvoeringsvoorbeeld van een bevestigingsorgaan voor het scheef opstellen van een strooiinrichting volgens de uitvinding.Fig. 50 12 is a view corresponding with FIG. 11 of another exemplary embodiment of a fixing member for skewing a spreading device according to the invention.

Fig. 13 geeft een doorsnede van een afremorgaan 35 weer voor het instellen van de strooibreedte van een inrichting volgens de uitvinding.Fig. 13 is a sectional view of a braking member 35 for adjusting the spreading width of a device according to the invention.

Fig. 14 geeft een andere stand weer van het remorgaan volgens fig. 13.Fig. 14 depicts another position of the braking member of FIG. 13.

8301973 *· * · 5 «8301973 * · * · 5 «

Fig. 15 geeft schematisch een bovenaanzicht weer van een remorgaan voor het instellen van de strooiafstand.Fig. 15 schematically shows a top view of a brake member for setting the spreading distance.

Fig. 16 is op vergrote schaal een vertikale doorsnede van een gedeelte van de inrichting volgens fig. .15, gezien 5 volgens de lijn XVI-XVI in fig. 15.Fig. 16 is an enlarged vertical section of a portion of the device of FIG. 15, seen along line XVI-XVI in FIG. 15.

Fig. 17 geeft op schematische wijze een bovenaanzicht van een strooiinrichting volgens de uitvinding weer met andere remorganen voor het veranderen van de strooiafstand van het uitgestrooide materiaal.Fig. 17 schematically shows a top view of a spreading device according to the invention with other braking members for changing the spreading distance of the spread material.

10 Fig. 18 geeft op schematische wijze een bovenaanzicht weer van een deel van een strooiinrichting met een ander uitvoeringsvoorbeeld van een remorgaan voor het beinvloeden van de strooiafstand van het uit te strooien materiaal.FIG. 18 schematically shows a top view of a part of a spreading device with another exemplary embodiment of a braking member for influencing the spreading distance of the material to be spread.

Bij het uitvoeren van de verschillende bewerkingen 15 op het land, rijdt men met de werktuigen bij voorkeur steeds over dezelfde sporen. De ligging van de sporen worden gewoonlijk bepaald door sproeimachines die verschillende malen per seizoen over het land moeten worden bewogen voor het sproeien of op andere wijze uitbrengen van materialen voor 20 onkruid en ziektebestrijding van de gewassen. Hierom voert mennaast elkaar gelegen werkgangen bij voorkeur uit door langs de op elkaar volgende rij- of sproeisporen 1, 2, 3 en 4 te rijden die schematisch in fig. 1 zijn aangegeven. De afstand tussen deze sporen wordt in het bijzonder bepaald door 25 de breedte waarover dé sproeimachines werken. Sproeimachines · werken over het algemeen aan weerszijden van de inrichting over een breedte 15 van ongeveer 12 m, zodat zij een totale werkbreedte 5 van 24 meter hebben. De sporen waarover een bewerkingsmachine wordt voortbewogen, liggen hierom op een 20 afstand 6 van elkaar die even groot is als de totale werkbreedte 5 van een sproeimachine. De afstand 6 wordt voor de helft bestreken door de helft van de werkbreedte van de machine gaande over het ene spoor, bijvoorbeeld het sproeispoor 3 en terugkomend over het naastgelegen sproe-is-poor4 voor 35 de andere helft.When carrying out the various operations on land, the tools are preferably always driven on the same tracks. The location of the spores is usually determined by sprayers that need to be moved across the land several times per season for spraying or otherwise spreading materials for weeds and disease control of the crops. For this reason, adjacent working passages are preferably performed by driving along the successive driving or spraying tracks 1, 2, 3 and 4, which are schematically shown in Fig. 1. The distance between these tracks is in particular determined by the width over which the sprayers operate. Sprayers generally operate on either side of the device over a width of about 12 m, so that they have a total working width of 24 m. The tracks over which a machine tool is advanced are therefore spaced 6 apart from each other, which is the same size as the total working width 5 of a sprayer. The distance 6 is half covered by half the working width of the machine going over one track, for example the spray track 3, and coming back over the adjacent spraying gate 4 for the other half.

Ook strooiinrichtingen voor het uitstrooien van in het bijzonder kunstmest worden bij voorkeur over de sproesporen 1, 2, 3 en 4 gereden. De strooibreedten van de strooi- 8301973 ' * * 6 inrichtingen worden zodanig gekozen, dat bij het rijden over de sproeisporen het te bestrooien oppervlak op de gewenste wijze van de juiste hoeveelheid materiaal per oppervlakte-eenheid wordt voorzien. In fig. 2 zijn op schematische 5 wijze strooibeelden 7 en 8 weergegeven van een’strooi-inrichting gaande langs het sproeispoor 3 en terugkomende langs het sproeispoor 4. De strooibeelden 7 en 8 zijn zodanig dat zij over een totale breedte werken die gelijk is aan twee maal de breedte van de afstand 5 tussen twee naast elkaar 10 gelegen sproeisporen. De machine gaande over het sproeispoor 3 werkt hierbij over een breedte 9 die twee maal zo groot is als de afstand 6. De strooiers worden bij voorkeur zodanig uitgevoerd, dat de strooibeelden 7 en 8 worden gevormd, zoals in fig. 2 is weergegeven. Bij strooien tijdens het doorlopen 15 van de naast elkaar gelegen sproeisporen 3 en 4, zullen de strooibeelden verkregen tijdens de beide naast elkaar gelegen werkgangen elkaar overlappen, zoals in fig. 2 tussen de sporen 3 en 4 is weergegeven. Het totale gezamenlijke strooibeeld weergegeven door de lijn 10 wordt dan verkregen 20 zodanig dat een gelijkmatige verdeling van de hoeveelheid uit te strooien materiaal per oppervlakteeenheid over het te bestrooien stuk grond wordt verkregen. Een strooibeeld volgens de weergegeven strooibeelden 7 en 8 wordt in het bijzonder op gunstige wijze verkregen wanneer de strooi-25 inrichting is voorzien van twee strooiorganen 11 en 12, die tegen elkaar in roteren in de richting volgens de pijlen 13. * Hierbij worden de machines zodanig uitgevoerd dar elk van de verspreidorganen 11 en 12, het materiaal over de volledige breedte 9 uitstrooien. Hierbij geschiedt door de tegengestelde 30 rotatierichtingen 13 van de beide strooiorganen het uitstrooien door de strooiorganen 11 en 12 echter spiegelbeeldig t.o.v. het vlak 14, dat loodrecht op het te bestrooien oppervlak staat en de langshartlijn van de inrichting bevat en midden tussen de beide strooiorganen 11 en 12 is gelegen (fig. 3).Spreading devices for spreading, in particular, fertilizer are also preferably driven over the spray tracks 1, 2, 3 and 4. The spreading widths of the spreading units 8301973 * * 6 are selected such that when driving over the spray tracks, the surface to be spread is provided with the correct amount of material per unit area in the desired manner. Fig. 2 schematically shows spreading images 7 and 8 of a spreading device going along the spray track 3 and returning along the spray track 4. The spreading images 7 and 8 are such that they work over a total width equal to twice the width of the distance 5 between two adjacent spray tracks. The machine passing over the spray track 3 hereby operates over a width 9 which is twice as large as the distance 6. The spreaders are preferably designed such that the spreading images 7 and 8 are formed, as shown in Fig. 2. When spreading during the passage of the adjacent spray tracks 3 and 4, the spreading images obtained during the two adjacent working passages will overlap, as shown in Fig. 2 between tracks 3 and 4. The total joint spread image represented by the line 10 is then obtained such that an even distribution of the amount of material to be spread per unit area is obtained over the piece of soil to be spread. A spreading pattern according to the shown spreading images 7 and 8 is particularly advantageously obtained when the spreading device is provided with two spreading members 11 and 12, which rotate against each other in the direction according to arrows 13. Here, the machines are so designed that each of the spreading members 11 and 12 scatters the material across the full width 9. In this case, due to the opposite directions of rotation 13 of the two spreading members, the spreading through the spreading members 11 and 12 takes place in a mirror image with respect to the plane 14, which is perpendicular to the surface to be spread and contains the longitudinal axis of the device and midway between the two spreading members 11 and 12 is located (fig. 3).

35 De totale breedte 9 van een strooibeeld is hierbij twee maal zo groot als de breedte 4 van een werkgang van een sproei-machine. Bij het werken met de strooier rijdend over het eerste sproeispoor 1, dat op een afstand 15 van de rand 21 is 8301973 * * 7 gelegen die de helft is van de halve strooibreedte.6, zou het materiaal ver buiten de rand 21 van de akker uitgestrooid worden. Hierdoor zouden ongewenste verliezen ontstaan van het te strooien materiaal, terwijl op de strook 15 tussen het 5 sproeispoor 1 en de rand 21 in het bijzonder naar de rand 21 toe, te weinig materiaal wordt uitgestrooid. Een en ander blijkt uit fig. 1 en 2 waarbij de afstand 15 de helft is van de afstand 6 tussen de sproeisporen. Volgens de uitvinding kan nu op eenvoudige wijze een werkwijze worden uitgevoerd, 10 om de breedte 15 op de juiste wijze te bestrooien met de gewenste hoeveelheid materiaal. Volgens de werkwijze van de onderhavige uitvinding wordt hiervoor de strooiinrichting scheef gesteld, zodanig dat rijdend over het sproeispoor 1 in de richting volgens pijl 16 naar de linkerzijde van de 15 machine de werpschijven schuin naar beneden zijn gericht zoals in fig. 4 schematisch is weergegeven. De helling van deze scheefstelling is zodanig gekozen dat de afstand waarover het materiaal wordt uitgestrooid, gelijk is aan de helft van een halve strooibreedte 9. Gebleken is dat door deze scheef-20 stelling zonder enige wijziging in de toevoer van het materiaal vanuit het reservoir van de strooier naar de strooiorganen, het materiaal over de breedte 15 wordt uitgestrooid met een strooibeeld 18 dat schematisch in fig. 15 is weergegeven.The total width 9 of a spreading pattern is twice as large as the width 4 of a working pass of a sprinkler. When working with the spreader driving over the first sprinkler track 1, which is located at a distance 15 from the edge 21, 8301973 * * 7 which is half the half spreading width.6, the material would be far outside the edge 21 of the field be scattered. This would cause undesired losses of the material to be spread, while too little material is scattered on the strip 15 between the spray track 1 and the edge 21, in particular towards the edge 21. All this can be seen from Figs. 1 and 2, wherein the distance 15 is half the distance 6 between the spray tracks. According to the invention, a method can now be carried out in a simple manner to properly sprinkle the width 15 with the desired amount of material. According to the method of the present invention, the spreading device is tilted for this purpose, such that when driving over the spray track 1 in the direction according to arrow 16 to the left of the machine, the throwing discs are oriented obliquely downwards, as is shown schematically in Fig. 4. The inclination of this skew is chosen such that the distance over which the material is spread is equal to half a half spreading width 9. It has been found that this skewing without any change in the supply of the material from the reservoir of the spreader to the spreading members, the material is spread over the width 15 with a spreading image 18 which is schematically shown in fig.

Gebleken is verder dat naar die zijde waarheen de werpschijven 25 schuin omhoog zijn gericht de strooibreedte praktisch niet wordt beïnvloed en de strooibreedte gezien in fi?. 5 naar de rechterzijde van het spoor 1 over een afstand 17 zal geschieden die praktisch gelijk is aan de helft van de totale normale strooibreedte 9. Op deze wijze wordt zoals in fig. 5 is 30 weergegeven, een strooibeeld naar de rechterzijde van de inrichting verkregen, die overeenkomt met de normale strooi -gang waarbij de beide strooiorganen evenwijdig aan het te bestrooien oppervlak zijn gelegen. Op deze wijze kan de afstand 17 bij de beweging van de strooier over het spoor 2 het 35 strooibeeld overlappen op dezelfde wijze als tussen de sproeisporen 3 en 4 in fig. 2 is weergegeven. Hierdoor zal een totaal strooibeeld ontstaan tussen de sproeisporen en tussen de rand 21 en het sproeispoor 1, die overeenkomt met - - 8301973 ' » * 8 het gewenste gelijkmatige totale strooibeeld 10 volgens fig.2. In het bijzonder van voordeel is bij deze werkwijze dat voor het uitstrooien van het materiaal naar de rand 21, de uit-stroomopeningen waarmede de hoeveelheid materiaal per tijds-5 eenheid uit het reservoir aan de strooiorganen wordt toegevoerd, niet versteld behoeft te worden terweijl ook op geen enkele andere wijze een verstelling van bijvoorbeeld de strooirichting behoeft te worden uitgevoerd. Na het uitvoeren · van de strooigang gaande in de richting 16 over het spoor 1 10 kan na het horizontaal plaatsen van de inrichting normaal worden verder gewerkt door het bewegen van de inrichting over de volgende sproeisporen 2 en 3 en verdere sporen. Aldus wordt op heel eenvoudige wijze een werkwijze verkregen die gemakkelijk tijdens het werk op het land kan worden uitgevoerd, zonder 15 dat fouten kunnen ontstaan in de instelling van de inrichting die gewoonlijk accuraat moet worden uitgevoerd om de gewenste hoeveelheid materiaal gelijkmatig over het te bestrooien oppervlak te kunnen uitstrooien.It has further been found that the spreading width is practically unaffected and the spreading width seen in fi to the side to which the throwing discs 25 are inclined upwards. 5 to the right side of the track 1 will take place over a distance 17 which is practically equal to half of the total normal spreading width 9. In this way, as shown in Fig. 5, a spreading image is obtained to the right side of the device , which corresponds to the normal spreading speed in which the two spreading members are situated parallel to the surface to be spread. In this way, the distance 17 during the movement of the spreader over the track 2 can overlap the spreading image in the same manner as is shown between the spray tracks 3 and 4 in Fig. 2. This will result in a total spreading pattern between the spray tracks and between the edge 21 and the spray track 1, which corresponds to the desired uniform total spreading pattern 10 according to Fig. 2. In particular, it is advantageous in this method that, for spreading the material to the edge 21, the outflow openings with which the amount of material per unit of time is supplied from the reservoir to the spreading members need not be adjusted, even if no adjustment of, for example, the spreading direction is required in any other way. After carrying out the spreading run going in the direction 16 over the track 1, after the device has been placed horizontally, normal operation can be continued by moving the device over the following spray tracks 2 and 3 and further tracks. Thus, in a very simple manner, a method is obtained which can be easily carried out while working on the land, without errors in the adjustment of the device which usually have to be carried out accurately in order to spread the desired amount of material evenly over the surface to be spread. to be able to scatter.

Indien een strooigang wordt uitgevoerd waarbij naar de 20 rechterzijde van de machine materiaal over een korte afstand moet worden uitgestrooid, dus bijvoorbeeld wanneer de machine in een richting langs het sproeispoor 1 zou worden gereden, tegengesteld aan de pijl 16, dan kan de inrichting naar de andere zijde scheef worden gesteld.If a spreading run is carried out in which material has to be spread over the right side of the machine over a short distance, for instance when the machine would be driven in a direction along the spray track 1, opposite to the arrow 16, the device can move to the on the other side.

25 Sproeimachines werken over het algemeen over een breedte van 24 meter, waarbij zij naar weerszijden over 12 m werken.Sprayers generally operate over a width of 24 meters, working 12 meters on either side.

De sporen 1, 2, 3 en 4 liggen hierom gewoonlijk op een afstand 6 van 24 m van elkaar, terwijl de afstand 15 over het algemeen 12 m bedraagt. De strooiinrichtingen werken hierom 30 bij voorkeur over een totale werkbreedte 9 van 48 m, waarbij gezien de overlap die in fig. 2 is weergegeven, de effectieve strooibreedte 24 m is. De strooibreedte 15 naar één zijde van de scheefgestelde inrichting is dan 12 m. Voor het bereiken van deze strooibreedte naar één zijde van 12 m, wordt de 35 inrichting gewoonlijk onder een hoek van ongeveer 6 a 7° scheefgesteld ten opzichte van het te bestrooien oppervlak.For this reason, tracks 1, 2, 3 and 4 are usually spaced 6 m apart, while distance 15 is generally 12 m. For this reason, the spreaders operate preferably over a total working width 9 of 48 m, the effective spreading width being 24 m in view of the overlap shown in Fig. 2. The spreading width 15 to one side of the skewed device is then 12 m. To achieve this spreading width to one side of 12 m, the device is usually skewed at an angle of approximately 6 to 7 ° with respect to the surface to be spread. .

Deze hoek kan echter afhankelijk van de machine enkele graden kleiner of groter zijn. In het bijzonder door de uitvoering van de strooiinrichting zoals in fig. 3 is weergegeven, kan 8301973 i « 9 «· een strooibreedte 9 met een gelijkmatige verdeling volgens de strooibeelden van fig. 2 verkregen worden. Hierbij strooit, zoals in fig. 3 is weergegeven, het strooiorgaan 11 het materiaal over een sector 19 en het strooiorgaan 12 het materiaal 5 over een sector 20. Deze sectoren zijn spiegelbeeldig t.o.v. het vlak 14.However, this angle may be several degrees smaller or larger depending on the machine. In particular through the design of the spreading device as shown in Fig. 3, a spreading width 9 with an even distribution according to the spreading images of Fig. 2 can be obtained. Here, as shown in Fig. 3, the spreading element 11 scatters the material over a sector 19 and the scattering element 12 scatters the material 5 over a sector 20. These sectors are mirror-image with respect to the plane 14.

In de fig. 6, 7 en 8 is een strooiinrichting 25 weergegeven, met een reservoir 26. Onder het reservoir zijn verspreidorganen 11 en 12 aangebracht die om zich omhoog 10 uitstrekkende draaiingsassen tegengesteld aan elkaar roteerbaar zijn in de richting volgens de pijlen 13, in fig. 3.Figures 6, 7 and 8 show a spreading device 25, with a reservoir 26. Under the reservoir are placed spreading members 11 and 12 which are rotatable about each other about rotating axes in the direction according to the arrows 13, in opposite directions. fig. 3.

Het reservoir heeft niet nader weergegeven afvoeropeningen waardoor het materiaal uit het reservoir van de strooiorganen kan worden,toegevoerd om door deze te worden verspreid. De 15 openingen kunnen meer of minder afgesloten worden om de hoeveelheid materiaal die per tijdseenheid uit het reservoir stroomt te kunnen regelen. Hierdoor is ook de hoeveelheid materiaal die per oppervlakteeenheid moet worden uitgestrooid te regelen.De inrichting 25 heeft een gestel 27, waaraan be-20 vestigingsorganen 28 en 29 zijn aangebracht, waarmede de inrichting aan de onderste hefarmen 30 en 31 van de drie-puntshefinrichting van een trekker gekoppeld kan worden. Het gestel 25 is verder voorzien van een bevestigingsorgaan 32, dat met de topstang van de hefinrichting van de trekker 25 koppelbaar is. Het gestel 27 heeft vertikale gestelbalken 33 en 34, waaraan de bevestigingsorganen. 28 en 29 verstelbaar* zijn aangebracht voor het kunnen scheefstellen van de inrichting, zoals hiervoor in het bijzonder t.a.v. fig. 4 is aangegeven. De verstelbaarheid en konstruktie van de bevesti-30 gingsorganen 28 en 29 is voor beide hetzelfde en zal hierom slechts voor het bevestigingsorgaan 28 nader worden weergegeven. Het bevestigingsorgaan 28 omvat twee aan tegenover elkaar gelegen zijden van de gestelbalk 33 zich uitstrekkende een draagarm vormende platen 35 en 26 die met elkaar vast 35 zijn gekoppeld door een strip 37. Het bevestigingsorgaan 28 is scharnierbaar om een scharnieras38 t.o.v, de gestelbalk 33.The reservoir has discharge openings, which are not shown in more detail, through which the material can be supplied from the reservoir of the spreading members for distribution by them. The openings can be closed more or less to control the amount of material that flows out of the reservoir per unit of time. This also makes it possible to control the amount of material to be spread per unit area. The device 25 has a frame 27, to which fasteners 28 and 29 are arranged, with which the device is attached to the lower lifting arms 30 and 31 of the three-point lifting device of a tractor can be coupled. The frame 25 is further provided with a fastening member 32 which can be coupled to the top link of the lifting device of the tractor 25. The frame 27 has vertical frame beams 33 and 34 to which the fasteners. 28 and 29 are adjustable * so that the device can be tilted, as indicated above in particular with regard to Fig. 4. The adjustability and construction of the fasteners 28 and 29 is the same for both and will therefore be shown in more detail only for the fasteners 28. The fastening member 28 comprises two opposing sides of the frame beam 33 extending plates 35 and 26 forming a support arm which are fixedly coupled together by a strip 37. The fastening member 28 is pivotable about a pivot axis 38 relative to the frame beam 33.

De scharnieras 38 is t.o.v. de normale voortbewegingsrichting 39.van de inrichting aan de achterzijde van de balk 33 aangebracht en ligt bij een horizontale stand van de machine 8301973 • 4 ίο horizontaal. De scharnieras 38 is aangebracht aan strippen 40 die aan de achterzijde van de balk 33 zijn bevestigd. De platen 35 en 36 hebben in eikaars verlengde gelegen gaten 41, waardoor een tot het bevestigingsorgaan behorende, koppelings-5 pen 42 gestoken kan worden voor de bevestiging met de onderste hefarm 30. Het bevestigingsorgaan 28 is verbonden met een een hefmechanisme vormend verstelmechanisme 43 dat een hydraulisch mechanisme is en een cylinder 44 met zuigerstang 45 omvat. De cylinder 44 is scharnierend bevestigd aan een vast 10 met de gestelbalk 33 verbonden scharnieras 46, terwijl de zuigerstang 45 scharnierend met het orgaan 28 is verbonden door een scharnieras 47. Het bevestigingsorgaan 28 is verder voorzien van in de platen 35 en 36 in eikaars verlengde gelegen gaten 48, waardoor een grendelpen 49 gestoken kan 15 worden. Aan de gestelbalk 33 is een bovenste aanslag 50 en een onderste aanslag 51 aangebracht. Het bevestigingsorgaan 29 is overeenkomstig aan het orgaan 28 uitgevoerd en is verbonden met een met het hefmechanisme 43 overeenkomend hefmechanisme 52.The pivot shaft 38 is arranged at the rear of the beam 33 relative to the normal direction of travel 39 of the device and is horizontal when the machine is horizontal. The pivot shaft 38 is mounted on strips 40 attached to the rear of the beam 33. The plates 35 and 36 have mutually elongated holes 41, through which a coupling pin 42 belonging to the fastening member can be inserted for mounting with the lower lifting arm 30. The mounting member 28 is connected to an adjusting mechanism 43 forming a lifting mechanism is a hydraulic mechanism and includes a cylinder 44 with piston rod 45. The cylinder 44 is pivotally attached to a pivot shaft 46 fixedly connected to the frame beam 33, while the piston rod 45 is pivotally connected to the member 28 by a pivot shaft 47. The fastening member 28 is further provided in each other in plates 35 and 36 holes 48 through which a locking pin 49 can be inserted. An upper stop 50 and a lower stop 51 are arranged on the frame beam 33. The fastening member 29 is made correspondingly to the member 28 and is connected to a lifting mechanism 52 corresponding to the lifting mechanism 43.

20 Bij het gebruik van de inrichting volgens de fig. 6 - 8 voor de werkwijze zoals is aangegeven ten aanzien van de fig.When using the device according to fig. 6-8 for the method as indicated with respect to fig.

1-5 worden de hefmechanismen 43 en 52 onbelast gehouden voor het horizontaal houden van de inrichting. Hierbij zijn de beide verspreidorganen 11 en 12 horizontaal oftewel 25 evenwijdig gelegen aan-het te bestrooien oppervlak. De hefmechanismen 43 en 52 en de bevestigingsorganer_ 28 en 29 staan dan in een stand t.o.v. het gestel 27 zoals in de linkerzijde van fig. 6 voor het bevestigingsorgaan 28 en in fig. 8 in getrokken lijnen voor het orgaan 28 is weergegeven.1-5, the lifting mechanisms 43 and 52 are kept unloaded to keep the device horizontal. The two spreading members 11 and 12 are horizontal, or parallel to the surface to be sprinkled. The lifting mechanisms 43 and 52 and the mounting member 28 and 29 are then in a position relative to the frame 27 as shown in solid lines for the member 28 in the left side of Figure 6 for the mounting member 28 and in Figure 8.

20 Wanneer de bevestigingsorganen 28 en 29 met de hefarmen 30 en 31 van een trekker zijn gekoppeld en deze de strooier boven de grond optillen dan zal het gewicht van de strooier met het eventueel in het reservoir aanwezige materiaal, trachten de bevestigingsorganen om de scharnieras 38 in de 25 richting volgens de pijl 58 te verdraaien. Deze verdraaiing kan voorkomen worden door de pen 49 in de gaten 48 te houden. Deze pen komt dan tegen de aanslag 50 te rusten.When the fasteners 28 and 29 are coupled to the lifting arms 30 and 31 of a tractor and they lift the spreader above the ground, the weight of the spreader with any material present in the reservoir will attempt to move around the pivot shaft 38 in turn the direction in the direction of arrow 58. This rotation can be prevented by keeping the pin 49 in the holes 48. This pin then comes to rest against the stop 50.

Hierdoor is een beweging van de bevestigingsorganen t.o.v. het gestel in de richting 58 geborgd. De inrichting kan aldus 8301973 * · 11 tm horizontaal worden gehouden, in deze stand ligt de strip 37 tegen de aanslag 51 zodat een bewegen van de bevestigings-organen 28 en 29 om hun scharnierassen 38 volledig is vergrendeld.This ensures movement of the fasteners relative to the frame in direction 58. The device can thus be kept horizontal, in this position the strip 37 lies against the stop 51 so that a movement of the fasteners 28 and 29 about their pivot shafts 38 is completely locked.

5 Voor het scheefstellen van de inrichting in bijv.5 For tilting the device in eg.

een stand die in de figuren 4 en 6 is weergegeven, zodat ze t.o.v. de voortbewegingsrichting 39 schuin naar links naar beneden helt, wordt het hefmechanisme 52 hydraulisch beïnvloed zodat getracht wordt de stang 45 uit de 10 cilinder 44 te drukken. Hierdoor zal de kracht waarmede de pen 49 tegen de aanslag rust onder het gewicht van de inrichting door het hefmechanisme 52 worden opgenomen zodat de pen 49 is weg te nemen uit de gaten 48. De strip 37 wordt dan tegen de aanslag 51 gedrukt zodat bewegen van het 15 bevestigingsorgaan 29 om de as 38 niet mogelijk is. Hierna kan de druk in de cylinder 44 worden opgeheven waardoor het bevestigingsorgaan 29 onder invloed van het gewicht van de inrichting gaat scharnieren om de scharnieras 38 t.o.v. van het gestel 27 naar de stand die in gestippelde lijnen 20 in fig. 8 is weergegeven. Wanneer de strip 37 tegen de aanslag 50 aankomt wordt verdraaiing van het bevestigingsorgaan 29 om zijn scharnieras 38 begrensd. De as 38 is dan t.o.v. de pen 42 en de hefarm 30 naar beneden gezakt. Hierdoor is ook de linkerzijde van de inrichting gezakt zodat de inrichting 25 scheef is gesteld. De afstand 53 waaroverde as 38 zakt zal door de verschillende afmetingen van de konstruktiedelen gekozen kunnen worden. De afstand 53 wordt zodanig gekozen dat de inrichting op de gewenste wijze scheef gesteld gaat worden om het materiaal uit te strooien naar de linker-30 zijde over de gewenste afstand 15. Om de inrichting vanuit de scheefgestelde stand volgens fig.. 6 weer horizontaal te plaatsen wordt weer vloeistof in de cylinder 44 geperst.a position shown in Figs. 4 and 6, so that it inclines downwards to the left of the direction of travel 39, the lifting mechanism 52 is hydraulically influenced so that an attempt is made to push the rod 45 out of the cylinder 44. As a result, the force with which the pin 49 rests against the stop under the weight of the device will be absorbed by the lifting mechanism 52 so that the pin 49 can be removed from the holes 48. The strip 37 is then pressed against the stop 51 so that movement of the the fastening member 29 about the shaft 38 is not possible. After this, the pressure in the cylinder 44 can be released, as a result of which the fixing member 29 will pivot under the influence of the weight of the device about the pivot axis 38 with respect to the frame 27 to the position shown in dotted lines 20 in Fig. 8. When the strip 37 approaches the stop 50, rotation of the fastening member 29 about its pivot axis 38 is limited. The shaft 38 is then lowered relative to the pin 42 and the lifting arm 30. As a result, the left side of the device has also sunk so that the device 25 is tilted. The distance 53 over which the shaft 38 drops can be chosen due to the different dimensions of the construction parts. The distance 53 is chosen such that the device will be skewed in the desired manner in order to spread the material to the left side over the desired distance 15. In order to return the device horizontally from the skewed position according to Fig. 6. liquid is pressed into cylinder 44 again.

Het bevestigingsorgaan 29 wordt dan weer verdraaid om de as 38 naar de stand die in getrokken lijnen is weergegeven 35 voor het orgaan 28. Hierbij komt de strip 37 tegen de aanslag 50, waarna de pen 49 weer in de gaten 48 kan worden aangebracht. Het bevestigingsorgaan is dan weer vergrendeld waarna de druk van de cylinder 44 kan worden weggenomen.The fastening member 29 is then again rotated about the axis 38 to the position shown in solid lines 35 for the member 28. The strip 37 hereby comes into contact with the stop 50, after which the pin 49 can be re-inserted into the holes 48. The fastening member is then locked again, after which the pressure of the cylinder 44 can be released.

83019738301973

V * VV * V

1212

In fig. 7 is een overeenkomstige situatie met fig. 6 getekend, waarbij de inrichting echter naar rechts schuin hellend is opgesteld. Deze stand kan bereikt worden door het bevestigingsorgaan 29 niet te beïnvloeden doch .het mechanisme 5 43 te beïnvloeden zodanig dat de rechterzijde van de inrichting door scharnieren van het bevestigingsorgaan 28 om zijn as 38 gaat zakken over een afstand 53 zoals hiervoor is aangegeven ten opzichte van het bevestigingsorgaan 29. Ook vanuit deze scheefgestelde stand kan de inrichting weer 10 snel horizontaal geplaatst worden op overeenkomstige wijze als hiervoor ten aanzien van fig. 6 is weergegeven.In Fig. 7 a corresponding situation with Fig. 6 is drawn, in which the device is disposed inclined to the right, however. This position can be achieved by not influencing the fastening member 29 but influencing the mechanism 43 such that the right-hand side of the device is lowered by a hinge of the fastening member 28 about its axis 38 by a distance 53 as indicated above with respect to the fastening member 29. Also from this skewed position, the device can again be quickly placed horizontally in a manner similar to that shown above with respect to Fig. 6.

Door de machine voor het scheefstellen van de inrichting aan één zijde telaten zakken wordt de afstand 55 van het strooiorgaan nabij de andere zijde tot de grond praktisch 15 ongewijzigd gehouden. De afstand waarboven de strooiorganen 11 en 12 boven de grond moeten zijn gelegen, wordt mede bepaald door de konstruktie van de inrichting. Bij het scheefstellen van de inrichting zoals in de fig. 6 en 7 is weergegeven, zal de afstand van de omtrek van het verspreidorgaan 20 dat het dichtst bij de grond is komen te liggen een grootte 54 hebben die kleiner is dan de afstand waarover de strooiorganen normaal bij' een horizontale stand van de inrichting boven de grond zijn gelegen. Ongeacht of de inrichting volgens fig. 5 naar de ene of volgens fig. 7 naar de andere zijde 25 scheefgesteld wordt zullen de afstanden 54 en 55 steeds aan elkaar gelijk zijn. De scheefstelling of het rechtzetten vanuit de scheve stand van de machine kan op eenvoudige wijze bereikt worden door slechts vloeistof toe te voeren naar de cilinder 44 van het betreffende hefmechanisme 43 of 52. De cilinders 30 44 zijn hiervoor met hun aansluitingen op een hydraulisch circuit aangesloten van bijv. de trekker waaraan de inrichting is aangebracht, wat niet nader is weergegeven. Door de aanwezigheid van de aanslagen 50 en 51 en de strip 37 kunnen de standen van de gewenste bevestigingsorganen snel ingesteld 35 worden. Naast de verstelling voor het scheefstellen van de inrichting behoeven verder geen enkele andere instellingen aan de inrichting doorgevoerd worden. De ingestelde waarde van bijv. de uitstroomopeningen van het reservoir naar de 8301973 4 13 strooiorganen behoeft niet verteld te worden, noch de strooi-richtingen van het materiaal door het verstellen van de ope-ningen om de draaiingsassen van de verspreidorganen. Hierdoor kan, zoals hiervoor is gezegd, de instelling voor het over 5 de randbreedte 15 van een veld uitstrooien van materiaal in de gewenste hoeveelheid snel bereikt worden en na het bestrooien van deze rand, de inrichting weer snel teruggebracht worden naar de stand voor het verder normaal uitstrooien van het materiaal.The distance 55 of the spreading member near the other side to the ground is kept practically unchanged by the machine for tilting the device on one side. The distance above which the spreading members 11 and 12 must be located above the ground is partly determined by the construction of the device. When tilting the device as shown in Figures 6 and 7, the distance from the periphery of the spreader 20 closest to the ground will have a size 54 smaller than the distance by which the spreading members normally located above the ground when the device is horizontal. Regardless of whether the device according to Fig. 5 is tilted to one side or according to Fig. 7 to the other side, the distances 54 and 55 will always be equal to each other. The tilting or straightening from the tilted position of the machine can be easily achieved by supplying only liquid to the cylinder 44 of the relevant lifting mechanism 43 or 52. The cylinders 30 44 are connected for this purpose with their connections to a hydraulic circuit. of, for example, the tractor to which the device is fitted, which is not shown in more detail. Due to the presence of the stops 50 and 51 and the strip 37, the positions of the desired fastening members can be quickly adjusted. Besides the adjustment for tilting the device, no other settings need be made to the device. The set value of, for example, the outflow openings of the reservoir to the spreading members need not be told, nor the spreading directions of the material by adjusting the openings about the rotation axes of the spreading members. As stated above, the setting for spreading material in the desired quantity over the edge width of a field can hereby be quickly achieved and, after sprinkling this edge, the device can be quickly returned to the position for further normal spreading of the material.

10 In de fig. 9, 10 en 11 is een uitvoeringsvoorbeeld weergegeven waarbij slechts nabij één zijde van de inrichting een hefmechanisme is aangebracht. Bij deze inrichting wordt, vanuit de normale werkstand waarbij de beide strooiorganen horizontaal zijn gelegen, voor het scheefstellen van de in-15 richting deze ene zijde of opgetild of men laat die zijde zakken. Hierbij is het gestel aan één zijde voorzien van een ten opzichte van het gestel verstelbaar bevestigingsor-gaan 54. Aan de andere zijde is een bevestigingsorgaan 65 aangebracht dat vast aan het gestel van de inrichting is 20 bevestigd en bestaat uit twee aan weerszijden van de balk 33 bevestigde platen 67. Onderdelen van de inrichting volgens de fig. 9-11 die overeenkomen met de inrichting volgens de figuren 5-8 zijn met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven. Het bevestigingsorgaan 64 is verbonden met een met 25 het hefmechanisme 43 overeenkomend hefmechanisme 66. Het bevestigingsorgaan 64 omvat twee aan weerszijden van de ge-stelbalk 33 gelegen platen 68 die met elkaar zijn gekoppeld door een verbindingsstrip 69. Het bevestigingsorgaan 54 is evenals het in het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld weergegeven 30 bevestigingsorgaan 28 scharnierbaar om een scharnieras 38 t.o.v. het gestel 27. Boven de verbindingsstrip 69 is het bevestigingsorgaan 64 voorzien van in de platen 68 in eikaars verlengde gelegen gaten 70. Onder het verbindingsorgaan 69 zijn in de platen 68 in eikaars verlengde gelegen gaten 71 35 aangebracht. De gaten 70 en 71 liggen op gelijke afstand van de verbindingsstrip 69. In de gaten 70 en 71 kunnen gren-delpennen 72 resp. 73 aangebracht worden. De gestelbalk 33 is voorzien van een bovenste aanslag 74 en een onderste aanslag 75.Figs. 9, 10 and 11 show an exemplary embodiment in which a lifting mechanism is arranged only near one side of the device. In this device, from the normal working position in which the two spreading members are situated horizontally, the one side is either tilted for tilting the device, or the side is lowered. The frame is herein provided on one side with a fastening member 54 adjustable relative to the frame. On the other side, a fastening member 65 is fixedly fixed to the frame of the device and consists of two on either side of the beam. 33 attached plates 67. Parts of the device according to Figures 9-11 corresponding to the device according to Figures 5-8 are indicated with the same reference numerals. The mounting member 64 is connected to a lifting mechanism 66 corresponding to the lifting mechanism 43. The mounting member 64 comprises two plates 68 located on either side of the adjustment beam 33, which are coupled to each other by a connecting strip 69. The mounting member 54 is also in the previous embodiment shows mounting member 28 pivotable about a pivot axis 38 relative to frame 27. Above the connecting strip 69, the mounting member 64 is provided with holes 70 located in the plates 68 in line with each other. holes 71 35. The holes 70 and 71 are equidistant from the connecting strip 69. In the holes 70 and 71, locking pins 72 and 70, respectively. 73. The frame beam 33 is provided with an upper stop 74 and a lower stop 75.

8301973 148301973 14

In de stand die fig. 11-is weergegeven heeft het beves-tigingsorgaan 64 een positie ten opzichte van het gestel waarbij de pen 42 in het verlengde ligt van de pen 76 waarmede de arm 31 aan het bevestigingsorgaan 65 is aangebracht.In the position shown in FIG. 11, the fastener 64 has a position relative to the frame with the pin 42 in line with the pin 76 with which the arm 31 is mounted on the fastener 65.

5 De stand van het bevestigingsorgaan 64 ten opzichte van het gestel 27 zoals in fig. 11 is weergegeven dient dan ook om de strooi-inrichting horizontaal te houden waarbij de strooior-ganen horizontaal oftewel evenwijdig aan het te bestrooien oppervlak zijn gelegen. In deze stand is het bevestigingsorgaan 10 64 tegen verdraaien om de scharnieras 38 vergrendeld door de grendelpennen 72 en 73 in de gaten 70 en 71 aan te brengen. Deze pennen 72 en 73 liggen dan tegen de aanslagen 74 resp.The position of the fastening member 64 relative to the frame 27 as shown in Fig. 11 therefore serves to keep the spreading device horizontal, the spreading members being horizontal or parallel to the surface to be spread. In this position, the fastener 1064 is secured against rotation about the pivot shaft 38 by inserting the locking pins 72 and 73 into the holes 70 and 71. These pins 72 and 73 then lie against the stops 74, respectively.

75. Het gestel 27 kan nu ten opzichte van de pen 42 en de arm 30 omhoog getild worden. Hiervoor wordt de pen 73 uit 15 de gaten 7Γ genomen. Hierna kan het mechanisme 66 zodanig bediend worden dat de zuigerstang 45 uit de cylinder 44 wordt gedrukt, zodat de scharnieras 47 ten opzichte van het gestel 27 naar beneden wordt gedrukt. Hierdoor gaat het bevestigingsorgaan 64 draaien om de scharnieras 38 in de richting volgens 20 de pijl 78. Deze verdraaiing kan voortgezet worden tot de * verbindingsstrip 69 tegen de aanslag 75 komt. In deze stand kan bewegen van de zuigerstang 45 ten opzichte van de cylinder 44 vergrendêld worden door bijvoorbeeld een kraan in de toevoer naar de cylinder 44 af te sluiten. Ook kan de druk op 25 de vloeistof in de cylinder gehandhaafd blijven. Door het optillen van het gestel, nabij het bevestigingsorgaan 64 komt • de inrichting scheef te staan, zoals in fig. 9 is weergegeven. Hierdoor zal de afstand 77 van het meest naar buiten gelegen gedeelte van het werporgaan 12 niet veel wijzigen ten opzichte 30 van de stand waarbij de strooiorganen horizontaal zijn gelegen. De afstand 78 van het strooiorgaan 11 tot de grond wordt hierbij groter dan in de normale horizontale werkstand van de inrichting. De genoemde bewegingsslag van het bevestigingsorgaan 64 ten opzichte van het gestel 27 wordt zodanig geko-35 zen dat de inrichting schuin naar beneden naar de linkerzijde komt te hellen zodat het materiaal naar links uitgestrooid kan worden over een breedte 15 die gelijk is aan de helft van de afstand waarover het materiaal in horizontale stand van de inrichting naar die zijde wordt uitgestrooid. Door 8301973 * i 15 deze scheefstelling wordt, evenals voor het voorgaande uitvoe-ringsvoorbeeld is weergegeven, het materiaal gelijkmatig over de te bestrooien strook 15 uitgestrooid, waarbij een strooibeeld IS wordt verkregen, zoals in fig. 5 is weergegeven.75. The frame 27 can now be lifted up relative to the pin 42 and the arm 30. For this, the pin 73 is taken out of the holes 7Γ. After this, the mechanism 66 can be operated such that the piston rod 45 is pushed out of the cylinder 44, so that the pivot shaft 47 is pushed down relative to the frame 27. This causes the mounting member 64 to rotate about the pivot axis 38 in the direction according to the arrow 78. This rotation can be continued until the connecting strip 69 touches the stop 75. In this position, movement of the piston rod 45 relative to the cylinder 44 can be locked by, for example, closing a tap in the supply to the cylinder 44. The pressure on the liquid in the cylinder can also be maintained. Lifting the frame near the fastening member 64 causes the device to become skewed, as shown in Fig. 9. As a result, the distance 77 of the outermost part of the throwing member 12 will not change much with respect to the position in which the spreading members are situated horizontally. The distance 78 of the spreading member 11 from the ground hereby becomes greater than in the normal horizontal working position of the device. The said movement of the fastening member 64 relative to the frame 27 is selected such that the device inclines downwards to the left so that the material can be spread to the left over a width equal to half of the distance by which the material is spread horizontally from the device to that side. As shown for the previous exemplary embodiment, this skewing causes the material to be spread evenly over the strip 15 to be spread, whereby a scattering image IS is obtained, as shown in Fig. 5.

5 De inrichting kan vanuit de middenstand,' waarbij de verspreidorganen 11 en 12 horizontaal zijn gelegen, aan de zijde waar het hefmechanisme 66 zich bevindt naar beneden zakken. Hiervoor wordt het bevestigingsorgaan 64 in een richting tegengesteld aan de pijl 81 om de scharnieras verdraaid.The device can descend from the middle position, wherein the spreading members 11 and 12 are horizontal, on the side where the lifting mechanism 66 is located. For this, the fastener 64 is rotated about the pivot axis in an opposite direction to the arrow 81.

10 Voor deze verdraaiing wordt de grendelpen 72 weggenomen, waarvoor het hefmechanisme 66 onder druk kan worden gezet om het aanliggen van de pen 72 tegen de aanslag 74 onder het gewicht van de inrichting op te heffen. Onder het gewicht van de inrichting kan de inrichting dan aan de zijde van 15 het bevestigingsorgaan 64 zakken door het scharnieren van het bevestigingsorgaan 64 om de as 38. Het gestel 27 kan zover zakken totdat de verbindingsstrip 69 tegen de aanslag 74 komt en verdraaiing van het bevestigingsorgaan 64 om de scharnieras 38 in de richting tegengesteld aan de pijl 81 20 niet verder mogelijk is. In deze stand zal het bevestigingsorgaan ten opzichte van het gestel gehouden worden onder het gewicht van de inrichting en eventueel materiaal in het reservoir. Doordat ook bij deze scheefstelling van de inrichting deze als het ware scharniert om de bevestiging van de 25 arm 31 aan het bevestigingsorgaan 65, zal het meest van het centrum gelegen gedeelte van het verspreidorgaan 11 op een afstand 79 boven de grond komen te liggen die lager wordt dan de afstand waarop het verspreidorgaan 11 boven de grond was gelegen bij een horizontale stand van de inrichting.For this rotation, the locking pin 72 is removed, for which the lifting mechanism 66 can be pressurized to lift the engagement of the pin 72 against the stop 74 under the weight of the device. Under the weight of the device, the device can then lower on the side of the fastening member 64 by hinging the fastening member 64 about the shaft 38. The frame 27 can drop until the connecting strip 69 comes into contact with the stop 74 and rotation of the fastening means 64 about the hinge shaft 38 in the direction opposite to the arrow 81 is no longer possible. In this position, the fastener will be held relative to the frame under the weight of the device and any material in the reservoir. Because also with this inclination of the device it hinges, as it were, around the attachment of the arm 31 to the mounting member 65, the most distal part of the spreading member 11 will be located at a distance 79 above the ground which is lower becomes the distance at which the spreading member 11 was above the ground at a horizontal position of the device.

30 De afstand 80 zal dan weinig verschillen van de afstand 77.The distance 80 will then differ little from the distance 77.

Indien bij scheefstelling van de inrichting de afstand van de strooiorganen boven de grond voor bijvoorbeeld het uitstrooien van bepaalde soorten materiaal niet de gewenste waarde heeft om het gewenste strooibeeld te verkrijgen kan 35 deze afstand gecorrigeerd worden door de hefarmen 30 en 31 een weinig omhoog of omlaag te bewegen.If, when the device is tilted, the distance of the spreading members above the ground, for example for the spreading of certain types of material, is not the desired value in order to obtain the desired spreading image, this distance can be corrected by the lifting arms 30 and 31 slightly up or down. to move.

Bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens de fig. 9 - 11 is slechts één hefmechanisme 66 nodig, zodat de inrichting iets eenvoudiger kan blijven. Echter zal bij het scheef- 8301973 16 stellen naar één richting de hoogte van het strooiorgaan 11 boven de grond tussen de hoogste en laagste stand iets meer zijn dan bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 6-8. Ook met de constructie zoals in de fig. 9 - 11 is 5 weergegeven kan gemakkelijk een zijstrook 15 van hot te bestrooien oppervlak bestrooid worden met de gewenste hoeveelheid materiaal per oppervlakte eenheid en een gelijkmatige verdeling. Ook met deze constructie behoeven verder geen verstellingen aan de inrichting doorgevoerd te worden door bijvoor-10 beeld de afvoeropeningen meer of minder of naar één zijde af te sluiten of de strooirichting te wijzigen. Aldus kan met de constructie volgens de fig. 9-11 ook zeer snel gewerkt worden om de werkwijze te bereiken zoals ten aanzien van de fig. 1 - 5 is weergegeven.In the exemplary embodiment according to Figs. 9-11, only one lifting mechanism 66 is required, so that the device can remain somewhat simpler. However, in the tilting in one direction, the height of the spreading member 11 above the ground between the highest and lowest position will be slightly more than in the exemplary embodiment according to Figures 6-8. Also with the construction as shown in Figs. 9-11, a side strip 15 of the surface to be spread can easily be sprinkled with the desired amount of material per unit area and an even distribution. Also with this construction no further adjustments need to be made to the device, for instance by closing the discharge openings more or less or to one side or changing the spreading direction. Thus, the construction according to Figs. 9-11 can also be used very quickly to achieve the method as shown with respect to Figs. 1-5.

15 In fig. 12 is een ander uitvoeringsvoorbeeld van een bevestigingsorgaan weergegeven, waarmede de inrichting, evenals volgens de fig. 9-11 aan één zijde ten opzichte van de middenstand kan zakken of opgetild kan worden. Bij het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 13 heeft het bevestigings-20 orgaan 86 twee platen 85 die aan weerszijden van de gestelbalk 33 vast daaraan zijn aangebracht. Tussen de platen 85 kan de hefarm 31 aangebracht worden en door middel van een pen 42 met het bevestigingsorgaan 86 worden verbonden. Het bevestigingsorgaan 86 heeft hiervoor een sleufgat 88 waarin de pen 25 42 aangebracht kan worden. De pen 42 wordt verder door een opening in de arm 30 aangebracht en door een opening in het koppelorgaan dat aan het ondereinde van de zuigerstang 45 van een met het hefmechanisme 66 overeenkomend hefmechanisme 87 is bevestigd. De pen 42 wordt geborgd tegen verschuiven 30 in zijn lengterichting. Het sleufgat 88 heeft een middendeel 89 en een bovendeel 90 en een onderdeel 91. Aan de uiteinden van de delen 90 en 91 zijn uitsparingen 93 resp. 94 aangebracht. Het middendeel 89 ligt evenwijdig aan de balk 33. De delen 90 en 91 verlopen vanaf het middendeel 89 en ten opzichte 35 van de normale voortbewegingsrichting 39 van de inrichting schuin naar voren waarbij het deel 90 schuin naar boven verloopt en het deel 91 schuin naar beneden, gerekend vanaf het middelendeel 89. Bij het gebruik van de constructie volgens fig. 13 wordt de strooier horizontaal oftewel evenwijdig 8301973 * 17 aan het te bestrooien oppervlak gehouden door de pen 42 in het middendeel 89 van het sleufgat 88 te houden. In deze stand kan de ligging van de pen 42 in het sleufgat 88 en daarmede van de onderarm 31 ten opzichte van het bevestigings-5 orgaan 86 vergrendeld worden door een grendelpe'n 95 door gaten 96 in de platen 85 en een gat in het koppelingsdeel 94 te steken. De inrichting kan scheef gesteld worden door de pen 95 weg te nemen, waarbij onder het gewicht van de inrichting en eventueel aanwezig materiaal in het reservoir het 10 gestel kan zakken. Hierbij beweegt de pen 42 door het deel 90 van het sleufgat 88 naar de uitsparing 92. Wanneer de pen 42 in de uitsparing 92 is gelegen zal de inrichting niet verder kunnen zakken. Bij het aangebracht zijn van het bevesti-gingsorgaan 80 aan de rechtzijde van de inrichting zal dan 15 zoals in fig. 11 is weergegeven, de inrichting schuin naar rechts naar beneden hellen. Hierbij kan dan het materiaal naar rechts over een smalle strook 15 gelijkmatig uitgestrooid worden. De inrichting kan naar de andere zijde scheef gesteld worden door met behulp van het hefmechanisme 87 de inrichting 20 ten opzichte van de pen 42 en de arm 30 omhoog te heffen.Fig. 12 shows another exemplary embodiment of a fastening member, with which the device can be lowered or lifted on one side relative to the central position, just as according to Figs. 9-11. In the exemplary embodiment of Fig. 13, the fastening member 86 has two plates 85 fixedly attached thereto on either side of the frame beam 33. The lifting arm 31 can be arranged between the plates 85 and connected to the fastening element 86 by means of a pin 42. The mounting member 86 has a slotted hole 88 for this purpose in which the pin 42 can be arranged. The pin 42 is further arranged through an opening in the arm 30 and through an opening in the coupling member attached to the lower end of the piston rod 45 of a lifting mechanism 87 corresponding to the lifting mechanism 66. The pin 42 is secured against sliding 30 in its longitudinal direction. The slotted hole 88 has a middle part 89 and an upper part 90 and a part 91. At the ends of the parts 90 and 91 there are recesses 93 and 93, respectively. 94 fitted. The middle part 89 is parallel to the beam 33. The parts 90 and 91 extend diagonally forward from the middle part 89 and relative to the normal direction of advancement 39 of the device, with part 90 extending upwards and part 91 sloping downwards counted from the means part 89. When using the construction according to fig. 13, the spreader is kept horizontal or parallel 8301973 * 17 to the surface to be spread by keeping the pin 42 in the middle part 89 of the slotted hole 88. In this position, the location of the pin 42 in the slotted hole 88 and thereby of the forearm 31 relative to the fastener 86 can be locked by a locking pin 95 through holes 96 in the plates 85 and a hole in the coupling part 94. The device can be tilted by removing the pin 95, whereby the frame can sink under the weight of the device and any material present in the reservoir. Hereby the pin 42 moves through the part 90 of the slotted hole 88 to the recess 92. When the pin 42 is located in the recess 92, the device will not be able to lower any further. When the fastening member 80 is arranged on the right-hand side of the device, as shown in Fig. 11, the device will slope downwards to the right. The material can then be spread evenly to the right over a narrow strip 15. The device can be tilted to the other side by lifting the device 20 relative to the pin 42 and the arm 30 with the aid of the lifting mechanism 87.

Door het beïnvloeden van het hefmechanisme 87 kan de pen 42 naar beneden gedrukt worden ten opzichte van het gestel 27 zodanig dat de een koppelingsorgaan vormende koppelings-pen 42 door het deel 91 van het sleufgat 88 gaat bewegen.By influencing the lifting mechanism 87, the pin 42 can be pushed down relative to the frame 27 such that the coupling pin 42 forming a coupling member will move through the portion 91 of the slotted hole 88.

25 Wanneer de pen 42 in de uitsparing 93 is gelegen is de eindstand bereikt door het 'opheffen van de zijde van de inrichting waar het orgaan 86 met het hefmechanisme 87 ^zich bevindt. De inrichting is dan naar de andere zijde scheef gesteld om naar de gewenste zijde slechts het materiaal over een 30 kortere afstand 15 uit te strooien.When the pin 42 is located in the recess 93, the end position is reached by lifting the side of the device where the member 86 with the lifting mechanism 87 is located. The device is then tilted to the other side in order to only spread the material over a shorter distance to the desired side.

De delen 90 en 91 van het sleufgat 88 zijn zodanig scheef gesteld dat wanneer de inrichting vanuit een middenstand zijdelings wordt scheefgesteld de inrichting ten opzichte van de pen 42 enigszins naar achteren zal bewegen.The parts 90 and 91 of the slotted hole 88 are skewed such that when the device is skewed laterally from a center position, the device will move slightly backwards relative to the pin 42.

35 De grootte van deze achterwaartse beweging is afhankelijk van de horizontale afstand 97 tussen het middendeel en de uitsparingen 92 resp. 93. De uitsparingen 92 en 93 liggen hierbij in de middenstand van de inrichting boven elkaar.The magnitude of this backward movement depends on the horizontal distance 97 between the middle part and the recesses 92 and 50 respectively. 93. The recesses 92 and 93 here lie one above the other in the central position of the device.

Door de inrichting in zijn bevestiging aan de arm 30 door 8301973 18 middel van een bevestigingsdeèl 86 iets van de trekker af te bewegen, zal de inrichting naast het scheefstellen dwars op de normale voortbewegingsrichting 39 tevens enigszins schuin omhoog gaan hellen naar de achterzijde. Hierdoor worden 5 de werpschijven ook enigszins schuin omhoog gesteld naar achteren toe. Bij het uitstrooien van het materiaal wordt het materiaal naast de scheef gerichte uitstrooiing volgens de scheefstelling dwars op de rijrichting ook enigszins schuin naar achteren omhoog gestrooid. Hierdoor wordt het materiaal 10 tevens enigszins schuin naar achteren omhoog gestrooid. Door deze schuine, achterwaarts omhoog gerichte opstelling van de werpschijven kan de verdeling van het materiaal over de te bestrooien oppervlakte verder beïnvloed worden. In het bijzonder kan hierdoor voor het uitstrooien van bepaalde soorten 15 materiaal een correctie op het over de kortere afstand 15 zijwaarts van de inrichting verkregen strooibeeld bereikt worden om een voldoende vlak en gelijkmatige verdeling over de breedte 15 naast de strooier te verkrijgen. Bij het uitstrooien van bepaalde soorten materiaal kan het nl. zijn 20 dat een scheefstelling alleen een strooibeeld geeft dat naar de rand 21 toe niet geheel vlak ligt. Dit kan dan gecorrigeerd worden door de inrichting tevens enigszins in de rijrichting schuin te stellen. Met de constructie volgens fig.By moving the device slightly away from the tractor in its attachment to the arm 30 by means of an attachment part 86, the device will also tilt slightly obliquely upwards towards the rear, in addition to the skew transverse to the normal direction of movement 39. As a result, the throwing discs are also set slightly obliquely upwards to the rear. When spreading the material, the material is also scattered upwards at an angle diagonally to the rear, in addition to the skewed scattering according to the skew angle. As a result, the material 10 is also sprinkled upwards slightly obliquely to the rear. Due to this oblique, rearwardly directed arrangement of the throwing discs, the distribution of the material over the surface to be spread can be further influenced. In particular, for the purpose of spreading certain types of material, a correction can be made to the spreading pattern obtained laterally from the device over the shorter distance 15 in order to obtain a sufficiently flat and uniform distribution over the width 15 next to the spreader. When spreading certain types of material, it may be that a skew only gives a scattering image that is not entirely flat towards the edge 21. This can then be corrected by also tilting the device slightly in the direction of travel. With the construction according to fig.

13 wordt deze correctie automatisch gedaan. De constructie 25 voor de automatische correctie met het scheefstellen in de rijrichting kan ook aan beide vertikale balken 33 aangebracht * worden. Hierbij zal dan de constructie volgens fig. 13 aan beide balken 33 aangebracht kunnen worden, waarbij het sleufgat 88 dan slechts de schuine delen 90 of de schuine delen 91 30 behoeft te bevatten.13 this correction is made automatically. The construction 25 for the automatic correction with the tilting in the direction of travel can also be arranged on both vertical beams 33. The construction according to Fig. 13 can then be arranged on both beams 33, whereby the slotted hole 88 then only needs to contain the sloping parts 90 or the sloping parts 91.

Hoewel in de voorgaande uitvoeringsvoorbeelden praktisch de gehele inrichting dwars op de voortbewegingsrichting scheef gesteld wordt, is de inrichting ook zodanig uit te voeren dat alleen het strooiorgaan of meerdere strooi-35 organen als één geheel ten opzichte van een drager, bijvoorbeeld het als drager uitgevoerde gestel van de inrichting scheef gesteld kunnen worden.Although in the preceding embodiments practically the entire device is skewed transversely to the direction of travel, the device can also be designed in such a way that only the spreading member or several spreading members as a whole with respect to a carrier, for instance the frame designed as a carrier of the device can be skewed.

In fig. 13 is een uitvoeringsvoorbeeld weergegeven van een remorgaan 100 dat over althans een deel van de omtrek 8301973 Λ · 19 van een verspreidorgaan is aarrgebracht. Het remorgaan 100 is aangebracht om een strooiorgaan 102 dat overeen kan stemmen met de niet nader weergegeven verspreidorganen 11 of 12.Fig. 13 shows an exemplary embodiment of a brake member 100 which is arranged over at least part of the circumference 8301973-19 of a spreading member. The brake member 100 is arranged around a spreading member 102 which can correspond to the spreading members 11 or 12, not shown in more detail.

Het orgaan is op een afstand 103 van een enkele centimeter 5 van de omtrek van de strooiorganen aangebracht.· Het straoi-orgaan heeft werpschoepen 104 die op een enigszins naar buiten toe omhoog gerichte, conisch gevormde plaat 105 zijn aangebracht. De hoogte 107 van de schoepen neemt naar het einde 106 toe af. Tijdens bedrijf van de inrichting wordt het mate-10 riaal door de schoepen van het strooiorgaan aangevat en via de uiteinden 106 van de schoepen weggeworpen. Het materiaal zal hierbij althans ongeveer over de gehele hoogte 107 van het uiteinde 106 van een werpschoep deze verlaten. Het materiaal zal hierdoor over een niet al te hoge band 108 wegge-15 worpen worden. Het weggeworpen materiaal komt in aanraking met de in de strooibaan gelegen remplaat 101 van het remorgaan 100. De remplaat 101 is vlak en ligt onder een hoek 111 van enkele graden ten opzichte van de gemiddelde richting 110 waarin het materiaal door het strooiorgaan wordt wegge-20 worpen. Hierdoor wordt de bewegingssnelheid van het uitgestrooide materiaal afgeremd. De remplaat 101 heeft een lengte 109 om het materiaal dat door het verspreidorgaan wordt weggeworpen voldoende af te remmen. Het materiaal dat tegen de onderzijde van de remplaat 101 aankomt zal nl. langs de plaat 25 101 schuren en daardoor een deel van de energie die het heeft gekregen door het strooiorgaan verliezen. Hierdoor zal het materiaal minder ver kunnen worden weggeworpen. Verder zal het materiaal langs de remplaat enigszins geleid worden zodanig dar het de remplaat verlaat in de richting volgens de pijl 30 116. Het over de hoogte 108 weggeworpen materiaal zal aldus bewegend langs de plaat 101 meer gebundeld worden zodat het meer gebundeld in de richting 116 de remplaat verlaat. De bundeling van het materiaal langs de remplaat geeft een meer exacte begrenzing van de maximum afstand waarover het mate-35 riaal uitgestrooid kan worden. In het bijzonder is dit van belang wanneer het materiaal over een randstrook 15 g estrooid moet worden. De remplaat 101 kan dan ook op gunstige wijze samenwerken met de gedachte van de scheefstelling van de inrichting volgens één der voorgaande uitvoeringsvoorbeelden.The member is spaced a few centimeters from the circumference of the spreader members 103. The spreader member has throw vanes 104 mounted on a slightly outwardly upwardly conical plate 105. The height 107 of the blades decreases towards the end 106. During operation of the device, the material is started through the vanes of the spreading member and discarded through the ends 106 of the vanes. The material will leave at least approximately the entire height 107 of the end 106 of a throwing blade. The material will hereby be thrown over a not too high belt 108. The discarded material comes into contact with the brake plate 101 of the brake member 100 situated in the spreading path. The brake plate 101 is flat and lies at an angle 111 of a few degrees with respect to the average direction 110 in which the material is discharged through the spreading member. throws. This slows down the movement speed of the spread material. The brake plate 101 has a length 109 to sufficiently brake the material thrown away by the spreader. Namely, the material that hits the underside of the brake plate 101 will rub against the plate 101 and thereby lose some of the energy it has received from the spreading member. As a result, the material will be thrown away less far. Furthermore, the material will be slightly guided along the brake plate so that it leaves the brake plate in the direction according to the arrow 116. The material thrown away over the height 108 will thus be more bundled moving along the plate 101 so that it is more bundled in the direction 116. exits the brake plate. The bundling of the material along the brake plate gives a more precise limitation of the maximum distance over which the material can be spread. This is particularly important when the material is to be spread over an edge strip of 15 g. The brake plate 101 can therefore advantageously cooperate with the idea of the skewing of the device according to one of the preceding embodiments.

8301973 4 208301973 4 20

De remplaat 101 is achter zodanig uit te voeren dat het door het strooiorgaan weggeworpen materiaal zodanig wordt afgeremd dat de maximale strooiafstand vanaf het strooiorgaan zodanig wordt verminderd dat het materiaal bij een 5 normale horizontale stand van de strooiorganen .niet verder wordt weggeworpen dan de breedte 15 zijwaarts van de inrichting. Het remorgaan kan dan ook gebruikt worden zonder scheef-stelling van de inrichting, zodat de bevestigingsorganen uit de voorgaande uitvoeringsvoorbeelden niet nodig zijn 10 aan de inrichting. Hierbij zal de remplaat 101 een zodanige lengte 109 en richting gegeven worden dat het materiaal voldoende wordt afgeremd langs de remplaat om niet verder te worden weggeworpen dan de afstand 15 van bijvoorbeeld 12 m.The brake plate 101 can be designed at the rear such that the material thrown away by the spreading member is braked in such a way that the maximum spreading distance from the spreading member is reduced such that the material is not thrown away further than the width at a normal horizontal position of the spreading members. sideways from the device. The braking member can therefore also be used without the device being tilted, so that the fastening members of the previous exemplary embodiments are not necessary on the device. Here, the brake plate 101 will be given a length 109 and direction such that the material is braked sufficiently along the brake plate so that it is not thrown further than the distance of, for example, 12 m.

Op deze wijze kan dan ook een strooibeeld volgens fig. 5 15 verkregen vforden zonder scheef stelling van de inrichting.In this way, therefore, a scattering image according to Fig. 5 can be obtained without skewing the device.

De lengte 109 is in dit uitvoeringsvoorbeeld ongeveer 'even groot als de halve diameter 117 van het strooiorgaan. De remplaat 101 zal in het bijzonder slechts om dat deel van de omtrek van het strooiorgaan worden aangebracht waar het 20 strooiorgaan het materiaal in richtingen wegewerpt zodanig dat; het de grond zal treffen over afstanden zijwaarts van de inrichting die groter zijn dan de gewenste afstand 15.In this exemplary embodiment, the length 109 is approximately the same size as the half diameter 117 of the spreading member. In particular, the brake plate 101 will be fitted only around that part of the circumference of the spreading member where the spreading member throws the material away in directions such that; it will hit the ground over distances sideways from the device greater than the desired distance 15.

Bij fig. 13’ is de remplaat zodanig aangebracht dat de dichtst bij het strooiorgaan gelegen zijde gelijk ligt met de boven-25 zijde van de werpschoepen. De remplaat 101 buigt de bewegingsrichting van het materiaal enigszins schuin naar beneden af.In Fig. 13, the brake plate is arranged such that the side closest to the spreading member is flush with the top of the throwing blades. The brake plate 101 deflects the direction of movement of the material slightly obliquely downwards.

Eem remplaat kan ook worden aangebracht zoals in fig. 14 is weergegeven. Bij dit uitvoeringsvoorbeeld is de 30 remplaat 112 met het dichtst bij de omtrek van het verspreid-orgaan 102 gelegen uiteinde ongeveer op dezelfde hoogte gelegen als het laagste punt van het einde 106 van een schoep 104. Het materiaal dat door het einde van de schoep 104 wordt weggeworpen zal de remplaat 112 aan de bovenzijde raken en 35 langs de bovenzijde daarvan bewegen. Door de beweging langs de remplaat 112 verliest het uitgestrooide materiaal een deel van zijn energie zodat het met een geringere energie in de richting volgens de pijl 113 de remplaat 112 zal verlaten.A brake plate can also be fitted as shown in Fig. 14. In this exemplary embodiment, the brake plate 112 with the end closest to the periphery of the spreader 102 is located approximately at the same height as the lowest point of the end 106 of a blade 104. The material passing through the end of the blade 104 when discarded, the brake plate 112 will hit at the top and move along the top thereof. Due to the movement along the brake plate 112, the scattered material loses part of its energy so that it will leave the brake plate 112 with a less energy in the direction according to the arrow 113.

De"lengte 114 en de hoek 115 waaronder de plaat vanaf het 8301973 21 strooiorgaan schuin omhoog is-~scheefgesteld in de strooibaan van het materiaal, kan zodanig gekozen worden dan het materiaal zoveel energie verliest dat het maximaal over de afstand 15 zijwaarts van de inrichting wordt uitgestrooid. De remplaten 5 101 en 112 zullen zodanig beweegbaar aan het gestel van de inrichting zijn aangebracht dat zij voor het normaal over de volle breedte uitstrooien van het materiaal uit de strooibanen kunnen worden weggehaald waarlangs het materiaal door het strooiorgaan wordt weggeworpen.The length 114 and the angle 115 at which the plate is inclined upwards from the spreading member in the spreading path of the material can be selected such that the material loses so much energy that it extends maximally over the distance 15 sideways from the device. The brake plates 101 and 112 will be mounted movably on the frame of the device so that they can be removed from the spreading paths along which the material is normally spread over the full width, along which the material is thrown away by the spreading member.

10 In de fig. 15 en 16 zijn uitvoeringsvoorbeelden van remorganen 122 en 123 weergegeven, die nabij twee met de verspreidorganen 11 en 12 overeenkomende verspreidorganen 120 en 121 van een niet nader weergegeven strooi-inrichting zijn aangebracht. Deze remorganen omvatten ieder, zoals 15 in fig. 16 voor het remorgaan 123 nader is weergegeven, twee gebogen remplaten 124 en 125. De remplaat 124 vangt het door het strooiorgaan 121 weggeworpen materiaal op zodat dit materiaal langs de remplaat 124 moet bewegen en een gedeelte van zijn bewegingsenergie zal verliezen. Het langs 20 de remplaat 124 bewegende materiaal komt na de plaat 124 in aanraking met de tweede remplaat 125, die tegengesteld aan de remplaat 124 is gebogen. Langs de plaat 125 wordt het materiaal verder bewogen zodat het langs de remplaat 125 bewegende materiaal zijn bewegingsenergie verder zal verliezen. 25 Op deze wijze kan de bewegingsenergie waarmede het materiaal naar opzij van de inrichting wordt uitgestrooid zover terug- . gebracht worden dat het materiaal niet verder naar opzij wordt uitgestrooid dan gewenst is. De remplaten 124 en 125 kunnen tussen verticale eindplaten 126 en 127 aangebracht 30 zijn. Het remorgaan 122 is op dezelfde wijze voorzien van remplaten als het remorgaan 123 zoals dit ten aanzien van het remorgaan 122 niet nader is aangegeven. Het remorgaan 123 is zodanig nabij de omtrek van het strooiorgaan 121 aangebracht, dat slechts dat materiaal langs het remorgaan 35 123 beweegt, dat verder wordt weggestrooid dan de afstand waarover het materiaal zijwaarts van de inrichting moet worden weggestrooid. De verspreidorganen 120 en 121 gooien het materiaal op dezelfde wijze weg als in fig. 3 schematisch is 'weergegeven. Ieder van de verspreidorganen werpt aldus 8301973 22Figs. 15 and 16 show exemplary embodiments of brake members 122 and 123, which are arranged near two spreader members 120 and 121 corresponding to the spreader members 11 and 12 of a spreading device (not shown in more detail). These braking members each comprise, as shown in more detail in Fig. 16 for the braking member 123, two curved brake plates 124 and 125. The brake plate 124 collects the material thrown away by the spreading member 121 so that this material must move along the brake plate 124 and a portion will lose its kinetic energy. After the plate 124, the material moving along the brake plate 124 comes into contact with the second brake plate 125, which is bent opposite to the brake plate 124. The material is moved further along the plate 125 so that the material moving along the brake plate 125 will further lose its kinetic energy. In this way, the kinetic energy with which the material is spread to the side of the device can return as far. be made to ensure that the material is not spread further to the side than is desired. The brake plates 124 and 125 may be arranged between vertical end plates 126 and 127. The brake member 122 is provided with brake plates in the same manner as the brake member 123, as is not further indicated with regard to the brake member 122. The brake member 123 is disposed near the periphery of the spreader member 121 such that only that material moves along the brake member 123 which is scattered further than the distance by which the material is to be scattered sideways from the device. The spreader members 120 and 121 discard the material in the same manner as shown schematically in FIG. Each of the spreading members thus sheds 8301973 22

MVMV

het materiaal over de volle zich aan weerszijden van de inrichting- even ver uitstrekkende strooibreedte van de inrichting weg. Het strooiorgaan 120 strooit hierbij het materiaal over een sector 119 weg tussen de uiterste richtingen 128 5 en 129 waarin het materiaal wordt uitgestrooid/ Het strooiorgaan 121 strooit het materiaal uit over de strooivector 130 tussen de uiterste strooivectoren 131 en 132. De rand 127 van het remorgaan 123 is zodanig gelegen dat deze in een richting ligt evenwijdig aan een strooivector 133 waarlangs 10 het materiaal op de plaats wordt uitgestrooid en het te bestrooien oppervlak uiteindelijk bereikt op een afstand die maximaal even groot is als de gewenste afstand waarover het materiaal zijwaarts van de inrichting moet worden uitgestrooid. Bij het uitvoeringsvoorbeeld weergegeven in de 15 fig. 15 en 15 zal het materiaal dat uitgestrooid wordt volgens de vector 133 niet verder zijwaarts buiten de inrichting worden uitgestrooid als een afstand 15 van 12 m. Het materiaal dat tussen de strooirichting 131 en 133 wordt weggestrooid en verder zijwaarts weggeworpen zou worden dan de gewenste 20 afstand 15 wordt zodanig langs het remorgaan 123 afgeremd dat het niet verder dan deze gewenste afstand zijwaarts van de inrichting op het te bestrooien oppervlak komt. Het remorgaan 122 geleidt op de zelfde wijze het materiaal dat door het verspreidorgaan 123 verder zal worden weggeworpen 25 dan de gewenste afstand zijwaarts rechts van de inrichting gezien ten opzichte van de normael voortbewegingsrichting 39.the material along the full spreading width of the device extending equally on either side of the device. The spreading element 120 hereby scatters the material over a sector 119 between the extreme directions 128 and 129 in which the material is spread / The spreading element 121 scatters the material over the spreading vector 130 between the extreme spreading vectors 131 and 132. The edge 127 of the braking member 123 is located in a direction parallel to a spreading vector 133 along which the material is scattered in place and finally reaches the surface to be spread at a distance which is at most the same distance as the desired distance over which the material is lateral to the device must be scattered. In the exemplary embodiment shown in FIGS. 15 and 15, the material scattered according to the vector 133 will not be scattered further sideways outside the device as a distance of 12 m. The material scattered between the spreading directions 131 and 133 and would be thrown further laterally than the desired distance 15 is braked along the brake member 123 such that it does not come further than this desired distance laterally from the device onto the surface to be spread. The brake member 122 likewise guides the material which will be thrown away by the spreader 123 further than the desired distance sideways to the right of the device relative to the normal direction of travel 39.

Ook bij de uitvoeringsvoorbeelden volgens de fig.Also in the exemplary embodiments according to fig.

13, 14, 15 en 16 behoeft verder geen verstelling aan de 30 inrichting uitgevoerd te worden om volgens het strooibeeld 13 in fig. 5 het materiaal over de strook 15 uit te strooien.13, 14, 15 and 16, no further adjustment is to be made to the device in order to sprinkle the material over the strip 15 according to the spreading pattern 13 in Fig. 5.

Ook de doorlaatgrootte van de afvoeropening(en) van het reservoir waardoor het materiaal vanuit het reservoir aan de verspreidorganen wordt toegevoerd behoeft (behoeven) 35 niet versteld te worden. Daar door de afvoeropeningen een zelfde hoeveelheid materiaal wordt afgevoerd per tijdseenheid, zal het materiaal zijwaarts van de inrichting volgens het strooibeeld 18 van fig. 5 uitgestrooid worden. Met de uitvoeringsvoorbeelden volgens de fig. 15 en 16 wordt dus evenals 8301973 23 met de uitvoeringsvoorbeelden-volgens de fig. 13 en 14 een gemakkelijk te bedienen inrichting verkregen, waarbij het uitstrooien over kortere afstand zijwaarts van de inrichting gemakkelijk en snel is in te stellen door het aanbrengen 5 van de rsmorganen op de gewenste plaatsen in de strooibaan om de omtrek van de verspreidorganen. De remorganen behoeven bijvoorbeeld slechts in hoogterichting verstelbaar en in ten minste twee standen vastzetbaar aan het gestel van de inrichting aangebracht te zijn om ze in of uit hun werk 10 resp. binnen of buiten de strooibanen te plaatsen. Na het strooien naar één zijde over kortere afstand kunnen de remorganen dus worden weggenomen om het materiaal weer over de volle strooibreedte te kunnen uitstrooien.Nor does the passage size of the discharge opening (s) of the reservoir through which the material is supplied from the reservoir to the distribution members need (need) be adjusted. Since an equal amount of material is discharged per unit time through the discharge openings, the material will be scattered sideways of the device according to the spreading pattern 18 of Fig. 5. Thus, with the exemplary embodiments according to Figs. 15 and 16, as well as with 8301973 23, with the exemplary embodiments according to Figs. 13 and 14, an easy-to-operate device is obtained, wherein spreading over a shorter distance sideways of the device can be adjusted quickly and easily. by arranging the rms members at the desired locations in the spreading path around the circumference of the spreading members. The braking members need for instance only be adjustable in height direction and can be secured in at least two positions to the frame of the device in order to put them in or out of their work. to be placed inside or outside the spreading vanes. After spreading to one side over a shorter distance, the braking members can thus be removed in order to be able to spread the material over the full spreading width again.

De verdeling wordt met remorganen 122, 123 zodanig 15 gunstig bei'nvloed om het gewenste strooibeeld 18, zoals in fig. 5 is weergegeven, te verkrijgen, daar het materiaal bewegend ongeveer evenwijdig aan de strooirichting 133 onder een andere hoek langs de krommingen van de remplaten 124 en 125 beweegt als het materiaal dat bijvoorbeeld langs.The distribution is favorably influenced with braking members 122, 123 so as to obtain the desired spreading pattern 18, as shown in Fig. 5, since the material moves approximately parallel to the spreading direction 133 at a different angle along the curves of the brake plates 124 and 125 move like the material passing by, for example.

20 de vector 131 langs de remplaten beweegt. Voor het in de gewenste grootte afremmen van de bewegingssnelheid van het materiaal kunnen de krommingen van de platen 124 en 125 op de gewenste wijze gekozen worden. Hoewel in fig. 16 de remplaten 124 en 125 nagenoeg aan elkaar gelijk zijn doch 25 tegengesteld zijn gebogen, kunnen de platen zowel in hun breedterichting zoals in fig. 16 is weergegeven als in hun krommingen van elkaar verschillen om de gewenste j’emcapaci-teit van de remplaten te verkrijgen en verder om de gewenste uiteindelijke strooirichting waarmede het materiaal de rem-30 plaat 125 verlaat te kunnen beïnvloeden.The vector 131 moves along the brake plates. In order to slow down the movement speed of the material to the desired size, the curves of the plates 124 and 125 can be selected in the desired manner. Although in Fig. 16 the brake plates 124 and 125 are substantially equal to each other but are bent in opposite directions, the plates may differ in their width direction as shown in Fig. 16 as well as in their curvatures to achieve the desired capacity. of the brake plates and further to influence the desired final spreading direction with which the material leaves the brake plate 125.

In fig. 17 is een uitvoeringsvoorbeeld van een deel van een strooi-inrichting weergegeven met strooiorganen 138 en 139. Deze strooi-inrichting komt in hoofdzaak overeen met de szrooi-inrichtingen volgens de voorgaande uitvoerings-35 voorbeelden.Om de strooiroganen 138 en 139 zijn remorganen 140 resp. 141 aangebracht. Het remorgaan 140 strekt zich uit over dat deel van de omtrek van het strooiorgaan 138 waarover het materiaal in een zodanige zijwaartse richting wordt uitgestrooid dat het zonder de aanwezigheid van het 8301973 24 remorgaan zou worden uitgestrooid over een afstand zijwaarts van de inrichting die groter is dan de zijwaartse richting waarover het materiaal uitgestrooid moet worden om een zijkant van een te bestrooien oppervlakte te bestrooien, zoals 5 de zijkant 15 volgens fig. 1. Het remorgaan 14Ö iS voorzien van een aantal platen 142 die zich evenwijdig aan de as 145 van het strooiorgaan 138 uitstrekken. De remplaten zijn zodanig opgesteld dat het materiaal dat het strooiorgaan 138 verlaat, deze remplaten aan de, ten opzichte van de 10 normale voortbewegingsrichting 39 gezien, linker zijde raken en daardoor zodanig worden afgeremd dat zij niet verder naar rechts zijwaarts van de hartlijn 149 van de inrichting worden uitgestrooid als gewenst is voor het bestrooien van de strook 15 van een te bestrooien oppervlak, De remplaten 15 142 zijn in de draairichting 143 van het verspreidorgaan 138 in volgorde zodanig steeds uitgevoerd en/of opgesteld dat zij het materiaal zodanig afremmen dat dit binnen de gewenste maximale afstand gelijkmatig verdeeld volgens het strooibeeld 18 van fig. 5 op de strook 15 terechtkomt.Fig. 17 shows an exemplary embodiment of a part of a spreading device with spreading members 138 and 139. This spreading device mainly corresponds to the spreading devices according to the previous exemplary embodiments. braking members 140 resp. 141 fitted. The brake member 140 extends over that portion of the periphery of the spreader member 138 over which the material is spread in such a sideways direction that without the presence of the brake member 8301973 24 it would be spread a distance laterally from the device greater than the lateral direction over which the material must be spread to sprinkle a side of a surface to be spread, such as the side 15 according to fig. 1. The brake member 14 is provided with a number of plates 142 which are parallel to the axis 145 of the spreading member 138 stretch. The brake plates are arranged such that the material exiting the spreading member 138 touches these brake plates on the left side, seen in the direction of normal direction of movement 39, and is thereby braked in such a way that they are not further to the right side of the centerline 149 of the be spread as desired for spreading the strip 15 of a surface to be spread. The brake plates 142 in the direction of rotation 143 of the spreader 138 are always arranged and / or arranged in order such that they brake the material in such a way that it the desired maximum distance is evenly distributed on the strip 15 according to the spreading pattern 18 of Fig. 5.

20 Ook om het strooiorgaan 139 strekt het remorgaan 141 zich zodanig uit dat die materiaalkorrels die zonder remorgaan verder weggestrooid zouden worden zijwaarts van de inrichting als gewenst is om slechts de strook 15 te kunnen bestrooien zodanig afgeremd worden dat de meest zijwaarts weggestrooide 25 korrels niet verder zijwaarts van de inrichting op de grond komen dan de afstand 15. Het remorgaan 141 is hiervoor voorzien van een aantal in de strooibanen geplaatste remplaten 144 waarvan er een deel recht en een deel gekromd zijn. De remplaten strekken zich evenwijdig aan de as 146 uit. In tegen-30 stelling tot de remplaten van de uitvoeringsvoorbeelden volgens de fig. 13 - 16, die het materiaal in hoofdzaak in vertikale richting omleiden, geven de remplaten 142 en 144 het materiaal in hoofdzaak in horizontale richting een richtingsombuiging tijdens het afremmen en vernietigen 35 een deel van hun bewegingsenergie. De remplaten 142 en 144 worden aan die zijde door het materi aal geraakt die tegengesteld is gericht aan de richting waarin de strooiorganen 138 en 139 roteren. De remplaten 142 en 144 worden aldus aan de zijden 148 geraakt door het materiaal. De meer gebogen 8301973 25 schoepen 144 zullen het materiaal meer afremmen zodat het materiaal dat langs deze schoepen wordt weggestrooid hun bewegingsenergie voor een zeer groot deel zullen verliezen om slechts over de gewenste breedte 15 te worden uitgestrooid.Also around the spreading member 139, the braking member 141 extends in such a way that those material granules that would be scattered further without the braking member are laterally of the device if desired so that only the strip 15 can be sprinkled in such a way that the most laterally scattered 25 grains are no further the distance 15 will come to the ground laterally of the device. The brake member 141 is provided for this purpose with a number of brake plates 144 placed in the spreading paths, part of which are straight and part curved. The brake plates extend parallel to the axis 146. In contrast to the brake plates of the exemplary embodiments of Figures 13-16, which divert the material substantially vertically, the brake plates 142 and 144 direct the material substantially horizontally in direction during braking and destruction. part of their kinetic energy. The brake plates 142 and 144 are hit on that side by the material opposite to the direction in which the spreading members 138 and 139 rotate. The brake plates 142 and 144 are thus hit on the sides 148 by the material. The more curved vanes 144 will slow the material more so that the material scattered along these vanes will lose a great deal of their kinetic energy to be spread only over the desired width.

5 Het uitstrooien‘over de sektoren, zoals de sektoren 119 en 130 , in fig. 15 en in fig. 3, wordt mede veroorzaakt door de ligging van de afvoeropeningen, zoals de openingen 160 resp. 161 boven de strooiorganen 138 resp. 139. Hierbij liggen de openingen 160 en 161 symmetrisch ten opzichte 10 van het vlak 149.The scattering over the sectors, such as the sectors 119 and 130, in Fig. 15 and in Fig. 3, is partly caused by the location of the discharge openings, such as the openings 160 and 130, respectively. 161 above the spreading members 138 resp. 139. Here, the openings 160 and 161 lie symmetrically with respect to the plane 149.

In fig. 18 is een uitvoeringsvoorbeeld weergegeven waarbij om verspreidorganen, die met de verspreidorganen 138 en 139 overeenkomen en daarom met dezelfde verwijzings-cijfers zijn aangegeven, remorganen 150 en 151 zijn aange-15 bracht. Deze remorganen 150 en 151 zijn beide voorzien van rechte remplaten 152 resp 153. die evenwijdig zijn gelegen aan de draaiingsassen 145 en 146. De remplaten 152 en 153 zijn echter zodanig aangebracht dat de weggeworpen materiaal-delen op andere wijze dan in fig. 17 worden beïnvloed om 20 hun snelheid af te remmen. Het door de strooiorganen weggestrooide materiaal wordt echter weer zodanig afgeremd, dat dit niet verder wordt uitgestrooid dan de afstand 15.Fig. 18 shows an exemplary embodiment in which braking members 150 and 151 are arranged around spreading members which correspond to the spreading members 138 and 139 and therefore are indicated with the same reference numerals. These brake members 150 and 151 are both provided with straight brake plates 152 and 153, which are parallel to the rotary axes 145 and 146. However, the brake plates 152 and 153 are arranged such that the discarded material parts are different from those in Fig. 17. affected to slow down their speed. However, the material scattered away by the spreading members is again slowed down so that it is not spread further than the distance 15.

De remplaten 152 en 153 zijn zodanig in de strooibanen van de door de strooiorganen 138 en 139 weggeworpen materiaaldelen 25 geplaatst dat zij dit materiaal in hun bewegingssnelheid zullen afremmen, zodanig dat een strook 15 wordt bestrooid volgens een strooibeeld 18 in fig. 5.The brake plates 152 and 153 are placed in the spreading paths of the material parts 25 thrown away by the spreading members 138 and 139 so that they will slow down this material in their speed of movement, such that a strip 15 is sprinkled according to a spreading pattern 18 in Fig. 5.

De uitvinding is niet beperkt tot datgene wat hiervoor is beschreven en in de conclusies is weergegeven 30 doch heeft ook betrekking op datgene wat in de tekeningen is weergegeven en daaruit volgt.The invention is not limited to what has been described above and is shown in the claims, but also relates to what is shown in the drawings and follows from them.

-Conclusies- 8301973-Conclusions- 8301973

Claims (38)

1. Inrichting voor het over een oppervlak verspreiden van materiaal, in het bijzonder een kunstmeststrooier voor het verspreiden van kunstmeststoffen, voorzien van een gestel en ten minste één om een zich in hoogterichting- uitstrekkende 5 as beweegbaar strooiorgaan, dat ten opzichte van het te bestrooien oppervlak, dwars op de normale voortbewegingsrich-ting van de inrichting scheef gesteld kan worden, waarbij de inrichting is voorzien van ten minste één bevestigings-orgaan waarmede zij aan een drager, bijvoorbeeld een trekker 10 of dergelijk voertuig koppelbaar is met het kenmerk, dat althans een deel van het bevestigingsorgaan ten opzichte van het gestel van de inrichting in hoogterichting verstelbaar en in ten minste twee verschillende standen aanbrengbaar is, zodanig dat althans het strooiorgaan van de inrichting door 15 het verstellen van het bevestigingsorgaan scheef te stellen is.1. Device for spreading material over a surface, in particular a fertilizer spreader for spreading fertilizers, provided with a frame and at least one about a spreading member movable in the direction of height, which spreader relative to it surface can be tilted transversely to the normal direction of travel of the device, wherein the device is provided with at least one fastening means with which it can be coupled to a carrier, for instance a tractor or the like vehicle, characterized in that at least a part of the fastening member is adjustable in height relative to the frame of the device and can be arranged in at least two different positions, such that at least the spreading element of the device can be skewed by adjusting the fastening member. 2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan een draagarm omvat, die scharnier-baar is ten opzichte van het gestel van de inrichting om 20 een althans nagenoeg horizontale scharnieras.2. Device according to claim 1, characterized in that the fastening member comprises a carrying arm which is pivotable relative to the frame of the device about an at least substantially horizontal pivot axis. 3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de draagarm zich vanaf het scharnier in de normale voort-bewegingsrichting van de inrichting uitstrekt, waarbij de scharnieras zich althans nagenoeg loodrecht op de normale 25 voortbewegingsrichting'uitstrekt.3. Device according to claim 2, characterized in that the carrying arm extends from the hinge in the normal direction of advancement of the device, the pivot axis extending at least substantially perpendicular to the normal direction of advancement. 4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, :*et het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan een koppelpen omvat die ten opzichte van de normale voortbewegingsrichting vóór de scharnieras is gelegen, waarbij deze pen en de scharnieras 30 aan verschillende zijden van een zich omhoog uitstrekkende gestelbalk van het gestel van de inrichting zijn gelegen.4. Device as claimed in claim 2 or 3, characterized in that the fastening member comprises a coupling pin which is located in front of the pivot axis relative to the normal direction of movement, this pin and the pivot axis 30 on different sides of an upwardly extending frame beam of the frame of the device. 5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan ten opzichte van het gestel vastzetbaar is door ten minste één grendelpen. 35Device according to any one of the preceding claims, characterized in that the fastening member can be fixed relative to the frame by at least one locking pin. 35 6. Inrichting volgens een der conclusies 1-14, met het kenmerk, dat aan slechts één zijde van de inrichting een in hoogterichting verstelbaar bevestigingsorgaan is aangebracht. 83019736. Device as claimed in any of the claims 1-14, characterized in that a mounting element which is adjustable in height direction is arranged on only one side of the device. 8301973 7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan in ten minste drie standen ten opzichte van het gestel aanbrengbaar is, waarbij twee standen aan tegenover elkaar gelegen zijden zijn gelegen van een 5 middenstand van het bevestigingsorgaan, waarbij* de inrichting in een normale werkstand staat.7. Device as claimed in claim 6, characterized in that the fastening member can be arranged in at least three positions relative to the frame, two positions being situated on opposite sides of a central position of the fastening member, wherein the device is in is in a normal operating position. 8. Inrichting volgens een der conclusies 2-17, met het kenmerk, dat de draagarm twee op afstand van elkaar gelegen strippen omvat, die met elkaar zijn verbonden en 10 aan weerszijden van een zich in hoogterichting uitstrekkende gestelbalk van het gestel van de inrichting zijn gelegen.8. Device as claimed in any of the claims 2-17, characterized in that the carrying arm comprises two spaced apart strips which are connected to each other and are 10 on either side of a frame beam of the frame of the device extending in height direction. located. 9. Inrichting volgens een der conclusies 2-8, met het kenmerk, dat de draagarm is voorzien van een vaste aanslag.Device as claimed in any of the claims 2-8, characterized in that the carrying arm is provided with a fixed stop. 10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan is voorzien van een wegneembare aanslag.10. Device as claimed in any of the foregoing claims, characterized in that the fastening member is provided with a detachable stop. 11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de wegneembare aanslag in ten minste twee verschillende 20 standen aan de draagarm aangebracht kan worden.11. Device as claimed in claim 10, characterized in that the removable stop can be arranged on the carrying arm in at least two different positions. 12. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan een vast met het gestel verbonden plaat omvat, die een sleufgat bezit waarin een met de trekker koppelbaar koppelingsorgaan beweegbaar is aangebracht en 25 in ten minste twee verschillende standen in het sleufgat aanbrengbaar is.12. Device as claimed in claim 1, characterized in that the fastening member comprises a plate fixedly connected to the frame, which has a slotted hole in which a coupling member which can be coupled to the tractor is movably arranged and which can be arranged in at least two different positions in the slotted hole. . 13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het sleufgat ten minste een zich schuin omhoog uitstrekkend deel omvat.Device as claimed in claim 12, characterized in that the slotted hole comprises at least one part extending upwards at an angle. 14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het schuin gelegen deel van het sleufgat zich schuin naar achteren uitstrekt, gerekend vanaf het deel waarin het koppelingsorgaan zich bevindt bij een normale werkstand van de inrichting.14. Device as claimed in claim 13, characterized in that the oblique part of the slotted hole extends obliquely backwards, counted from the part in which the coupling member is located at a normal operating position of the device. 15. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bevestigingsorgaan een verstelmechanisme omvat voor het in hoogterichting verstellen van althans een deel van het bevestigingsorgaan ten opzichte van het gestel van de inrichting. 830197315. Device as claimed in any of the foregoing claims, characterized in that the fastening member comprises an adjusting mechanism for adjusting at least a part of the fastening member relative to the frame of the device in height direction. 8301973 16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat het verstelmechanisme een cylinder met zuigerstang omvat, waarbij - althans aan één zijde van de zuiger - in de cylinder een medium onder druk gebracht kan worden voor het verstellen 5 van de zuigerstang en cylinder ten opzichte van. elkaar, waarbij of de cylinder of de zuiger met het gestel is verbonden en of de zuiger of de cylinder met het bevestigingsorgaan is gekoppeld.16. Device as claimed in claim 15, characterized in that the adjusting mechanism comprises a cylinder with piston rod, wherein - at least on one side of the piston - a medium can be pressurized in the cylinder for adjusting the piston rod and cylinder. in comparison to. each other, wherein either the cylinder or piston is connected to the frame and whether the piston or cylinder is coupled to the fastener. 17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, 10 dat de cylinder en de zuiger zijn aangesloten aan een hydraulisch circuit waarvan de vloeistof in de cylinder geperst kan worden voor het heffen van de inrichting ten opzichte van het koppelpunt met de trekker.17. Device according to claim 16, characterized in that the cylinder and the piston are connected to a hydraulic circuit, the liquid of which can be pressed into the cylinder for lifting the device relative to the coupling point with the tractor. 18. Inrichting volgens conclusie 15, 16 of 17, met 15 het kenmerk", dat het hefmechanisme met de draagarm is gekoppeld nabij het koppelpunt waarmede het bevestigingsorgaan met de trekker is gekoppeld.18. Device as claimed in claim 15, 16 or 17, characterized in that the lifting mechanism is coupled to the carrying arm near the coupling point with which the fastening member is coupled to the tractor. 19. Inrichting volgens een der voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat om althans een deel van de omtrek van 20 het verspreidorgaan waarover het materiaal de omtrek van het verspreidorgaan verlaat een remorgaan is aangebracht voor het afremmen van de snelheid van het materiaal dat door het strooiorgaan wordt weggeworpen.19. Device as claimed in any of the foregoing claim, characterized in that at least a part of the circumference of the spreading member over which the material leaves the circumference of the spreading member is provided with a braking member for slowing down the speed of the material passing through the spreading device is discarded. 20. Inrichting voor het over een oppervlak verspreiden 25 van materiaal, in het bijzonder een kunstmeststrooier voor het verspreiden van kunstmeststoffen, voorzien van een gestel en ten minste één om een zich in hoogterichting uitstrekkende as beweegbaar strooiorgaan, met het kenmerk, dat om althans een deel van de omtrek van het verspreidorgaan waarover 30 het materiaal door het strooiorgaan tijdens bedrijf wordt weggeworpen, althans één remorgaan is aangebracht voor het afremmen van de snelheid van het door het verspreidorgaan weggeworpen materiaal, zodanig dat althans een deel van het door het strooiorgaan tijdens bedirjf uitgestrooide 35 materiaal, over minder grote afstand vanaf het strooiorgaan op het te bestrooien oppervlak terecht komt dan zonder remorgaan.20. Device for spreading material over a surface, in particular a fertilizer spreader for spreading fertilizers, provided with a frame and at least one spreading member movable about a height-extending axis, characterized in that at least one part of the periphery of the spreading member over which the material is thrown away by the spreading member during operation, at least one braking member is arranged for slowing down the speed of the material thrown away by the spreading member, such that at least part of the spreader member during operation scattered material, ends up on the surface to be spread over a less great distance from the spreading member than without a braking member. 21. Inrichting volgens conclusie 19 of 20, met het kenmerk, dat het remorgaan althans nabij dat deel van de 8301973 omtrek van het strooiorgaan is- aangebracht waar het materiaal het strooiorgaan verlaat in een richting met een grote component loodrecht op de normale voortbewegingsrichting van de inrichting.Device according to claim 19 or 20, characterized in that the braking member is arranged at least near that part of the circumference of the spreading member where the material leaves the spreading member in a direction with a large component perpendicular to the normal direction of travel of the design. 22. Inrichting volgens een der conclusies. 1.9 - 21, met het kenmerk, dat de remplaat zich in de strooibaan van het door een strooiorgaan tijdens bedrijf uitgestrooid materiaal uitstrekt onder een hoek met de bewegingsrichting van het uitgestrooide materiaal. 3_qDevice as claimed in any of the claims. 1.9 - 21, characterized in that the brake plate extends in the spreading path of the material spread by a spreading device during operation at an angle to the direction of movement of the spread material. 3_q 23. Inrichting volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat in de strooirichting van het materiaal gerekend twee op elkaar aansluitende remplaten zijn aangebracht, waarvan de een zich in een andere richting uitstrekt dan de andere.Device as claimed in claim 22, characterized in that, in the direction of spreading of the material, two contiguous brake plates are arranged, one of which extends in a different direction than the other. 24. Inrichting volgens conclusie 22 of 23, met het 15 kenmerk, dat een remplaat althans in hoofdzaak vlak is.24. Device according to claim 22 or 23, characterized in that a brake plate is at least substantially flat. 25. Inrichting volgens conclusie 22 of 23, met het kenmerk, dat een remplaat een gebogen plaat is.25. Device according to claim 22 or 23, characterized in that a brake plate is a curved plate. 26. Inrichting volgens een der conclusies 22 - 25, met het kenmerk, dat een remorgaan ten minste één remplaat 20 omvat die zich uitstrekt in een richting met althans een horizontale component.26. Device according to any one of claims 22-25, characterized in that a brake member comprises at least one brake plate 20 which extends in a direction with at least a horizontal component. 27. Inrichting volgens een der conclusies 22 - 25, met het kenmerk, dat een remplaat zich althans in hoofdzaak uitstrekt evenwijdig aan de draaiingsas van het verspreid- 25 orgaan.27. Device as claimed in any of the claims 22-25, characterized in that a brake plate extends at least substantially parallel to the axis of rotation of the spreader. 28. Inrichting volgens een der conclusies 19-27, met het kenmerk, dat een remorgaan meerdere remplaten omvat die een hoek met elkaar insluiten en/of anders gekromd zijn.Device according to any one of claims 19-27, characterized in that a brake member comprises a plurality of brake plates which enclose an angle with each other and / or are curved differently. 29. Inrichting volgens een der conclusies 19 - 28, 30 met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van twee strooiorganen, om ieder waarvan om althans een deel van hun omtrek een remorgaan is aangebracht.29. Device as claimed in any of the claims 19-28, 30, characterized in that the device is provided with two spreading members, around each of which a brake member is arranged around at least a part of their circumference. 30. Inrichting volgens een der conclusies 19 - 29, met het kenmerk, dat een remorgaan vanuit hun werkstand 35 om de omtrek van het strooiorgaan wegneembaar zijn.A device according to any one of claims 19 to 29, characterized in that a braking member can be removed from their working position around the circumference of the spreading member. 31. Inrichting volgens conclusie 30, met het kenmerk, dat een remorgaan beweegbaar en naar keuze in één van ten minste twee standen ten opzichte van het gestel vastzetbaar is, waarbij het in één stand in een werkstand staat en in 8301973 κ * - * een tweede stand buiten de strooibanen van het strooiorgaan is gelegen.31. Device according to claim 30, characterized in that a braking member is movable and optionally lockable in one of at least two positions relative to the frame, in one position in a working position and in 8301973 κ * - * a second position is located outside the spreading paths of the spreading member. 32. Remorgaan volgens een der conclusies 19 - 31 be stemd om te worden toegepast bij een strooi-inrichting.32. Braking member according to any one of claims 19 - 31 for use in a spreading device. 33. Inrichting volgens een der voorgaande.conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van twee strooiorganen die ten opzichte van elkaar tegengesteld roteren tijdens bedrijf van de inrichting en zodanig zijn uitgevoerd en het materiaal vanuit het reservoir toegevoerd krijgen 10 tijdens bedrijf, dat zij het materiaal ieder over een zelfde strook uitstrooien tijdens bedrijf van de inrichting.33. Device as claimed in any of the foregoing claims, characterized in that the device is provided with two spreading members which rotate opposite to each other during operation of the device and which are designed in such a way that the material is supplied from the reservoir during operation, that they each spread the material over the same strip during operation of the device. 34. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de strooiorganen zijn voorzien van werpschoepen, die naar het uiteinden toe zodanig smaller 15 worden dat het door de schoepen geleide materiaal de omtrek verlaat in een zich in hoogterichting uitstrekkende smalle baan.34. Device according to any one of the preceding claims, characterized in that the spreading members are provided with throwing blades which narrow towards the ends such that the material guided by the blades leaves the circumference in a narrow path extending in height direction. 35. Werkwijze voor het strooien van materiaal, in het bijzonder voor het uitstrooien van kunstmest, met een strooi-inrichting voorzien van ten minste één om een zich 20 in hoogterichting uitstrekkende draaiingsas beweegbaar ver-spreidorgaan, met het kenmerk, dat de strooibreedte althans naar één zijde van de inrichting beperkt kan worden door het scheefstellen van althans het strooiorgaan van de inrichting in een richting dwars op de normale voortbewegingsrich-25 ting.35. Method for spreading material, in particular for spreading fertilizer, with a spreading device provided with at least one spreading member movable about a rotation axis extending in height direction, characterized in that the spreading width is at least one side of the device can be limited by skewing at least the spreading member of the device in a direction transverse to the normal direction of travel. 36. Werkwijze volgens conclusie 35, met het kenmerk, dat de strooibreedte naar één zijde toe wordt gehalveerd door het scheefstellen van de strooi-inrichting ten opzichte van de normale stand van de inrichting, een en ander zodanig 30 dat de strooi-inrichting langs de zijrand van een te bestrooien stuk land kan worden voortbewogen op een afstand van deze rand die gelijk is aan de halve breedte van de sproeibreedte van een sproei-inrichting zodat de strooi-inrichting over dezelfde sporen kan bewegen als de sproei-inrichting.36. A method according to claim 35, characterized in that the spreading width is halved to one side by tilting the spreading device relative to the normal position of the device, all this in such a way that the spreading device along the side edge of a piece of land to be sprinkled can be advanced at a distance from this edge equal to half the width of the spray width of a sprayer so that the spreader can move on the same tracks as the sprayer. 37. Inrichting zoals hiervoor is beschreven en in de tekeningen is weergegeven.37. Device as described above and shown in the drawings. 38. Werkwijze zoals hiervoor is beschreven en in de tekeningen is weergegeven. -o-o-o-o-o- 830197338. Method as described above and shown in the drawings. -o-o-o-o-o- 8301973
NL8301973A 1983-06-03 1983-06-03 APPARATUS AND METHOD FOR SPREADING MATERIAL OVER A SURFACE NL8301973A (en)

Priority Applications (23)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8301973A NL8301973A (en) 1983-06-03 1983-06-03 APPARATUS AND METHOD FOR SPREADING MATERIAL OVER A SURFACE
JP59502187A JPS60501490A (en) 1983-06-03 1984-05-30 A device that spreads materials on the ground
EP84200780A EP0127922B1 (en) 1983-06-03 1984-05-30 Spreading material on a surface
US06/668,377 US4763844A (en) 1983-06-03 1984-05-30 Spreading material on a surface
AT95200524T ATE199471T1 (en) 1983-06-03 1984-05-30 SPREADER
AT84200780T ATE127656T1 (en) 1983-06-03 1984-05-30 SPREADING MATERIAL ON A SURFACE.
EP95200524A EP0663143B1 (en) 1983-06-03 1984-05-30 A spreader for spreading material
FR848408518A FR2546710B1 (en) 1983-06-03 1984-05-30 DEVICE AND METHOD FOR SPREADING PRODUCTS ON A SURFACE, IN PARTICULAR FERTILIZER SPREADER
PCT/NL1984/000015 WO1984004868A1 (en) 1983-06-03 1984-05-30 Spreading material on a surface
GB08413712A GB2140662B (en) 1983-06-03 1984-05-30 Spreading material on a surface
NZ208359A NZ208359A (en) 1983-06-03 1984-06-01 Fertiliser spreader: coverage reducible by adjustment
DE19843420617 DE3420617A1 (en) 1983-06-03 1984-06-02 Spreading appliance, especially mineral-fertiliser spreader
DE19843420669 DE3420669A1 (en) 1983-06-03 1984-06-02 Spreading appliance, especially mineral-fertiliser spreader
DE3448273A DE3448273C2 (en) 1983-06-03 1984-06-02 Tractor-operated mounted spreader, especially mineral manure spreader
FI850428A FI87297C (en) 1983-06-03 1985-02-01 Method of using a propagating means to propagate material across a surface and propagating means for carrying out the method
DK198500475A DK172501B1 (en) 1983-06-03 1985-02-01 Method and apparatus for spreading material on a surface
GB08613373A GB2177886B (en) 1983-06-03 1986-06-03 Spreading material on a surface
GB08613375A GB2178288B (en) 1983-06-03 1986-06-03 Spreading material on a surface
GB08613374A GB2177887B (en) 1983-06-03 1986-06-03 Spreading material on a surface
FR898915546A FR2637448B1 (en) 1983-06-03 1989-11-27 DEVICE AND METHOD FOR SPREADING PRODUCTS ON A SURFACE, ESPECIALLY A FERTILIZER SPREADER
FR898915545A FR2637447B1 (en) 1983-06-03 1989-11-27 DEVICE AND METHOD FOR SPREADING PRODUCTS ON A SURFACE, IN PARTICULAR FERTILIZER SPREADER
FR898915544A FR2637446B1 (en) 1983-06-03 1989-11-27 DEVICE AND METHOD FOR SPREADING PRODUCTS ON A SURFACE, IN PARTICULAR FERTILIZER SPREADER
DK199700689A DK173935B1 (en) 1983-06-03 1997-06-12 A spreader for spreading material on a surface

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8301973A NL8301973A (en) 1983-06-03 1983-06-03 APPARATUS AND METHOD FOR SPREADING MATERIAL OVER A SURFACE
NL8301973 1983-07-04

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8301973A true NL8301973A (en) 1985-01-02

Family

ID=19841946

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8301973A NL8301973A (en) 1983-06-03 1983-06-03 APPARATUS AND METHOD FOR SPREADING MATERIAL OVER A SURFACE

Country Status (4)

Country Link
JP (1) JPS60501490A (en)
DE (3) DE3420669A1 (en)
FR (1) FR2546710B1 (en)
NL (1) NL8301973A (en)

Families Citing this family (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE4433475A1 (en) 1994-09-20 1996-03-21 Amazonen Werke Dreyer H Centrifugal fertilizer spreader
DE19902552B4 (en) * 1999-01-22 2004-11-11 Rauch Landmaschinenfabrik Gmbh Method of spreading fertilizer using a double disc spreader
DE10028236A1 (en) 2000-06-07 2001-12-13 Rauch Landmaschfab Gmbh Centrifugal spreaders, especially fertilizer spreaders
DE10111553A1 (en) 2001-03-10 2002-09-12 Rauch Landmaschfab Gmbh Process for distributing grit and centrifugal spreader to carry out the process
EP1247437A3 (en) 2001-04-05 2002-10-23 Rauch Landmaschinenfabrik Gmbh Method for distributing granular material and centrifugal distributer for carrying out this method
DE10128941A1 (en) 2001-06-18 2002-12-19 Rauch Landmaschfab Gmbh Centrifugal fertilizer spreader has guides mounted over disks which restrict width of spread pattern, this angle being reduced to reduce overlap of spread patterns from each disk
JP5982598B1 (en) * 2016-04-01 2016-08-31 初田拡撒機株式会社 Eye sand spreader
DE102019110062A1 (en) * 2019-04-16 2020-10-22 Thomas Reiter Agricultural machine

Family Cites Families (14)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE7023962U (en) * 1900-01-01 Fahrzeug Und Landmaschinenfabrik Unsinn S Device for spreading granular material
DE1180562B (en) * 1957-12-23 1964-10-29 Amazonen Werke Dreyer H Centrifugal spreader, especially for spreading mineral fertilizer
AT265723B (en) * 1965-09-10 1968-10-25 Hermann Rauch Fabrik Landw Lic Device for continuously changing the spreading width on centrifugal spreaders
US3473739A (en) * 1966-03-29 1969-10-21 Lely Corp The Device for spreading granular or powdery material
US3643872A (en) * 1969-10-20 1972-02-22 Lely Corp The Device for spreading granular or powdery material
DE2031557A1 (en) * 1970-06-26 1971-12-30 Fahrzeug- Und Landmaschinenfabrik Sebastian Unsinn, 8890 Aichach Device for spreading granular material
DE2041804A1 (en) * 1970-08-22 1972-02-24 Max Pietsch Spreading device for variable spreading pattern
AT354172B (en) * 1974-09-14 1979-12-27 Weichel Ernst SPREADER FOR AGRICULTURAL VEHICLES
SE7504215L (en) * 1975-07-29 1976-12-10 Avikens Metall Ab CONTROL SYSTEM FOR LIQUID DISTRIBUTION T EX FOR GARDEN IRRIGATION
DE2652914A1 (en) * 1976-11-20 1977-12-01 Kuxmann Geb Fertiliser spinner lift mechanism - has lower linkage connectors selectively vertically movable by hydraulic cylinders controlled by sensors
NL7702938A (en) 1977-03-18 1978-09-20 Lely Nv C Van Der AGRICULTURAL IMPLEMENT FOR USE ON THE LINKAGE OF A TRACTOR.
DE2719405B2 (en) * 1977-04-30 1979-11-15 Amazonen-Werke H. Dreyer Gmbh & Co Kg, 4507 Hasbergen Machine for spreading fertilizers
JPS5756656U (en) * 1980-09-18 1982-04-02
DE3117786C2 (en) * 1981-05-06 1983-12-22 Amazonen-Werke H. Dreyer Gmbh & Co Kg, 4507 Hasbergen Seed drill

Also Published As

Publication number Publication date
DE3420617A1 (en) 1984-12-06
DE3420617C2 (en) 1988-11-10
DE3420669A1 (en) 1984-12-06
FR2546710A1 (en) 1984-12-07
DE3448273C2 (en) 1990-03-29
FR2546710B1 (en) 1990-04-13
JPS60501490A (en) 1985-09-12

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP0663143B1 (en) A spreader for spreading material
NL8301973A (en) APPARATUS AND METHOD FOR SPREADING MATERIAL OVER A SURFACE
NL8701870A (en) MACHINE FOR DISTRIBUTION OF EQUIPMENT.
NL192558C (en) Soil cultivation machine.
DE2556475A1 (en) SPREADER FOR GRAINY OR POWDERED MATERIAL
US6116526A (en) Implement for spreading granular and/or pulverulent material
NL8500757A (en) DEVICE FOR DISTRIBUTION OF MATERIAL.
NL8105365A (en) CENTRIFUGAL SPREADER FOR THE SPREAD OF FERTILIZERS.
NL8304183A (en) DEVICE FOR SPREADING MATERIAL OVER A SURFACE
EP0385236B1 (en) Centrifugal spreader for fertilizer
EP0410312A1 (en) Centrifugal spreader for granular materials, particularly fertilizers
NL8302688A (en) AGRICULTURAL APPARATUS, IN PARTICULAR AN APPARATUS FOR THE SPREAD OF SPREADABLE MATERIAL.
BE1004504A3 (en) Device for marketing in the bottom of liquid manure in particular slurry.
NL1005981C2 (en) Device for spreading powder and / or granular material.
DE60316368T2 (en) Device and machine for distributing fertilizer or other granular material
NL9201689A (en) DEVICE FOR DISTRIBUTION OF MATERIAL.
NL192240C (en) Device for spreading granular and / or powdery material.
EP0438823A1 (en) Device and method for spreading granular or powdered material
NL8400155A (en) IMPLEMENT FOR SPREADING MATERIAL ON A SURFACE.
NL8401700A (en) APPARATUS FOR SPREADING SPREADABLE MATERIAL AND METHOD FOR USING THE APPARATUS
EP0784917B1 (en) An implement for spreading granular and/or pulverulent material
NL8500759A (en) APPARATUS FOR SPREADING PELLETS / OR POWDER MATERIAL.
NL8104119A (en) Granular or powdered material spreader - has pair of spaced, variable speed rotary distribution plates mounted beneath hopper
BE876046A (en) INRICHTING VOOR HET STROOIEN VAN KORREL- EN / OF POEDERVORMIG MATERIAAL
NL8502337A (en) DEVICE FOR DISTRIBUTION OF MATERIAL.

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
BI The patent application has been withdrawn