<Desc/Clms Page number 1>
Werkwijze voor het stapelen van voorwerpen.
De huidige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het stapelen van voorwerpen, meer speciaal van voorwerpen in de vorm van stukgoederen, meer speciaal goederen in de vorm van kannen, bussen, of dergelijke, waarbij deze goederen tijdens hun stockage of transport op een pallet of dergelijke op elkaar worden gestapeld.
Zulke voorwerpen worden doorgaans naast elkaar geschikt en in verschillende lagen boven elkaar gestapeld, waarbij de voorwerpen van een bepaalde laag rechtstreeks op een onderliggende laag rusten.
Men weet dat bij het stapelen van voorwerpen, vooral van voorwerpen die door hun vorm of afmetingen niet overlappend op een onderliggende laag kunnen worden gestapeld, verticale zuilen ontstaan van opeengestapelde voorwerpen, waarbij deze zuilen, door de onvermijdelijke oneffenheden van de paletten en van de op elkaar steunende onderzijde en bovenzijde van de voorwerpen, doorgaans zeer onstabiel zijn en de neiging hebben om te kantelen of uit elkaar te waaieren tijdens de verplaatsing van zulke gestapelde voorwerpen.
Deze onstabiliteit is des te groter naarmate de hoogte van de stapel groter is en wordt onder meer negatief beïnvloed door krachten die tijdens het verplaatsen op de stapel inwerken.
<Desc/Clms Page number 2>
De huidige uitvinding heeft tot doel aan de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden.
Hiertoe betreft de uitvinding een werkwijze voor het stapelen van voorwerpen die erin bestaat de betreffende voorwerpen naast elkaar en in opeenvolgende lagen boven elkaar te stapelen, waarbij tijdens het stapelen minstens tussen bepaalde lagen voorwerpen, minstens plaatselijk, een soepel materiaal wordt aangebracht voor het stabiliseren van de stapel.
Het voornoemde soepel materiaal wordt door het gewicht van de bovenliggende laag of lagen stevig op de onderliggende laag gedrukt, waardoor de voorwerpen van deze onderliggende laag stevig bij mekaar worden gehouden en de stapel voorwerpen onder het soepel materiaal, zich als één stabiel geheel gedraagt, zodat, bijgevolg, de stabiliteit van de volledige stapel aanzienlijk verbeterd wordt.
Afhankelijk van de vorm en afmetingen van de te stapelen voorwerpen, kan zulk soepel materiaal op verschillende niveaus tussen de lagen van de stapel' worden aangebracht, bijvoorbeeld om de twee of meer lagen, of zelfs tussen alle lagen van de stapel.
Een voordeel van deze werkwijze volgens de uitvinding is dat zij toelaat op een zeer snelle en goedkope manier te voorzien in een stabiele stapeling van voorwerpen op een pallet of dergelijke.
Nog een voordeel is dat een voornoemd soepel materiaal herbruikbaar is voor het stapelen van een volgende
<Desc/Clms Page number 3>
pallet of dergelijke, waardoor deze werkwijze volgens de uitvinding als milieuvriendelijk bestempeld kan worden.
Volgens een eerste uitvoeringsvorm wordt het soepel materiaal gevormd door banden die op bepaalde rijen gestapelde voorwerpen worden aangebracht, waarbij de lengte van deze banden minstens gelijk is aan de breedte van twee te stapelen voorwerpen.
Volgens een andere uitvoering wordt het soepel materiaal gevormd door een vel waarvan de afmetingen groter zijn dan de afmetingen van twee te stapelen voorwerpen.
In een meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm zullen de banden of vellen soepel materiaal een lengte bezitten die groter is dan de breedte van de stapel voorwerpen, respectievelijk afmetingen die groter zijn dan de dwarsafmetingen van de stapel voorwerpen.
De banden of vellen kunnen in eender welk soepel materiaal worden verwezenlijkt, zoals kunststoffolie, geweven materiaal, of dergelijke.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende toepassingen beschreven van de werkwijze voor het stapelen van voorwerpen volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin:
<Desc/Clms Page number 4>
Figuur 1 schematisch en in perspectief een stapel kannen weergeeft die volgens een bekende werkwijze op een pallet zijn gestapeld; figuur 2 een zicht weergeeft zoals in figuur 1, doch van een onafgewerkte stapel kannen tijdens het stapelen volgens de werkwijze van de uitvinding; figuren 3 en 4 varianten weergeven van figuur 2; figuur 5 de afgewerkte stapel kannen van figuur 4 weergeeft ; figuren 6 en 7 varianten weergeven van figuur 5.
In figuur 1 is een stapel 1 voorwerpen 2 weergegeven, in dit geval kannen die zoals algemeen bekend in lagen 3 op elkaar op een pallet 4 zijn gestapeld, waarbij de gestapelde voorwerpen 2 rechtstreeks op de onderliggende voorwerpen 2 rusten.
Door het stapelen op deze bekende manier worden, zoals weergegeven, zuilen 5 van op elkaar gestapelde voorwerpen 2 gevormd die bij het verplaatsen van de stapel 1, bij gebrek aan een voldoende ondersteuning, weinig stabiel zijn en de neiging vertonen uit elkaar te waaieren en om te kantelen.
In figuur 2 is een stap weergegeven tijdens het stapelen van voorwerpen 2 op een pallet 4, meer speciaal tijdens het stapelen van kannen zoals in figuur 1, waarbij in dit geval, volgens de uitvinding, tussen bepaalde lagen 3 een soepel materiaal wordt aangebracht in de vorm van banden 6 die op bepaalde rijen naast elkaar gestapelde voorwerpen 2 worden gelegd.
<Desc/Clms Page number 5>
In het weergegeven voorbeeld worden tussen de vierde en de vijfde laag 3 twee banden 6 aangebracht op twee buitenste rijen voorwerpen 2, terwijl tussen de zesde en de zevende laag 3 twee banden 6 worden aangebracht op de buitenste rijen die haaks gelegen zijn op de lengterichting van de lager gelegen en reeds eerder aangebrachte banden 6.
Het is duidelijk dat zulke banden 6, door het gewicht van de erboven gelegen voorwerpen 2, stevig op de onderliggende voorwerpen 2 worden gedrukt, waardoor deze onderliggende voorwerpen 2 als het ware door de banden 6 met elkaar verbonden worden en er aldus verhinderd wordt dat de eronder gelegen zuilen 5 uit elkaar kunnen bewegen en kunnen kantelen.
De banden 6 zorgen met andere woorden voor een stabilisering van de stapel 1 in de lengterichting van de banden 6.
Door de banden 6 kruiselings aan te brengen tussen de lagen 3 wordt een stabilisering bekomen volgens twee loodrechte richtingen, waardoor een zeer stabiel geheel gerealiseerd wordt waarop verder kan gestapeld worden tot wanneer de stapel 1 de gewenste hoogte bereikt.
Het is duidelijk dat de kruiselings aangebrachte banden 6 ook samen op eenzelfde niveau tussen twee opeenvolgende lagen 3 kunnen worden voorzien, waarbij deze banden 6 mekaar bij voorkeur minstens gedeeltelijk overlappen, en dat de banden 6 niet noodzakelijk op de buitenste rijen 'voorwerpen 2 moeten worden aangebracht maar bijvoorbeeld ook op bepaalde binnenste rijen of op
<Desc/Clms Page number 6>
alle rijen kunnen worden voorzien.
De lengte van de banden 6 is minstens gelijk aan de breedte van twee te stapelen voorwerpen en is bij voorkeur groter dan of gelijk aan één dwarsafmeting van de stapel 1, zodat alle voorwerpen van een bepaalde rij voorwerpen 2 van een laag 3 door zulke band 6 bedekt worden.
Alhoewel in figuur 2 de banden 6 zich volgens de dwarsrichtingen van de stapel 1 uitstrekken, is' het niet uitgesloten dat de banden 6 schuin ten opzichte van deze dwarsrichtingen worden aangebracht.
In figuur 3 is een andere uitvoeringsvorm weergegeven, waarbij tussen bepaalde lagen 3, in dit geval tussen de vierde en de vijfde laag 3, in plaats van banden 6, een vel 7 uit soepel materiaal wordt toegepast, waarbij in dit geval het vel 7 uit soepel materiaal niet alleen voorwerpen 2 in eenzelfde rij bedekt, maar ook voorwerpen 2 in één of meer aangrenzende rijen bedekt, waardoor met dit vel 7 een stabilisatie van de stapel 1 wordt bekomen in beide dwarsrichtingen van de stapel 1.
Alhoewel in figuur 3 het vel 7 uit soepel materiaal de onderliggende laag 3 met voorwerpen 2 slechts gedeeltelijk bedekt, zal bij voorkeur, zoals weergegeven in figuur 4, een vel 7 uit soepel materiaal gebruikt worden dat de onderliggende laag 3 van voorwerpen 2 volledig bedekt en waarvan de afmetingen derhalve nagenoeg even groot zijn of groter zijn dan de dwarsafmetingen van de stapel 1.
<Desc/Clms Page number 7>
In figuur 5 is de stapel 1 van figuur 4 weergegeven nadat deze volledig is opgebouwd tot de gewenste hoogte met bijvoorbeeld in totaal acht lagen 3 van voorwerpen 2, waarbij tussen de vierde en de vijfde laag 3 een vel 7 uit soepel materiaal is aangebracht.
In de figuren 6 en 7 zijn twee varianten weergegeven van figuur 5, waarbij in het geval van figuur 6 om de twee lagen 3 van de stapel 1 een vel 7 uit soepel materiaal is toegepast, terwijl in het geval van figuur 7, om een nog grotere stabiliteit van de stapel 1 te bekomen, zulk vel 7 is aangebracht tussen alle lagen 3 van de stapel 1.
De banden 6 of vellen 7 uit soepel materiaal kunnen aan één of aan beide zijden ruw worden uitgevoerd teneinde de wrijving tussen het soepel materiaal en de voorwerpen 2 die ermee in contact zijn te verhogen, waardoor de voorwerpen 2 nog beter worden samengehouden in zijdelingse richting, hetgeen bijdraagt tot een nog grotere stabiliteit.
Deze ruwheden kunnen bijvoorbeeld worden gevormd door een reliëfstructuur, bijvoorbeeld in de vorm van ribben, groeven, noppen of dergelijke.
Door gebruik te maken van een soepel materiaal zullen door het gewicht van de voorwerpen dat zodanig is dat het door het gewicht van de voorwerpen 2 de banden 6 of vellen 7 worden ingedrukt en aldus automatisch de negatieve vorm aannemen van de bovenzijde, respectievelijk onderzijde, van het voorwerp 2 waarmee
<Desc/Clms Page number 8>
het in contact is.
Het soepel materiaal kan een kunststof zijn of textiel en kan geweven zijn of gevormd zijn als een folie.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven werkwijze, doch kan volgens verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.