ritsig
Uiterlijk
- rit·sig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ritsig | ritsiger | ritsigst |
verbogen | ritsige | ritsigere | ritsigste |
partitief | ritsigs | ritsigers | - |
ritsig [2]
- seksueel opgewonden
- Het ritsige rund stond in de wei.
- Het woord ritsig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ritsig" herkend door:
22 % | van de Nederlanders; |
42 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ ritsig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be