knuffelig
Uiterlijk
- knuf·fe·lig
- Naamwoord van handeling van knuffelen met het achtervoegsel -ig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | knuffelig | knuffeliger | knuffeligst |
verbogen | knuffelige | knuffeligere | knuffeligste |
partitief | knuffeligs | knuffeligers | - |
knuffelig
- van een persoon die veel wil aangehaald worden
- het verliefde stel was heel knuffelig.
- Het woord knuffelig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knuffelig" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be