haat-liefdeverhouding
Uiterlijk
- haat-lief·de·ver·hou·ding
- (samenkoppeling) van haat en liefde samengesteld met verhouding
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | haat-liefdeverhouding | haat-liefdeverhoudingen |
verkleinwoord |
de haat-liefdeverhouding v
- een ambivalente relatie waarin men de partner zowel hartstochtelijk liefheeft als even hartstochtelijk haat
- De postmoderne auteurs waarmee Sokal de draak stak, hebben een haat-liefdeverhouding met de bètawetenschappen. Aan de ene kant grossieren ze graag in wiskunde en fysica, omwille van het hoge aanzien dat deze wetenschappen bij het grote publiek genieten en de hoop dat dit aura van autoriteit op hen afstraalt. Aan de andere kant trekken ze zich weinig aan van de inhoud van wetenschappelijke theorieën en etaleren ze er zelfs een zeker misprijzen voor. Wetenschap zou louter een sociale constructie zijn die de ideologische vooroordelen van de heersende sociale klasse reflecteert. [1]
- Ilay houdt van Israël, maar haat het land nog meer. Dat maakt hem labiel, en het geeft een zekere spanning aan het stuk, maar Ilay uit zich vooral emotioneel. Dat maakt hem bang van zichzelf. „Zonder jou ben ik een radicale gek”, zegt hij tegen zijn bruid. En het klopt. Inzichtelijk worden zijn bezwaren en kritiek niet.[2]
1.een ambivalente relatie waarin men de partner zowel hartstochtelijk liefheeft als even hartstochtelijk haat
- Het woord haat-liefdeverhouding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Johan Braeckman & Maarten Boudry De ongelovige Thomas heeft een punt' ISBN 978-90-8924-188-7 2011 pagina 282
- ↑ NRC Ron Rijghard 12 april 2013